Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Een roep om hulp
Hoofdstuk 2: Bij kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 3: De ruine van Abaron
Hoofdstuk 4: Het vrouwtje bij het vuur
Hoofdstuk 5: Het antwoord van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 6: Terug uit de ruine
Hoofdstuk 7: Op weg naar de heks - een nare ontdekking
Hoofdstuk 8: Bij de heks Ziggara
Hoofdstuk 9: Ziggara is boos op de elfjes
Hoofdstuk 10: Een gast voor Ziggara
Hoofdstuk 11: Wat is de Rode Steen?
Hoofdstuk 12: Joris en Resi in het nauw
Hoofdstuk 13: Gevlucht!
Hoofdstuk 14: Voor de tweede keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 15: Toverkracht van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 16: Ontmoeting in het bos
Hoofdstuk 17: Te gast bij de elfjes
Hoofdstuk 18: Terug naar Ziggara
Hoofdstuk 19: Het huisje van kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 20: Opnieuw de Rode Steen
Hoofdstuk 21: Gebeurtenissen in de nacht
Hoofdstuk 22: Voor de derde keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 23: Een schok voor Joris en Resi
Hoofdstuk 24: Achter kabouter Rompelpot aan
Hoofdstuk 25: In de Groene Vallei
Hoofdstuk 26: Voor de laatste keer Ziggara
Hoofdstuk 27: Bij de geitenhoeder
Hoofdstuk 28: Met Bart in de bergen
Hoofdstuk 29: De spelonk
Hoofdstuk 30: Waar is kabouter Rompelpot?
Hoofdstuk 31: Kabouter Grisius
Hoofdstuk 32: Hard werken
Hoofdstuk 33: Op het nippertje!
Hoofdstuk 34: Het einde
Hoofdstuk 35: Slot
Hoofdstuk 33: Op het nippertje!
Ze waren inderdaad een poos bezig. De hele middag zwoegden Joris, Resi en de geitenhoeder op de stapel stenen. Ze trokken grote rotsblokken weg, ruimden kleine stenen op, en verwijderden met vereende krachten kleine rotsblokken die alleen met twee man getild konden worden. De gang achter hun raakte vol met de weggehaalde stenen.
Langzaam kwamen ze dichter bij de twee kabouters. Ze konden ze steeds duidelijker horen.
"Wij zijn ook stenen aan het weghalen," vertelden die aan de kinderen. "Voor zo ver we dat kunnen natuurlijk."
Tussen de middag hielden ze even rust. Bart had water meegenomen, en dat dronken ze gulzig op. Ze waren helemaal warm van het harde werken!
Terwijl ze daar zo zaten uit te rusten, viel de stilte in de grot hun op. Aan de andere kant van de berg stenen klonken stemmen en geluiden van geschraap. Daar waren de twee kabouters nog aan het werk. Maar voor de rest was het stil rondom hun.
"Hoe lang denk je dat we nog zullen moeten doorgaan?" vroeg Resi aan Bart. Haar stem echode in de gang. "Zullen we het vandaag nog afkrijgen? Of zal dat niet lukken?"
"Ik denk dat het niet heel veel werk meer is," antwoordde Bart tot grote opluchting van de kinderen. "Met een beetje geluk halen we het vandaag nog allemaal weg."
"Oh, dat zou fijn zijn!" zuchtte Joris. "Laten we dan maar weer snel verder gaan."
"Nee," zei Bart streng tegen de kinderen. "Eerst rusten. Nu is het de tijd om nieuwe kracht op te doen. Je wilt jezelf toch niet uitputten? We moeten straks ook nog door de gang terug."
Joris en Resi stemden toe en dus bleef het gezelschap nog even zitten. Maar daarna gingen ze er weer met volle energie tegen aan! Bart had een groot rotsblok op het oog.
"Het zou mooi zijn als we die weg wisten te krijgen," zei hij tegen de twee kinderen. "Ik weet niet of het te zwaar voor ons is, maar laten we het proberen."
Hij bond zijn touw om het rotsblok, en de kinderen en hij gingen trekken. Maar wat een teleurstelling! Er kwam geen beweging in het blok. Hoe hard Bart en de kinderen ook trokken.
Ze probeerden het nog een poosje, want Bart wilde niet opgeven, maar op het eind moest ook hij bekennen dat het niet te doen was.
Tenslotte zwichtte hij.
"We stoppen ermee," zei hij hijgend tegen de kinderen. "Jammer, jongens."
"Laten we eerst wat stenen onder het blok weghalen," zei Resi slim. "Er ligt daar een heleboel. Misschien lukt het dan wel om het blok te kantelen."
Dus gingen ze daarmee aan de slag. Er lagen inderdaad een heleboel losse stenen onder het enorme rotsblok, en ze konden er een heleboel weghalen. Toen ze een flinke ruimte onder het blok hadden gemaakt, stelde Bart voor om opnieuw te gaan trekken. Het touw was nog vastgebonden. Dus namen de kinderen en hij het weer op, en trokken opnieuw. En inderdaad! Na een paar keer stevig trekken begon het rotsblok nu te schuiven.
"Het gaat, het gaat!" riep Resi blij uit. "Opnieuw trekken!"
Ze trokken nog een paar keer, en toen was het zo ver: Daar ging het grote rotsblok. Het geraas was dit keer oorverdovend, want het was een enorm gevaarte waaraan ze hadden staan trekken. Dat kwam nu in beweging, en rolde omlaag naar de grond toe. Bart en de twee kinderen stonden op veilige afstand. Ze voelden hoe de grond onder hun voeten trilde toen het rotsblok op de rotsbodem neerviel. Ze waren trots op zichzelf. Ze hadden dit toch maar mooi bereikt!
Toen het geraas was weggestorven, sprong iedereen nieuwsgierig op. Zouden ze de kabouters al kunnen zien?
De ravage op de grond was enorm, want het rotsblok had meer stenen en blokken doen vallen en die lagen nu overal verspreid.
"Voorzichtig hoor," waarschuwde Bart de twee kinderen, "de rotsblokken kunnen instabiel liggen."
Op hun hoede zochten de twee kinderen en de geitenhoeder een weg over de ingestorte stapels van steen en brokken, naar het punt waar de stapel nog tot het plafond reikte. Wanneer zouden ze het einde daarvan bereiken?
Daar was een heel klein straaltje licht te zien.
"Daar!" wees Resi. "Kijk, ik zie licht! Daar tussen die rotsblokken door. Dat moet van de kabouters zijn."
Joris en Bart zagen het nu ook. Joris klom naar het gat toe en keek erdoor naar de andere kant. Maar helaas was het gat nog heel klein. De jongen kon niets zien.
"Zijn jullie daar?" vroeg Resi met luide stem aan de kabouters.
"Jaja," antwoordden ze terug. "We zijn er nog. We zijn even aan het uitrusten. Wat een herrie was dat bij jullie, zeg. Zeker weer een groot rotsblok."
"Ik hoor ze duidelijker!" riep Resi blij naar Bart en Joris. "We zijn er echt bijna! Dat licht moet van hun zijn!"
"Grisius, Rompelpot!" riep het meisje naar de kabouters terug. "We zien jullie licht. We zijn er bijna, denken we."
De twee kabouters aan de andere kant van de instorting sprongen verrast op.
"Echt waar?" vroegen ze. "Maar dan moeten we jullie licht ook kunnen zien! We gaan meteen weer aan het werk."
"OK, wij ook!" riep Resi, want ze zag dat Bart zijn touw al weer had opgepakt. Ze zag hem spiedend een rotsblok bekijken. Ze zou weer spoedig moeten trekken.
Bij het volgende rotsblok, kwam een opening naar de kabouters vrij. Er was nu geen twijfel meer mogelijk. Ze waren er nu echt bijna! Ze konden elkaar nu zien, glurend door de opening. En toen Resi keek, en daar aan de andere kant kabouter Rompelpot weer zag, voelde ze zich erg blij. De kabouter die ze naast Rompelpot zag staan, was een oude, statige kabouter die er erg geleerd uitzag. Dat moest Grisius zijn. Resi vond hem er moe uitzien, en ook nogal schrikachtig. Dat kwam natuurlijk van de lange gevangenschap. Arme kabouter.
"Nog een paar blokken," zei Bart tevreden, "en dan kunnen de twee mannetjes naar ons toekomen. Dan zijn we er. Zijn jullie weer klaar om te trekken, kinderen? Ik wil nu deze weg krijgen."
De kinderen begonnen weer te trekken, samen met Bart. Het duurde niet lang voordat ook dit rotsblok in beweging kwam, en even later rolde het omlaag. Het gat naar de kabouters was weer een stukje groter geworden. Maar toen hoorde iedereen boven hen een vreemd gerommel klinken. Angstig keken ze omhoog.
Wat ze daar zagen verontrustten hun. Boven hun hoofden was het plafond van de gang. Daar zaten nog meer rotsblokken. De instorting ging nog heel ver door. En in dat gebroken steen rommelde het nu.
"Hij houdt het niet lang," zei Bart bezorgd terwijl hij het plafond bekeek. "Die heks heeft haar werk goed gedaan. We zullen moeten opschieten. Kabouters, zorg dat jullie klaar staan!"
De kabouters begrepen het.
"Ik ga mijn spullen halen," riep kabouter Grisius terug. "Wacht even met rotsblokken weghalen totdat ik weer terug ben."
En de oude kabouter ging er vlug vandoor.
"Vergeet de Rode Steen niet," riep Resi hem na.
"Nee, nee," zei hij nog terug.
Bart besloot even niets te doen totdat de kabouter weer terug zou zijn. Wie weet wat het weghalen van het volgende rotsblok met de zoldering zou doen? Dus wachtten hij en de kinderen in de met stenen bezaaide gang totdat kabouter Grisius er weer was.
Het duurde gelukkig niet lang. Daar was hij weer terug.
"Ik ben er weer!" riep hij naar Bart en de kinderen.
De drie stonden direct weer op.
"Mooi!" riep Bart terug. "We gaan hier weer verder. Sta startklaar, kabouters. Allebei"
Bart had een nieuwe rotsblok op het oog en hij bond zijn touw er om heen. Daar klonk opnieuw gerommel.
"We moeten echt opschieten," zei Bart. "Dit gerommel bevalt mij niet. Trekken, kinderen."
Bart en de kinderen trokken uit alle macht en weer rolde een rotsblok van de stapel af. De opening naar de kabouters was weer een stukje groter geworden. Maar nog niet groot genoeg! Helaas!
"Nu die," wees Bart gehaast. "Ruimen jullie die stenen even weg? Dan kan de rots straks mooi rollen."
Opnieuw klonk boven hun gerommel. Joris en Resi ruimden de aangewezen stenen weg. Onderwijl bond Bart zijn touw weer om een rotsblok. Weer klonk boven hun gerommel. Nu kwam ook wat stof naar beneden.
"Trekken kinderen," zei Bart. "Schiet op. Ik ben bang dat het zodirect allemaal weer gaat instorten."
En weer trokken de kinderen en Bart hard aan het touw.
Het rotsblok rolde weg, maar precies op dat moment begon het ook in de zoldering te bewegen. Er kwam meer stof omlaag, en een akelig schuren klonk. Maar de opening naar de kabouters was nu groot genoeg!
"Rennen, kabouters, rennen!" schreeuwde Bart naar de andere kant van de instorting. "Kom over de barriere heen!"
De twee kabouters hadden het al gezien. Daar kwam Grisius al over de rotsblokken geklauterd. Om zijn lichaam had hij een schoudertas hangen. Zodra de kabouter dichtbij genoeg was, pakte Bart hem beet en trok hem verder over de instorting, tot waar hij kon staan. Opnieuw kwam steengruis naar beneden.
"Waar is de andere kabouter?" vroeg Bart, want hij zag kabouter Rompelpot niet. Joris klom op de berg stenen, en daar zag hij kabouter Rompelpot aankomen.
Nu klonk van de zoldering een heleboel lawaai, en rechts van de jongen vielen een paar stenen omlaag. Ze misten hem nog net.
"Ga daar weg!" riep Bart verschrikt naar Joris. "Ga daar weg! Waar blijft de kabouter?"
"Hij komt eraan," antwoordde Joris terwijl hij terugklom. Hij zag wat witjes.
"Hij kan toch wel verder komen, he?" vroeg Resi angstig.
"Nog wel, zolang hij maar opschiet," antwoordde Bart tussen zijn tanden. "Gaan jullie vast met deze kabouter de gang in. Het is hier niet veilig meer. De zoldering kan elk moment instorten. Ik wacht nog op de andere kabouter, maar dan moet hij wel opschieten."
Maar daar verscheen Rompelpot al. Joris en Resi durfden nu wel de gang in te rennen. Ze namen kabouter Grisius bij de hand en trokken hem met hun mee. Bart bleef achter en hielp kabouter Rompelpot over de laatste steenresten. Er vielen steeds meer stenen van het plafond.
"Het gaat hier weer instorten," zei Bart tegen de kabouter. "Die heks heeft haar werk grondig gedaan."
Eindelijk was kabouter Rompelpot zo ver dat Bart hem kon oppakken. De geitenhoeder wachtte geen moment. Vlug tilde hij de kabouter op en nam hem met zich mee. Weg, de gang in, weg van deze gevaarlijke plek. Het regende stof.
Net toen Bart met kabouter Rompelpot de kinderen bereikte, gebeurde het. Een vreselijk geraas klonk van achter hun door de gang. Verschrikt stonden ze alle vijf even stil. Ze wisten allemaal wat het geraas was. Daar stortte de gang weer in. Hun doorgang, de doorgang naar de plek waar de kabouters gevangen hadden gezeten. Het werd weer versperd. Op hun veilig plek in de gang stonden ze alle vijf doodstil naar het geraas te luisteren. De glimstenen van kabouter Grisius en Resi flikkerden.
"Zo erg zijn de natuurkrachten die hier nu spelen," zei kabouter Grisius met een stem waaruit respect klonk. "Wij wezens horen alleen het geluid, maar er zijn op dit moment nog veel meer golven in de lucht."
"We gaan naar buiten," zei Bart, die nu helemaal genoeg van de donkere gangen had. Het was voor hem al erg om zo lang binnen gezeten te hebben, maar met dat geraas op de achtergrond en een kabouter die van vreemde natuurkrachten sprak, was voor hem het einde bereikt. Hij snakte naar frisse lucht, naar de uitzichten over de bergen en naar zijn dieren. Gewoon normale, aardse zaken.
"Weten we de weg nog?" vroeg Resi. Maar kabouter Grisius had de kristallen bol bij zich, en haalde hem tevoorschijn. Nu was het niet moeilijk meer om de uitgang te vinden. De bol vertelde hun keurig welke gangen ze moesten nemen. Het duurde dan ook niet lang voor ze allemaal buiten stonden. Daar stroomde de frisse lucht hun tegemoet. De frisse, heldere buitenlucht. Ze stonden stil en snoven de lucht met plezier in. Kabouter Grisius genoot er wel het meest van. Na die lange tijd in die bedompte grot opgesloten te zijn geweest, was het voor hem heerlijk om nu weer gewoon buiten te zijn! Hij was vrij! Eindelijk weer vrij!
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 34: Het einde