** De prinses en het meisje van de straat - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje


Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning


Toen de grote groep de volgende ochtend wakker werd, waren de elf mensen al verdwenen. De mensen zagen dat enkele leden van hun groep misten en ze stelden Myrra vragen, maar Myrra verzon een leugen en vertelde dat het groepje vooruit was getrokken om de weg voor hun te verkennen. Ze vertelde de mensen dat ze vandaag weer op pad zouden gaan. De gewonden waren goed hersteld, en ze konden weer verder reizen.

Sinds het gevecht in de kloof, een paar dagen geleden, hadden ze niets meer van hun oude verkenners Salia, Gideon, Herbert en Marc gehoord. De mensen vreesden dat de vier niet meer terug zouden komen. Daarom vonden ze het wel logisch dat dit groepje van elf nu vooruit ging. Iedereen nam Myrra's verhaal dus voor waar aan.
De mensen maakten hun voorbereidingen voor de reis. Alles werd weer ingepakt, en voor de draagbaren werden weer vrijwilligers opgetrommeld. Een paar dagen geleden was iemand op het briljante idee gekomen de mond van Rogier te knevelen, en zo lag de jongen daar met een grote prop in zijn mond, en kon geen grove taal meer uitslaan. Het was een stuk prettiger zo.

De grote groep ging weer op reis. Myrra moest voortdurend aan Aralyssia denken. Hoe zou de prinses het doen? Zou het haar lukken haar vader en haar moeder te bevrijden? Myrra besefte dat ze het meisje miste. Ze waren toch altijd met zijn tweeën geweest. Nu was ze alleen. Alleen, in deze groep van volwassenen.

Aralyssia miste Myrra ook, maar de gedachten aan haar vader en moeder overheersten haar denken. Haar groepje schoot die eerste dag lekker op. Anders dan de grote groep, hadden zij geen gewonden mee te voeren. En ook niet veel spullen. Ze waren een stuk sneller met zijn elven.
's Avonds maakten ze kamp voor de nacht. De prinses rekende uit waar ze nu zaten. Morgen konden ze al bij de grot van haar ouders zijn!

De volgende dag, aan het begin van de middag, bereikte het kleine groepje van de prinses inderdaad de grotten waarin de koning en de koningin moesten zitten. Iedereen werd nu voorzichtig. Ze verborgen zich tussen de struiken en zorgden ervoor dat ze niet konden worden gezien. Op hun hoede speurden ze de omgeving af, en kropen langzaam verder.
Zo, steeds maar om zich heen kijkend, kwam het groepje van elf langzaam dichter bij de plek waar volgens de beschrijving van Petrol de ingang van de bewuste grot moest liggen. Eerst konden ze niets ontdekken. De omgeving zag er rustig uit en niets wees erop dat hier rebellen zouden zitten. Maar toen zagen ze plotseling een man tussen de rotsen staan. Direct wist de prinses dat ze goed zat. De man stond daar stil op zijn plek terwijl hij met zijn hoofd voortdurend de omgeving om hem heen afspeurde. Hij stond duidelijk op wacht.
"Een bewaker," fluisterde de man die achter Aralyssia kroop tegen de prinses. "Dan kunnen uw vader en moeder niet ver weg zijn."


Aralyssia knikte. "Volgens de beschrijving die ik gekregen heb, moet de ingang van de grot daar ook ergens zijn. Zie jij hem?"
Maar geen van het kleine groepje kon een ingang ontdekken.
"We moeten wachten tot de wacht afgelost wordt," zei een van de mensen. "Dan kunnen we zien waar de man heen gaat."
"Laten we onderwijl nog een stukje dichterbij kruipen," stelde de prinses voor. "Daar, bij die bosjes, dat lijkt me een goede plek om de avond af te wachten."
Dat was een goed plan, en het kleine groepje kroop voorzichtig verder. Zonder dat de wacht hun had gezien, bereikten ze het struikgewas dat de prinses aangewezen had. Van hier hadden ze inderdaad een goed zicht op de wacht. Verder dichterbij kruipen had geen zin. De kans dat de wacht hun zou ontdekken nam met elke meter toe. De prinses besloot daarom hier op de avond te wachten. En dus maakte iedereen het zich onder de struiken gemakkelijk.

