-----***-----

Ik loop rustig over straat na een lange dag reizen. Ik was van het dorpje aan de grens van spanje waar ik woonde helemaal naar Parijs gereist om te gaan studeren. Morgen zou de school waarvoor ik me had ingeschreven had beginnen. Ik had vanmiddag een zolder kamer van een huis aangewezen gekregen en liep nu door de straten van Parijs oop zoek naar een herberg.
Na een tijde lopen kwam het geluid uit een herberg op me af. Ik volgde mijn oren en loop meteen naar binnen als ik eraan kom. Ik ging zitten en bestelde een fles wijn. De man achter de toog kwam naar me toe met een fles wijn. Hij leek vele opzichten op mijn oude vriend Lestat, hij woonde zoals een markieszoon betaamt nog in het huis van zijn ouders.
Ik loop weer terug naar het kamertje als de fles op is. Ik stap hard door de straten waar ik nog niet zo heel lang geleden ook nog liep. Bij het huis aan gekomen klop ik even de stof van mijn jas af en ga naar binnen. 'Nicolas, mijn jongen waar heb jij gezeten?' Vroeg de man die zijn zolder aan mij verhuurde. mijn vader had hem een brief geschreven op mij te letten. 'Ik heb wat rond gelopen beste heer, en nu ga ik het liefst naar bed want ik moet morgen aan het werk.' Zeg ik en loop daarna naar boven. Op het zolder kamertje is het onaangenaam koud.
Ik was nog even snel mijn gezicht in de kom water die op de tafel staat. ik stap in bed, om snel te gaan dromen over mijn goede oude vriend Lestat.