Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje
Hoofdstuk 0: Voorstukje
Het geluid van het gevecht klonk vreemd in de natuur. Het leek er niet te horen. En in afwachting van wie zou winnen, hield het bos haar adem in.
Het was een mooi gevecht dat zich daar tussen de bomen afspeelde, een gevecht tussen twee grootmeesters. Prachtig en perfect. Beide mannen waren goed getraind, en ze vochten met verstand en koele blik. Ze waren aan elkaar gewaagd. Maar slechts een van hen zou kunnen winnen.
Naarmate de tijd vorderde, werd duidelijk wie van de twee mannen het zou worden. De ander werd duidelijk zwakker, en verloor steeds meer terrein. Toch streed hij moedig verder en probeerde er bovenop te komen, maar het lukte hem niet. En tenslotte was het dan zo ver. De verloren man zonk hijgend naar de aarde.
"Je hebt me overwonnen," zei hij met schorre stem tegen zijn tegenstander die vlakbij hem stond. "Ik ben verslagen. Ik zal je dienen."
De andere man antwoordde niet. Een moment bleef hij stil staan. Toen trok hij zwijgend de kap van zijn hoofd zodat de eerste man zijn gezicht kon zien.
Toen de verslagen man zag met wie hij had gevochten, uitte hij een kreet van verbazing en zonk nog dieper naar de grond.
"Vergeef me heer," zei hij nederig tegen de man die voor hem stond, "ik ben slecht."
Maar de overwinnaar wilde daar niet van horen.
"Sta op," zei hij met ongeduldige stem tegen de verslagene. "Sta op, want ik heb je nodig."