Aralyssia keek om zich heen. Het was bijna hetzelfde landschap als waarin zij en Myrra toen hun grot hadden gehad: zanderig en rotsachtig met hier en daar groepjes struiken. Met een huivering herinnerde de prinses zich hoe Petrol daar iemand had gedood en hoe hij later het lijk in zee had geworpen. Deze herinnering zou nooit meer weggaan. En opeens was het meisje bang voor de komende nacht. Vannacht zouden ze weer moeten vechten. Opnieuw. Wie zou dit keer gewond raken? En wie zou vannacht doodgaan? De prinses haatte het vechten. Waarom moest altijd worden gevochten? Waarom moesten mensen worden gedood? Ze hield er niet van.

Het duurde lang voordat de wacht werd afgelost. En toen dat gebeurde, kon het groepje niet zien hoe het precies ging. Ineens was daar een tweede man. Hij nam de plek van de eerste man over en de eerste man was daarna ook ineens verdwenen. De mensen zagen niet waar hij naar toe was gegaan, en dus ook niet waar de ingang van de grot moest zitten. Aralyssia slaakte een zucht. Jammer. Nu moesten ze dat vannacht uitzoeken.
De tweede man stond nu op wacht en hij gedroeg zich net als de eerste man had gedaan: hij stond roerloos stil en alleen zijn hoofd bewoog heen en weer om de omgeving rondom hem af te speuren.
De mensen van Aralyssia letten nu niet meer op. Voorlopig zou nu toch niets meer veranderen. Ze gingen liggen en de meeste van hen vielen in slaap. Dat was ook wel goed. Vannacht moesten ze immers goed wakker zijn, wakker om hun koning te bevrijden!
Na een hele poos begon de zon te dalen, en na nog eens een poos werd het langzaam donker. De nacht viel over het gebied. Een nacht waarin veel bewolking zou zijn, wist Aralyssia. Mooi! Dat konden ze goed gebruiken.

Toen middenacht was geweest en het rondom hen volledig donker was, kwam het kleine groepje onder de struiken weer in beweging. Voorzichtig begaven ze zich op weg naar de plek waar de man op zijn wacht moest staan. Het was een nieuwe man, want de wacht was inmiddels weer afgelost. Deze man zou nu de hele nacht wacht houden. Petrol had verteld dat hij ook de enige man was die 's nachts wakker bleef. Alle andere mannen van dit kleine kamp zouden slapen. De prinses had geen idee hoe Petrol aan deze informatie was gekomen. Hij was goed, die Petrol.
Tot teleurstelling van de prinses had de wacht van het kamp geen vuur gemaakt. Daardoor kon het groepje niet zien waar hij stond. De nacht was, zoals ze al hadden verwacht, erg donker. De hele omgeving was in duisternis gehuld.
Voorzichtig naderde het kleine groepje de plek waar de wacht ergens moest zijn. Op voorstel van iemand gingen ze er rechts langs. En toen zagen ze de man ineens staan. Donker stak zijn silhouet tegen de hemel af.

Het leek nu heel gemakkelijk de man te overrompelen, en twee mannen vroegen de prinses of ze het mochten doen. Aralyssia knikte van 'ja'. En daar gingen ze! Gespannen keek de rest van de groep naar de verrichtingen van de twee mannen. Ze zagen hen naderbij sluipen. De mannen maakten geen geluid, en de wacht had niets door!
Pas toen de twee mannen heel dichtbij waren, hoorde de wacht iets en hij draaide zich om. Maar toen was het al te laat. Hij werd gegrepen en even later zonk hij naar de grond. Hij had geen kik gegeven.
Vlug kwamen de prinses en de andere mensen ook naderbij. Ze keken om zich heen. Waar was de ingang van de grot? Een van de mensen wees naar een donker gat achter een stukje rots. Dat kon het wel eens zijn. Een paar gingen op onderzoek uit.

Even later waren ze weer terug. Het gat kon inderdaad de ingang zijn. Er begon een grote gang achter het gat en heel in de verte hadden ze daar licht zien branden. Mooi! Aralyssia verdeelde de taken. Een man bleef buiten en hield de boel in de gaten. Vier mannen gingen voorop om de gang en de grotten te verkennen. En de rest kwam achter hun aan.
Zo gebeurde het, en daar ging het groepje de gang in.

Ze zaten inderdaad goed. Ergens voor hun in de grot brandde licht. De vier mensen die de gang verkenden, slopen zachtjes naar voren. Op grote afstand volgden de andere zes van Aralyssia's groep. De vier mensen kwamen in de grot waar het licht brandden. Daar lagen allemaal mannen te slapen. Vlug werden de mannen geteld. Het bleken er vijf te zijn. Mooi! Precies het aantal dat Petrol hun had genoemd. De hele vijand lag hier slapend aan hun voeten! Dat zou een makkie worden.
De vier mannen wachtten tot de andere zes ook bij hun waren en toen verdeelden ze zachtjes de taken. Ze waren met tien tegen vijf. Ze zouden ieder met zijn tweeën een man kunnen doen.

Maar helaas liep het net iets anders, want een van hun groep schopte per ongeluk tegen een steentje en dat rolde weg. Door het geluid werd een van de rebellen wakker, en die had natuurlijk meteen door dat er wat aan de hand was. Met een schreeuw sprong hij overeind.
Het werd toen toch nog een echt gevecht. De andere vier rebellen waren door het geschreeuw van hun makker ook wakker geworden. Twee van hen konden snel het zwijgen op worden gelegd, maar met de andere drie moest worden gevochten. Maar tien tegen drie was natuurlijk geen aantal, en de strijd was dan ook snel besloten. Spoedig was het weer rustig in de grot.
De prinses had met de gevechten meegedaan, maar al die tijd was ze ook erg onrustig geweest. Ze wist dat haar vader en moeder hier ergens moesten zijn en ze keek om zich heen om te zien waar ze zouden kunnen zitten. Vanuit de grot waarin ze nu waren, liepen twee gangen verder. Zouden haar vader en moeder in de ene gang zijn, of in de andere? De prinses wist het niet.

Zodra het gevecht was afgelopen, verdeelde ze haar groepje in twee.
"Jullie gaan die gang in," zei ze tegen de vijf mensen van het ene groepje. "Wij nemen deze." Ze hoopte dat ze voor haarzelf de goede gang gekozen had. Het liefst wilde ze haar vader en moeder zelf bevrijden!
Het leek of de prinses vleugels had. Voor de andere mensen van haar groep uit vloog het meisje door de gang die ze had gekozen. Plotseling hoorde ze in de verte geluid en toen wist ze dat ze goed zat.
"Mama!" gilde ze verheugd door de gang. "Papa! Zijn jullie daar?"
Het geluid van haar roep rolde door de rotsgang heen en weer, en echode plotseling van overal terug. Aralyssia schrok ervan. Dat had ze niet verwacht. Toch riep ze opnieuw. "Mama!"


Toen klonk ineens een stem.
"Wie is daar? Wat gebeurt er?"
"Papa!" riep Aralyssia uit. Ze had de stem van haar vader herkend. "Papa, ik ben het! Ik kom eraan!"
De prinses kwam aan het einde van de gang, en daar was een traliehek. Met achter dat hek de koning en koningin! Eindelijk! Het meisje stormde naar het hek toe en drukte haar lichaam er tegen aan. Ze stak beide handen door de openingen terwijl de tranen over haar wangen biggelden. "Papa, ik ben hier."
De koning aan de andere kant van het hek was erg verbaasd het meisje zo in de gang te zien. Wat onwennig greep hij de handen van de prinses.
"Aralyssia?" vroeg hij onzeker.
"Dat hek moet open," zei een van de andere vier mensen die nu ook bij Aralyssia gekomen waren. "Waar is de sleutel?"
Twee mensen renden terug naar de grot waar de lijken van de vijf bewakers nog op de grond lagen. "We hebben een sleutel nodig. De sleutel van het hek."

De koningin was nu ook wakker geworden. Wat versuft keek de vrouw naar het meisje dat daar aan de andere kant van het hek stond.
"Mama!" riep de prinses haar half huilend toe. "Ik ben eindelijk hier. Kom naar me toe. Ik kom jullie bevrijden."
Daar kwam al iemand met de sleutel terug. De mensen hadden hem in de grot van de bewakers op een richel gevonden. De man stak de sleutel in het slot van het hek, draaide hem om, en daar zwaaide het hek open. Aralyssia kon nauwelijks wachten tot het hek helemaal open was. Ze drong naar binnen en vloog in de armen van haar vader en moeder.
De koning en koningin waren erg zwak. Ze vielen bijna om toen het onstuimige meisje hen om de hals vloog. Met moeite konden ze zich staande houden. Aralyssia had dat allemaal niet door. Ze huilde en kneep haar vader en moeder haast fijn. Zo blij was ze dat ze haar ouders weer terug had.
De koning en koningin konden hun ogen maar met moeite geloven toen ze hun dochter omhelsden. Dat stevige meisje, was dat echt Aralyssia?
"Popje, wat hebben ze met je gedaan?" vroeg de koningin.

De prinses wist niet wat haar moeder bedoelde.
"Wat?" vroeg ze half lachend.
De koning antwoordde voor zijn vrouw.
"Je bent zo stoer en zo sterk. En je draagt wapens. Waar heb je geleerd met ze om te gaan?"
"Er is een heleboel gebeurd," zei Aralyssia terwijl de tranen opnieuw kwamen. "Dat vertel ik jullie nog wel eens. Kom mee. Kom vlug hieruit. We gaan terug naar het kamp van Myrra. We zijn grote vriendinnen geworden, Myrra en ik. Myrra heeft een heleboel gedaan om jullie te bevrijden."
"Kunnen jullie reizen?" vroeg een van de mensen nuchter aan de koning en koningin. Alle negen mannen die met Aralyssia mee in de grot waren gekomen, stonden nu in de gang. Ze hadden het emotionele weerzien van de prinses met haar ouders gevolgd, maar nu drong de nuchtere werkelijkheid weer aan ze op. Ja, ze moesten deze grotten verlaten. En vlug ook. Terug het bos in moesten ze. Voordat de rebellen zouden ontdekken wat hier was gebeurd.

De koning en koningin konden reizen. Ze waren in ieder geval sterk genoeg om op kleine afstand van de grot te komen. Buiten de grot sloot de tiende man zich bij hen aan. Wat onhandig stelde hij zich aan de koning en koningin voor. De koning accepteerde de onhandige beleefdheden van de man. De overige negen hadden in de grot niets gedaan, maar dat wist deze man niet. Hij wist niet goed hoe hij zijn koning anders moest begroeten.
Toen ging het met een rap tempo weg van de grotten. Weg van de plek waar de koning en koningin gevangen hadden gezeten. De twee Koninklijke mensen probeerden de andere elf zo goed en zo kwaad als het ging bij te houden, maar zeker de koningin had het daarbij erg moeilijk. Ze kon het niet lang volhouden.
De prinses zag dit. "We moeten iets verzinnen," zei ze tegen de mensen. "We komen zo niet ver. Kunnen we misschien een draagbaar voor mijn ouders maken?"
Dat was een idee, maar dan moesten ze wel goede takken vinden. En die waren op deze plek niet voorhanden.

En dus moesten de koning en koningin nog even doorlopen. Ze deden dat met veel moeite, terwijl ze ieder door iemand van de groep werden ondersteund.

Maar langzaam werd de begroeiing dichter, en de bomen werden hoger. Ze waren weer terug in het bos! Hier zonk de koningin naar de aarde. Ze kon niet meer. Aralyssia zag het en schudde haar hoofd.
"Kunnen we niet iets verzinnen?" vroeg ze half wanhopig aan de man die bij haar stond. "We moeten verder. De rebellen kunnen ons hier nog steeds vinden!"
De tien mensen deden hun best. Ze zochten de hele omgeving af en eindelijk vonden ze twee grote stokken. Gelukkig. Nu konden ze een draagbaar maken. Met behulp van kleine stokken werden de grote stokken aan elkaar gebonden en werd de draagbaar in elkaar gezet. Hij was wat ruw, maar de koningin kon er op liggen.
De koning stond er bij te kijken. Hij was ook moe, maar hij vertelde dat hij het nog wel even vol zou houden.

En zo ging de kleine stoet na dit oponthoud opnieuw op weg. Nu de koningin niet meer hoefde te lopen, konden ze beter opschieten, en ze liepen een heel stuk. Toen de morgen aanbrak, waren ze ver van de grotten verwijderd.
De groep hield stil om te ontbijten. Aralyssia rekende uit hoever het nog naar het kamp van Myrra was. Als ze nu doorliepen, zouden ze er vanavond laat aankomen. Het was nog een hele reis. Aan de andere kant, de rebellen konden de vlucht van de koning en koningin nu ieder moment ontdekken, en zodra dat was gebeurd zouden ze het hele bos gaan afspeuren. Meteen. Aralyssia wist dat deze eerste uren belangrijk waren. Hierin moesten ze zo ver mogelijk zien te komen!
De koning keek zijn peinzende dochter aan. "Waar zit je aan te denken?" vroeg hij haar.
"Of we moeten doorlopen of dat we gaan slapen," antwoordde Aralyssia. "Als we verder gaan, komen we vanavond laat bij de anderen aan."

"Vanavond nog, dat klinkt aanlokkelijk," antwoordde de koning.
"Maar kan jij het aan?" vroeg Aralyssia bezorgd.
"Kindje, maak je over mij maar geen zorgen," antwoordde de koning dapper. "Ik red het wel. Belangrijkst is dat we nu zo ver mogelijk komen. Zodra de rebellen onze vlucht hebben ontdekt, zullen ze het bos gaan uitkammen. En reken maar dat ze dat grondig gaan doen. Ik ben dan liever bij de grote groep. Nee, we moeten door. Na het ontbijt gaan we direct verder. Weet je waar de groep nu is?"
"Ja, zo ongeveer," antwoordde Aralyssia haar vader. "Ik weet welke weg ze zouden nemen, en daar gaan we naar toe."
"Mooi, dan gaan we na het eten weer op pad," beval de koning dapper. "We zijn helaas nog niet van die rebellen af."

Die dag gebeurde in het kamp van Myrra iets heel belangrijks. De spion werd ontmaskerd! En diegene die daarvoor zorgde, was niemand minder dan Albert. Albert, de man die door Myrra zo gewantrouwd was! De man die ze zo links had lagen liggen. Het meisje schaamde zich diep toen ze besefte wat voor grote fout ze had gemaakt.

Het gebeurde toen Albert die avond alleen het bos introk om er de stilte op te zoeken. Van tijd tot tijd had de man er behoefte aan om alleen te zijn. Dan genoot hij van de rust van de natuur en kwam tot zichzelf. Zo ging hij ook nu weer op pad. Met grote stappen stapte hij door het bos. Maar toen hij een klein stukje had gelopen, hoorde hij ineens stemmen. Haastig verminderde hij vaart en verborg zich achter een groot struikgewas. Behoedzaam sloop hij toen dichterbij. Hij was nieuwsgierig van wie de stemmen zouden zijn. Zo dicht bij Myrra's kamp kon dat alleen van mensen van hun groep zijn, of van de vijand.
En het was van beide! Toen Albert dicht genoeg genaderd was, zag hij niet ver van hem in het bos Eran en Gert-Jan staan. De twee mannen waren diep in gesprek en het was duidelijk dat ze elkaar goed kenden. Albert schrok enorm toen hij dit zag. Eran, een van de belangrijkste mannen binnen de rebellen. En Gert-Jan, hun eigen Gert-Jan! De man die zo handig met hout was dat hij voor de groep alles maakte. Tot pijlen aan toe. Een man die Albert nooit van spionage zou hebben verdacht.

Maar die Gert-Jan stond nu hier en praatte met de vijand.
De twee mannen praatten zacht, en Albert kon niet horen wat ze zeiden. Maar dat hoefde ook niet. Voor hem was duidelijk wat hier gebeurde. En hij begreep dat hij moest ingrijpen. Zachtjes pakte de man zijn boog van zijn rug, en stil legde hij een pijl aan. Een van de pijlen die door Gert-Jan waren gemaakt. Hoe wrang kon het lot soms zijn. De man richtte en schoot toen af. Met een zoemend geluid stoof de pijl uit de bosjes, en hij raakte zijn doel! Vol trof hij Gert-Jan in zijn borst die direct ineen kromp en op de grond neerviel.
Eran schrok op en trok meteen zijn zwaard. Vlug zocht de rebel dekking achter een boom. Daar vloog Alberts tweede pijl. Hij was voor Eran bedoeld, maar die miste helaas doel. Eran stond veilig achter de boom, en Albert zou naar hem toe moeten gaan.
Hij besloot dat te doen.

Voorzichtig kwam Albert overeind. Met een omweg liep hij op de boom af. Daar verraste hij Eran die hem niet uit die richting had verwacht. Maar Eran ontdekte hem op tijd, en een gevecht ontspon.
Het was een heftig gevecht tussen de mannen, daar midden in het bos. Beide mannen wisten wat hier op het spel stond, en ze vochten hevig. Eran was goed. Hij was niet voor niets een van de rechterhanden van Arthur, het hoofd van de rebellen. Hij verstond de vechtkunst en vocht krachtig. Albert had een hele kluif aan hem.
Even leek het erop dat Eran zou winnen. Albert werd vermoeid, en hij kon de slagen van zijn tegenstander steeds moeilijker afweren. Maar toen maakte Eran een fout. Een domme fout, die helemaal niet nodig was geweest. Een fout die hem fataal werd. Albert sloeg toe. En daar zakte Eran naar de grond.

Hijgend stond Albert naast het lijk van de man uit te rusten. Hij had overwonnen. Een korte vreugde stroomde door hem heen. Maar toen kwam de woede over Gert-Jan weer terug. Die verrader! Dat hij hun groep zo had verraden! Dit moest Myrra weten.
Albert gunde zich geen extra tijd om uit te rusten. Woest draaide hij zich om en vlug ging hij terug naar het kamp.

Myrra schrok toen ze de man zo bezweet en moe, maar ook zo woedend op haar af zag komen.
"Wat is er?" vroeg ze bezorgd.
Maar Albert wilde het haar niet te midden van alle anderen vertellen.
"Kom met me mee," zei hij kort tegen haar.
Hij nam Myrra mee naar de plek waar hij zojuist had gevochten, en liet haar de lijken van Eran en Gert-Jan zien.
"Gert-Jan," zei Myrra verbaasd toen ze dode man zag liggen. "Hij is dood. Wat is hier gebeurd? Weet jij dat?"
"Ik heb hem doodgeschoten," antwoordde Albert. "Hij was met Eran aan het praten. De verrader."
Myrra wist meteen hoe het zat.
"De spion," zei ze terwijl ze Albert verrast aankeek. "Dus hij was de spion."
Albert keek het meisje verbaasd aan. "Wist je dat we een spion hadden?" vroeg hij.
Myrra knikte stil.


Opeens begreep Albert alles.
"En je wantrouwde iedereen," zei hij tegen Myrra. "Ook mij."
"Zelfs mij," liet hij er daarna verwijtend op volgen. "Myrra toch."
Myrra keek naar de grond.
"Het kon iedereen zijn," antwoordde ze.
"Dus daarom schoof je me terzijde," zei Albert en hij keek het meisje boos aan. "Ik heb me echt afgedankt gevoeld. Klopt het? Verdacht je me inderdaad van spionage?"
Myrra knikte. Ze staarde nog steeds naar de grond. De man keek op het kleine meisje neer.
"En nu?" vroeg hij streng. Hij was echt boos dat Myrra hem dit had aangedaan. Alle pijn van de afgelopen dagen kwam weer in hem naar boven.
Myrra keek naar Gert-Jans dode lichaam dat op de grond lag.
"Ik denk dat we de spion nu hebben," antwoordde ze.
Maar dat was niet wat Albert wilde horen.

"Ik denk?" vroeg de man verbaasd en boos aan het meisje. "Ga je door met mij te wantrouwen?"
Albert pakte Myrra's gezicht beet. Hij deed dat erg ruw. Hij was vergeten dat ze nog een kind was. Hij behandelde haar als een volwassen man.
"Ik weet wel zeker dat we de spion nu hebben," sprak hij boos tegen haar. "Ik wil dat je ophoud met mij te verdenken."
Myrra gaf geen antwoord. Ze keek Albert niet aan. De man ging boos verder.
"Myrra, als hij niet de spion was geweest maar ik, zou ik nu toch niet naar jou toegekomen zijn! Dat is toch duidelijk? Dan had ik de lichamen stiekem begraven, en nooit zou iemand meer wat van Gert-Jan hebben gehoord. Kom op, Myrra, ik wil dat je me gelooft. Ik ben hier om jou te dienen. Dat ben ik altijd geweest. En het doet me pijn als je me niet vertrouwt."
Myrra keek nu naar Albert op. Ze zag zijn ogen boven haar, ogen die eerlijk stonden. En opeens besefte ze hoe trouw en toegewijd Albert altijd was geweest. Die ruwe man. Hoe goed hij altijd voor haar had gezorgd. Ze moest hem inderdaad heel veel pijn gedaan hebben door hem zo af te stoten.
"Sorry," zei ze zachtjes tegen hem. "Het spijt me."
En ze meende wat ze zei.
Maar Albert nam geen genoegen met een simpel uitgesproken sorry.

"Sorry wil ik niet horen," zei hij bars. "Ik wil horen dat je me vertrouwt. Vertrouw je me?"
Opnieuw keek Myrra in Alberts ogen. Het meisje voelde zich wat gevangen. Graag wilde ze de man vertrouwen, maar oh, kon ze dat ook? Kon ze zeker weten dat hij nu niet een spelletje met haar speelde?
Toen dacht ze aan alles wat hij voor haar had gedaan. Hoe hij haar in Karandi had gesteund. Hoe hij haar daar had geholpen een leger te verzamelen. Ze herinnerde zich hoe hij zich altijd voor haar doel had ingezet. Hoe hij in de cafés bij de haven voor haar gepraat had, en iedereen had opgetrommeld haar te steunen. Zij, die toen nog niet meer was geweest dan een straatmeisje met een groot plan. Zou die man, die haar toen zo hielp, nu niet meer te vertrouwen zijn?
Ze herinnerde zich zijn inzet voor de groep. Hoe hij haar altijd van advies had voorzien. Goede adviezen. En hoe hij haar tijdens die grote veldslag verdedigd had. Albert was altijd in haar buurt geweest, en altijd had hij haar geholpen. Moest ze deze trouwe man nog wantrouwen?
Myrra kon het niet geloven. En bovendien: was Albert niet al voor terugkeer van de koning geweest voordat zij, Myrra, maar een plan had gehad? Voordat ze met haar groep was begonnen. Helemaal in het begin, toen ze nog bij de heer Vanark had gewoond. Had hij toen ook al niet de koning steeds verdedigd? Het meisje besefte nu: Ze had Albert niet moeten wantrouwen. Van alle mensen had ze juist hem kunnen vertrouwen. Ze werd een beetje misselijk toen ze besefte wat ze de man had aangedaan. Ze kon het niet meer hebben dat ze Albert zo behandelde.
"Ja," antwoordde ze toen eerlijk. "Ik vertrouw je, Albert. Ik zal je vanaf nu altijd vertrouwen."

Er werd aan het gebeurende geen verdere woorden vuil gemaakt. Het meisje en Albert begroeven de lijken en toen gingen ze terug naar het kamp. De avond was inmiddels al ver gevorderd en het bos was schemerig. Spoedig zou de nacht vallen. Een nacht waarin veel zou gebeuren!


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 27:
Het geheim van Gustav

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny