Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Het meisje legde de prinses uit wat ze had ontdekt. Aralyssia schrok toen ze hoorde dat de rebellen haar vader en moeder nooit hadden willen brengen en ze werd wat verdrietig.
"Ik krijg mijn ouders nooit terug," zei ze treurig tegen Myrra.
Myrra sloeg een arm om de prinses heen.
"Ja, echt wel," zei ze tegen haar, "Het gaat ons lukken, Aralyssia. Echt. Maar daarom moeten we nu verder gaan. Nu de rebellen jouw ouders niet hebben gebracht, gaan we ze zelf halen. Ik ga kijken hoe het met de gewonden is. Als ze in orde zijn, breken we morgenochtend op."
Het was vreemd om na zo'n lange tijd weer verder te reizen. Vencint was op dat moment juist weg op een van zijn reizen naar de dorpen in de omtrek, en wist dus van niets. Myrra dacht aan hem en troostte zichzelf dat hij hun wel weer zou vinden. De jongen was erg handig.
Het inpakken van de spullen duurde dit keer langer dan anders. Nu de groep zo lang hier was geweest, waren er gewoon veel meer spullen in te pakken. Myra werd erg ongeduldig terwijl de mensen rondom haar druk bezig waren. Maar ze wist dat ze er niets aan kon veranderen.
Onder een boom zat Aralyssia de route uit te denken. Met haar vinger tekende de prinses de omgeving in het zand en bedacht hoe ze het beste konden reizen.
"Myrra, kom eens!" riep ze op een gegeven moment naar het meisje.
Myrra liep naar de prinses toe. Aralyssia liet haar zien welke route ze wilde nemen.
Ze had ook nog aan iets anders zitten denken.
"We weten dat de rebellen erop uit zijn om ons uit de weg te ruimen," vertelde ze aan Myrra. "Ik denk daarom niet dat we nog op een eerlijk gevecht moeten rekenen. Ik ben erg bang dat de rebellen ons de volgende keer stiekum zullen aanvallen. Onverwacht, als we er niet op bedacht zijn. We moeten dus op onze hoede zijn."
Dat was inderdaad waar!
"Ja, je hebt gelijk," zei Myrra geschrokken. "Inderdaad, Aralyssia. Daar moeten we rekening mee houden. Hoe zullen we dat doen?"
Maar Aralyssia had er al over nagedacht.
"We hebben verkenners nodig," vertelde ze het straatmeisje. "Mensen die voor ons de weg gaan verkennen. Daarom heb ik de plattegrond hier getekend. We moeten de verkenners vertellen hoe we gaan reizen, zodat zij voor ons uit kunnen reizen."
Maar dat vond Myrra toch wel wat gevaarlijk.
"De spion!" wierp ze hier tegenin. "Stel dat een van die verkenners de spion is. De rebellen weten dan precies hoe we gaan reizen!"
"Dat weten de rebellen toch wel," antwoordde Aralyssia. "En dat weet je best. Ook zonder hun spion weten ze precies waar in het bos we zijn. En ze weten ook waar we naartoe gaan. Naar hun hoofdkwartier, nietwaar? De rest kunnen ze dan wel afleiden. Ze kennen het gebied. Dus zo geheim hoeft onze route niet te zijn."
Myrra zag in dat de prinses gelijk had en knikte.
"Ik dacht eraan om Salia, Gideon, Herbert, en Marc vooruit te sturen," ging Aralyssia verder. "Deze vier mensen zijn erg goed, en ik denk dat we ze wel kunnen vertrouwen. Zij moeten voor ons uit reizen, het gebied dat voor ons ligt verkennen, en ons waarschuwen als ze iets vreemds zien. Zodat we gewaarschuwd zijn als de vijand in een hinderlaag voor ons ligt."
Maar toch zag Myrra nog haken en ogen aan het plan.
"Ik weet het niet," zei het meisje twijfelend. "Wat als zij zelf in een hinderlaag komen? En wat als ze dan gedwongen worden ons valse informatie te geven?"
Dat was waar.
"Hmm," antwoordde Aralyssia. "Je hebt gelijk. We moeten een code afspreken."
"Als een van hen de spion is, komt de vijand daar achter," zei Myrra meteen.
Aralyssia haalde haar schouders op.
"Ja, die kans lopen we altijd," zei de prinses een beetje treurig. "Omdat we de spion nog steeds niet ontmaskerd hebben. Maar we moeten verder. En het zijn maar vier mensen. Ik denk dat we geen andere keuze hebben dan de gok te nemen. We kunnen niet iedereen wantrouwen."
"Wisten we maar wie de spion was," zuchtte Myrra nog eens opnieuw.
"Ja, antwoordde Aralyssia. "Maar, is het plan goedgekeurd?"
Hier verbaasde Myrra zich over. Aralyssia, de prinses, die haar, het straatmeisje, om goedkeuring vroeg? Ze had altijd gedacht dat de prinses en zij partners waren, en gelijkwaardig in deze strijd. Maar in deze dagen begon dat langzaam te veranderen. De mensen van de groep zagen haar als leider. Zij alleen, en niet Aralyssia. En Aralyssia begon zich daar ook steeds meer naar te gedragen.
Maar tijd om hierop in te gaan, had Myrra niet.
"Het is goed," antwoordde ze de prinses. "Doe het maar. Je hebt gelijk dat we niet iedereen kunnen wantrouwen. Ergens moeten we risico nemen."
En toen riep iemand anders haar alweer, en moest ze vlug daar naar toe.
Na een heleboel voorbereidingen was de groep dan eindelijk klaar. En als een lange sliert trokken ze door het bos. Ze volgden het spoor dat Aralyssia had uitgetekend en gingen naar het noordoosten. Volgens plan liepen Salia, Gideon, Herbert en Marc een stuk voor iedereen uit. De vier verkenden de omgeving en deden verslag over wat ze tegen kwamen. Hierop stelde Aralyssia af en toe haar koers bij. Myrra bemoeide zich daar niet mee. Zij hield zich bezig met de groep. En dat was nodig ook, want daar was iets veranderd. De mensen hadden hun eerste gevecht gehad. Ze hadden de rebellen verslagen. En daar waren ze allemaal erg trots op. Maar nu lag het gevecht al weer een paar dagen achter hun, en de trotsheid was omgeslagen in een soort bravoure. Verbeelding en herinnering waren in elkaar vervaagd. De overwinning van een paar dagen geleden leek nu erg groot, en het gevecht leek makkelijker te zijn geweest dan dat het in werkelijkheid was geweest. En de mensen begonnen te denken dat ze onoverwinnelijk waren. Ze vonden dat ze de rebellen met gemak verslagen hadden, en dat ze ze de baas waren.
Myrra merkte tot haar schrik dat de mensen minder hard trainden. Ze trainden nog wel iedere ochtend, maar daarbij spanden ze zich niet meer zo veel in als vroeger. Ze dachten dat het zo ook wel voldoende was, en dat ze de rebellen zo ook wel konden verslaan. En dat was natuurlijk niet zo. Het meisje had al haar energie nodig om de mensen aan te sporen goed te blijven trainen. En ze maakte zich grote zorgen.
Ze herinnerde de mensen eraan dat het gevecht niet makkelijk was geweest en dat ook aan hun kant mensen gewond waren geraakt en zelfs waren doodgegaan. Maar het was moeilijk de groep daarvan te overtuigen. De mensen hadden het idee dat de rebellen niet zo sterk waren, en dat idee kon Myrra niet uit hun hoofden praten. Alleen ervaring zou dit nog kunnen rechttrekken: de ervaring van een volgend gevecht met de rebellen. Een gevecht dat vast nog wel zou komen. Maar zouden ze dan nog wel sterk genoeg zijn? Zouden de rebellen hun dan niet meteen overmeesteren? Myrra wist het niet, en ze was wat bang voor dat gevecht.
Rogier ging met de groep mee. De jongen kon niet lopen, maar zoals voor iedere gewonde die dat niet kon, was ook voor hem een draagbaar gemaakt. En de mensen uit de groep droegen hem daarop door het bos. De jongen was verder goed gezond en bij kennis. En hij onthield zich er dan ook niet van om vanaf zijn draagbaar op alles en iedereen commentaar te geven. Alles wat de mensen rondom hem deden, kraakte hij af, en hij schold iedereen de huid vol. Daardoor was hij niet geliefd. Als 's ochtends vrijwilligers voor de draagbaren werd gezocht, was hij altijd de laatste voor wie nog mensen gevonden moesten worden. En als ze 's avonds het kamp opsloegen, werd hij vaak ver weg van iedereen gezet. Meestal bleef hij daar dan ook de hele nacht, want hij werd vergeten, of de mensen dachten expres niet meer aan hem. Ook kwam het regelmatig voor dat hij niet te eten kreeg, omdat ze hem over het hoofd hadden gezien. Myrra liet dat maar zo. Ze vond dat het Rogiers eigen schuld was. Als hij wat aardiger deed, zouden de mensen hem vast hebben willen helpen. Ook al was hij 'Een van de rebellen'. Dat wist ze.
Albert was deze dagen stil. Na die avond van het gevecht dat Myrra bij hem had uitgehuild, had het meisje hem niet meer benaderd. Hij begreep dat Myrra hem niet om haar heen wilde, ook al begreep hij nog steeds niet waarom. En hij was verdrietig. De man had stilletjes gehoopt dat zijn heldhaftig optreden tijdens het gevecht, waarbij hij het meisje meerderenmalen uit een moeilijke positie had bevrijd, ervoor zou hebben gezorgd dat Myrra hem weer vertrouwde. Maar dat leek niet te zijn gebeurd. Myrra leek zijn verdiensten zelfs al helemaal vergeten te zijn, en dat maakte de man verdrietig. Albert was iemand die graag erkenning wilde. Hij was heldhaftig en trouw, maar wel had hij de acceptatie en bewondering van iemand nodig. Nu kreeg hij deze niet. En hij vroeg zich dan ook regelmatig af of hij nog wel verder moest trekken of dat hij niet beter terug naar Karandi kon gaan. Hier liep hij het gevaar in een gevecht te worden gedood. Thuis in Karandi zou hij zijn rustige leventje weer kunnen oppakken, en er zou geen vuiltje aan de lucht zijn. Maar hoezeer het vooruitzicht van een rustig leven hem ook lokte, toch bleef hij bij de groep. Hij voelde te veel warmte voor Myrra om haar aan haar lot over te laten.
Van Alberts gevoelens wist Myrra niets af, en ze merkte niet hoe stil de man was. Het meisje was zo druk met alle problemen die zich nu eenmaal altijd in een groep voordoen, dat ze geen gelegenheid had zich over Albert te verbazen.
Ook de prinses was stiller dan normaal. Ze moest vaak aan haar vader en moeder denken, de koning en de koningin, en dan vroeg ze zich af hoe het met ze zou zijn. Werden ze door de rebellen goed behandeld? Soms was ze bang voor het effect dat de komst van hun leger op ze zou hebben. En dan vlogen de koude rillingen door haar lichaam. Zaten ze nog wel in het rebellenkamp daar bij de zee? Soms vreesde ze van niet. Misschien waren ze al lang verscheept. De rebellen wisten immers dat hun leger eraan kwam. En ze wisten ook wat het doel van dit leger was. En ook zat die spion nog steeds bij hun in de groep, een spion die de rebellen precies vertelde waar ze waren en wat ze gingen doen.
Hoe langer de prinses over al deze zaken nadacht, hoe zekerder ze ervan was dat haar vader en moeder niet meer in het rebellenkamp zaten. De rebellen zouden ze vast al naar een veiliger plek gebracht hebben. Zeker na die mislukte veldslag. Ze wisten nu dat Myrra’s leger sterk was, en dat het de rebellen zou kunnen verslaan. Ze zouden vast hun voorbereidingen getroffen hebben. Maar waar konden de koning en koningin naar toe zijn gebracht? Waar zouden ze zijn? En hoe kon zij ze nu nog vinden? Zou ze haar ouders ooit nog wel kunnen vinden? Zou ze ze ooit wel kunnen bevrijden? De prinses twijfelde sterk hieraan en zag het allemaal somber in.
En toen kwam het onverwachte gevecht dat Aralyssia had voorspeld. De hinderlaag.
Het gebeurde toen ze op een middag door een nauwe kloof trokken. Links en rechts van de kloof stegen de rotswanden stijl omhoog. De mensen hadden al een paar maal angstig omhoog gekeken. Ze vonden het vreemd dat ze hier doorheen trokken. De kloof was zo nauw en zo hoog! Als bovenop de vijand stond en hun belaagde, konden ze nergens heen.
En toen gebeurde inderdaad waarvoor ze bang waren geweest. Een wolk van pijlen schoot plotseling omlaag. Ze leken vanuit het niets te komen, maar toen de mensen omhoog keken, zagen ze bovenop de rotsen de rebellen staan. Zowel links als rechts! Grote boogschutters die hun bogen alweer klaarmaakten voor een nieuwe aanval van pijlen. De mensen beneden in de kloof begonnen te gillen en te rennen. Ze renden vooruit, op zoek naar een plek om te schuilen. Plotseling was de kloof vol herrie en gedrang. Mensen gilden, en daar tussendoor kermden de gewonden die door de eerste pijlenregen waren geraakt.
"Hier! Hier!" werd ineens geroepen. Iemand had een plek gevonden waar rotsblokken wat overhelden en voor beschutting zorgden. Groot was de plek niet, maar ze konden er allemaal onder. Alle mensen renden naar de plek. Erachteraan hinkten en strompelden de gewonden. Met de pijlen nog in hun lichamen. Daar kwam de tweede pijlenregen. Ze troffen weer doel. Een kreet klonk op, en daar viel een man. Hij was al gewond geweest en had de overhangende rotsblokken net te laat bereikt. Daar verderop viel ook een man. Myrra zag het gebeuren en durfde niet te denken aan de gewonden die nog terug in de kloof lagen. Arme mensen die niet meer konden lopen en die nu aan de rebellen overgeleverd waren.
Nog een derde regen van pijlen kwam, maar toen stond iedereen al veilig onder de overhangende rotsen en alle pijlen misten. Nu had het geen zin meer te schieten. Dat zag de vijand ook en de pijlenregen hield op.
Toen werd het heel stil in de kloof. De mensen onder de overhangende rotsblokken hielden hun adem in. Van verderop in de kloof klonk een kreet. Dat was van een van de gewonden die daar lagen. Gelukkig, ze waren niet allemaal dood.
Myrra en de prinses waren bang. Ze zaten in het nauw! Hier stonden ze, onder de overhangende rotsblokken. En ze konden geen kant op. De vijand wist waar ze waren. Hij kon zo de kloof doortrekken en ze pakken. Maar dat mocht niet gebeuren! Myrra hervond haar moed.
"We moeten een verdedigingslinie vormen," zei ze tegen de mensen. "We geven ons niet over. De boogschutters gaan vooraan. Zodra iemand de kloof door komt, schieten we met scherp. Hebben jullie allemaal nog voldoende pijlen? Daarachter komt de rest, met getrokken zwaard. We moeten klaar staan voor het gevecht."
Het gebeurde zoals Myrra had gezegd, en de groep maakte zich klaar om zich te verdedigen. De gewonden op de draagbaren werden achteraan gelegd, en daarvoor stelde iedereen zich op. Met getrokken zwaard, en gespannen boog. Klaar voor het gevecht.
Weer klonk een kreet vanuit de kloof.
"Dat is Hans, ik zie hem liggen," fluisterde iemand tegen Myrra. "Wat doen we met hem? Het gaat me door merg en been."
"Mij ook," antwoordde Myrra. "Maar ik weet niet of die boogschutters daar nog zijn."
De man tuurde omhoog.
"Ik zie niets," zei hij. "Maar misschien hebben ze zich alleen maar verstopt."
"Durf je het aan Hans te gaan halen?" vroeg Myrra.
Weer schreeuwde Hans van de pijn.
Dat overwon de angst van de man.
"Ik wil het proberen," zei hij dapper tegen Myrra. "Ik neem een van de draagbaren en houd dat boven mijn hoofd. Dat zal me beschermen."
De man voegde de daad bij het woord, en nam een van de draagbaren van de gewonden. Die tilde hij op, en zo met de draagbaar als bescherming tegen de pijlenregen ging hij de kloof in.
Er gebeurde niets, alles bleef stil. Myrra vroeg zich af waar de rebellen nu waren. Waren ze er nog wel?
Na een poosje was de man weer terug met Hans.
"Er liggen daar nog meer gewonden," vertelde hij, "Ik ga ze halen. Hanno kan aan de slag."
Nu de andere mensen hadden gezien dat Hans veilig opgehaald was, waren ze zelf ook minder bang en ze hielpen mee met het ophalen van de overige gewonden. Spoedig was iedereen die nog leefde onder de rotsblokken. Hanno ging aan het werk. De mensen maakten zo goed en zo kwaad als het ging plaats voor hem. Ze stonden dicht op elkaar, want het was krap onder de rotsblokken. Nog steeds was iedereen op zijn hoede, en nog steeds speurden de boogschutters de gang van de kloof af. In afwachting van de komst van de rebellen. Maar er gebeurde niets.
Myrra vroeg zich af wat met de vier verkenners was gebeurd. Waarom was de groep niet door ze gewaarschuwd? Ze vreesde het ergste voor ze. Vast zouden ze door de rebellen zijn gevonden en gepakt zijn. Die ellendige spion ook! Het meisje hoopte vurig dat ze er nu snel achter zouden komen wie van hun groep het was.
De dag ging voorbij, en het werd langzaam donker.
"Vannacht is er geen maan," zei Aralyssia. "We kunnen dan misschien door de kloof trekken."
Dat was een goed idee! Natuurlijk moesten ze ooit verder. Hier konden ze niet altijd blijven. En nu vannacht geen maan was, zou dat de beste kans zijn. Dat zouden ze doen.
De mensen wachtten daarom tot de nacht gevallen was. Toen het zo ver was, was het in de kloof zo donker dat je geen hand voor ogen kon zien. Prima! Zo zou de vijand hun niet vanaf de rotsblokken kunnen beschieten.
Iedereen maakte zich klaar voor de tocht. De draagbaren moesten worden gedeeld, want er waren nu meer gewonden. Alleen Rogier had nog de luxe van een eigen draagbaar. Natuurlijk: niemand die naast hem wilde liggen.
Het duurde even voordat iedereen gereed was. Er werden stukken touw uitgedeeld. Daarmee werd iedereen aan elkaar gebonden, zodat niemand van de groep zou afdwalen. En toen gingen ze op pad.
In het donker worstelden de mensen zich naar de uitgang van de kloof. Daar buiten de kloof was het lichter. Vanuit het donker was de uitgang zo goed te zien. Direct na de kloof begon het bos weer. Als ze dat zouden kunnen bereiken, zouden ze veilig zijn. Want dan hadden ze weer de ruimte. Maar Myrra vreesde dat de rebellen dat niet zomaar zouden toestaan. Vast zouden die hun aan het eind van de kloof opwachten. Om hun af te slachten, of om hun weer terug te dringen. Maar als ze de koning en de koningin wilden bevrijden, zouden ze de kloof uit moeten komen. Verder zien te komen. Verder door het bos. Dus een gevecht was onvermijdelijk. En deze nacht zonder maan was daar de beste nacht voor.
En inderdaad, dicht bij het uiteinde van de kloof stonden de rebellen Myrra's groep op te wachten. Er was nu geen andere keus. Ze moesten vechten, en de rebellen verslaan om verder te kunnen reizen.
Dit keer was er geen handen schudden. En geen tellen tot tien. Het gevecht begon meteen. Met een regen van pijlen, die door Myrra's groep werd beantwoord.
En weer werden de geluiden van de natuur overstemd door gestamp, gevloek, het tinken van staal op staal, het suizen van de pijlen, geschreeuw, gekerm, en alles wat bij een gevecht hoorde. Het nachtelijk bos schrok op, en trok zich terug zodat de groep vechtende mensen daar bij de uitgang van de kloof de enige in de wereld leek te zijn.
Tot haar grote opluchting zag Myrra dat het groepje vijandige rebellen maar klein was. Als ze flink hun best deden konden ze ze wel verslaan. Tenminste, als haar mensen maar echt vochten, en niet dachten dat het allemaal vanzelf kwam zoals ze de afgelopen dagen hadden gedacht.
Maar de mensen vochten gelukkig. En ze vochten goed. En de groep van Myrra versloeg de rebellen. Net als de vorige keer eindigde het gevecht weer erg plotseling: een bevel, en daar gingen alle rebellen er vandoor. Van het een op het andere moment was er geen vijand meer en was het gevecht afgelopen. Myrra's mensen waren opgelucht en begonnen te juichen. Ze hadden weer gewonnen! En het einde van de kloof lag voor hun open. Ze konden verder!
Vlug trokken ze de kloof uit en het bos in. In de schaduw van de bomen zochten ze beschutting. De nacht was inmiddels alweer bijna voorbij. Ze zouden niet lang kunnen slapen. Maar daar bekommerde niemand zich om. Iedereen was erg blij en opgelucht. Ook deze tweede aanval van de rebellen hadden ze afgeslagen. De enige die niet blij was, was Rogier. Vanaf zijn draagbaar vloekte de jongen in de lucht: hij had gehoopt eindelijk bevrijd te worden. Maar helaas voor hem, dat was niet gebeurd. De mensen om hem heen lachten de jongen uit, en zetten zijn draagbaar nog een stukje verder van het vuur. Rogier zou een koude nacht krijgen.
Maar ook nu waren weer gewonden, en ook waren weer doden gevallen. De groep zag zich gedwongen een paar dagen op deze plek te blijven.
Dit tot grote ongerustheid van Aralyssia. Het gevecht had de prinses er niet geruster op gemaakt. Het meisje maakte zich grote zorgen over haar vader en moeder. Nu wisten de rebellen echt dat ze niet met zomaar een groep van doen hadden. Nu wisten ze dat Myrra's groep niet tegen te houden was. Hun leger was een serieuze tegenstander en de rebellen moesten zo langzamerhand wel weten dat ze voor hun op moesten passen. Wat betekende dit voor haar vader en moeder? Wat zouden de rebellen gaan doen? De prinses was erg bang dat ze met de koning en koningin zouden vluchten. En nu, nu zij verplicht waren vanwege de gewonden op deze plek te blijven, hadden ze alle tijd om dat te doen. En wat als dat gebeurde?
Maar daar kwam het verlossende woord. Petrol dook op. Eindelijk. En de man bracht goed nieuws. Ook dat was eindelijk. Alles veranderde ineens voor het leger van Myrra. De twee meisjes ontmoetten de man toen ze op een middag met zijn tweeën ver buiten hun kamp waren. Plotseling stond hij voor hun, en de meisjes schrokken eerst. Maar toen herkenden ze hem en ze waren allebei dolblij hem te zien.
"Petrol, eindelijk!" riep Myrra tegen de man, en ze vloog hem om de hals. "Ik ben zo blij dat je er weer bent. We hebben zo naar je uitgekeken!"
"Sst," waarschuwde Petrol meteen. "Niet zo luid. Ze mogen ons niet horen. Kom, ga onder die struik zitten. Dan vertel ik jullie wat ik weet."
De twee meisjes en Petrol kropen onder de struik, en toen kon de prinses zich niet langer inhouden.
"Petrol, hoe gaat het met mijn vader en moeder?" vroeg ze angstig aan de man terwijl hij nog nauwelijks zat. "Zijn ze er nog? Zijn ze nog in het kamp?"
Het meisje was zo gespannen dat ze een beetje beefde. Ze was ook erg bang voor het antwoord.
"Ze zijn niet meer in het kamp," antwoordde Petrol en Aralyssia's hart miste een slag.
"Hoe bedoel je?" vroeg ze stamelend. Ze kon nauwelijks uit haar woorden komen. Al het bloed trok uit haar hoofd weg.
Petrol legde troostend zijn hand op de knie van de prinses. "Maak je geen zorgen," zei hij geruststellend tegen het meisje, "ze maken het goed. En ik weet waar ze zijn. Ik zal het je vertellen. Ze zitten niet ver weg. Ze zijn ondergebracht op een plek ergens ten noordwesten van het kamp. Je weet dat het daar erg rotsachtig is, en er zijn grotten die niet makkelijk te vinden zijn. In een van die grotten zijn de koning en koningin verborgen.
Aralyssia was opgelucht dat haar vader en moeder nog op het eiland waren.
"Kunnen we ze bevrijden?" vroeg ze aan Petrol.
"Ja," antwoordde de man, "en juist daarom ben ik nu naar jullie toe gekomen. Nu is het de tijd om het te doen. Jullie moeten het nu doen. Er is maar een klein groepje dat de koning en koningin bewaakt. Als jullie met ongeveer tien man komen, en in de nacht aanvallen, kunnen jullie ze verslaan. Doe dat nu. Nu is het het moment."
Aralyssia keek Myrra aan. Haar ogen schitterden.
"Laten we het doen," zei ze tegen Myrra. "Ja, laten we het doen. Alsjeblieft, Myrra, zeg ja."
"Natuurlijk zeg ik ja," antwoordde Myrra meteen. "Als Petrol zegt dat nu het beste moment is, dan heeft hij vast gelijk. We gaan er met een groepje van tien heen."
"Goed zo," zei Petrol tevreden. "Kijk, ik zal jullie tekenen waar het kamp ligt."
De man schoof wat opzij en in het zand onder de struiken tekende hij de omgeving.
De meisjes hadden snel door waar ze de grotten waarin de koning en koningin zaten, konden vinden. In feite kenden ze de omgeving nog van hun eerste reis naar deze kant van het eiland. Petrol wees ze waar de ingang lag, en vertelde hoe de wacht geregeld was.
"Je kunt het beste 's nachts aanvallen," zei hij. "'s nachts zit maar een man op wacht. De rest slaapt in de grot. Ze denken dat niemand hen kan vinden en vinden een wacht voldoende. Als jullie die ene man zonder geluid weten te overmeesteren, dan kunnen jullie de rest makkelijk verslaan."
"En dan kunnen we mijn vader en moeder bevrijden!" zei de prinses jubelend terwijl ze Petrol gelukzalig aankeek. "Oh Petrol, wat heerlijk!"
Het plan was gemaakt. Petrol adviseerde de twee meisjes er met een klein groepje heen te gaan, en het strikt geheim te houden zodat de rebellen niet achter hun plannen zouden komen. Toen de twee meisjes in het kamp terugkwamen, stelden ze daarom in het diepste geheim een groep van tien mensen samen en alleen aan deze tien mensen vertelden ze het plan. De rest van de groep kwam niets te weten. Zij zouden gewoon doortrekken. Myrra zou bij de grote groep blijven. Het zou te veel opvallen als zij er niet was. Aralyssia ging met het kleine groepje van tien mee. Zo was het plan gemaakt. En nog diezelfde nacht zouden ze vertrekken. Die avond kon de prinses moeilijk in slaap komen. Het meisje was erg gespannen. Vannacht, vannacht zou het beginnen. Dan zouden ze op weg gaan naar de grotten waarin haar vader en moeder zaten. Op weg om hun te bevrijden. Nu ging het echt gebeuren! Nu zou ze haar ouders spoedig weer zien. Nu ging ze hun echt bevrijden!
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning