** De prinses en het meisje van de straat - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje


Hoofdstuk 20: Myrra's leger


De volgende dag werd een spannende dag voor Myrra. Zouden de mensen komen? Zouden er genoeg mensen komen? Voldoende om de rebellen te kunnen verslaan? Albert was al vroeg wakker en wekte het meisje.
"Opstaan," zei hij tegen haar. "Vandaag gaat het gebeuren. De strijd tegen de rebellen begint. Kom eruit. Je kleren zijn droog. Ik heb ze vannacht buiten gehangen."

Myrra stond op en kleedde zich aan. Albert had het ontbijt al klaargemaakt. Het stond op tafel. Hij zorgde goed voor Myrra!
"Ik zal maar flink wat proviand meenemen," zei de man terwijl hij bedrijvig door zijn huisje liep. "En mijn veldfles van vroeger moet ook mee. Waar heb ik die gelaten, vraag me ik me af."
Myrra schrok opeens op.
"Ik weet helemaal niet hoe ik iedereen moet gaan voeden," zei ze verschrikt tegen Albert. "Wat moeten we gaan eten? Ik at altijd wat me werd toegestopt, maar met een mensenmenigte zal dat niet gebeuren. Daar heb ik helemaal niet aan gedacht!"
"Maak je geen zorgen," zei Albert terwijl hij de kamer weer binnen kwam. "Ik denk dat iedereen net als ik voor de eerste dagen proviand meeneemt. En als we straks in het bos zijn, is daar genoeg voedsel te vinden. Ook voor zoveel mensen. Dat komt allemaal wel goed."
Maar Myrra was er niet gerust op. En waar zou ze nog meer niet aan gedacht hebben? Nu het zo voor de deur stond, leek het haar helemaal geen goed plan om met zoveel mensen erop uit te trekken. Stel dat het zou mislukken? Stel dat er problemen zouden komen. En als de rebellen iedereen zou afslachten? Dan had zij dat op haar geweten. Zij alleen, omdat zij de mensen had gelokt. Hoe langer Myrra hier over nadacht, hoe angstiger ze werd. Met een knoop in haar maag at ze haar ontbijt op.

Toen Myrra met eten klaar was, was Albert ook klaar met zijn voorbereidingen. Hij had zijn veldfles gevonden en had hem gevuld met een goede rum. Het meisje hielp mee de laatste dingen op te ruimen, en toen konden ze naar het veld.
Het was stil toen de man en het meisje door de straatjes van Karandi liepen. Het was nog vroeg in de ochtend en de stad was nog in slaap. Albert was namelijk heel erg vroeg opgestaan, omdat hij als eerste op het veld wilde zijn. De man liep stevig door. Myrra moest af en toe rennen om hem bij te houden. Ze verlieten de stad, en daar was het veld dat Myrra van de boer mocht lenen. Gespannen keek Myrra het veld over. Het was echter nog helemaal leeg.
"Goed zo," zei Albert tevreden die dit ook had gezien. "Wij zijn inderdaad de eerste. Nou Myrra, het grote wachten begint. Spannend hoeveel mensen gaan komen."

Het was inderdaad spannend. Terwijl de zon hoger in de lucht klom, wachtten de man en het meisje op het veld. Er liepen mensen langs, mensen die op weg waren naar hun werk. Ze keken naar het veld en zwaaiden naar Myrra. Iedereen wist wat vandaag ging gebeuren, en iedereen was nieuwsgierig. Maar iedereen bleef op de weg. Niemand kwam het veld op lopen.
Eindelijk, daar kwam een groepje mensen aan die wel het veld op liepen. Het bleken vrienden van Albert te zijn. Ze waren dronken, want ze hadden zich bij een café verzameld. De dronken mensen begroetten Albert uitgelaten. Maar die werd boos.
"Sufferds!" schold hij hun uit. "Willen jullie zo gaan vechten?"
"Nou zeg," was het verontwaardigde antwoord. "We moeten toch niet vandaag al vechten? Mogen we niet eerst nog wat drinken? Voorlopig komt het er niet meer van, denk ik zo."
Maar Albert was geïrriteerd. Hij zei niets, maar wendde zich boos af.

Er verscheen nog een groepje op het veld dat in een hoekje bij elkaar bleef staan. Dat waren zwervers. Myrra kende de mensen. Ze hadden haar verteld dat zouden komen. En ze was blij dat ze er waren. Maar toen werd het weer stil. Heel stil. Lange tijd kwam niemand naar hun toe.
Myrra was gespannen. Met de paar mensen die ze nu had, zou ze de rebellen niet kunnen verslaan. Dat wist ze. Ze had op meer mensen gehoopt. Veel en veel meer. Ze had ook gedacht dat meer mensen zouden komen. Waren ze de laatste paar dagen niet allemaal erg enthousiast geweest? Maar kennelijk, als het erop aankwam, haakte iedereen toch weer af. Ramsh zou teleurgesteld zijn. Teleurgesteld in haar. En Aralyssia......

Maar toen... Tot Myrra's grote opluchting verscheen toen een hele stoet mensen. Een stoet dat door de poort de stad uit kwam en over de weg naar het veld kwam lopen. Even nog dacht Myrra dat ook zij gewoon naar hun werk gingen. Maar nee, de mensen stapten het veld op, en kwamen naar haar toe. Ze kwamen voor haar! Ze kwamen om te gaan vechten. Myrra was erg opgelucht. Ze slaakte een zucht van verlichting. Nu was het goed, nu had ze voldoende mensen. Albert naast haar keek het meisje blij aan. Ook hij was gespannen geweest, en ook hij was nu opgelucht. Myrra wist nu dat het goed zat. Met dit aantal mensen kon ze van de rebellen winnen. Met dit aantal mensen kon ze bij Ramsh komen. Ramsh zou tevreden over haar zijn. Heel tevreden. Haar missie was gelukt.

Myrra dacht dat iedereen er nu wel zou zijn, en besloot de mensen toe te spreken. Ze trok aan Alberts arm.
"Mag ik op je schouders zitten?" vroeg ze aan de man naast haar.
Albert keek op het meisje neer.
"Natuurlijk," antwoordde hij. "Jij altijd."
Hij pakte het straatmeisje op en zette haar op zijn schouders. Nu, zo hoog, kon Myrra over iedereen uitkijken. Ze keek over alle mensen op het veld. Haar leger. Het voelde goed dat te kunnen zeggen. Ze keek rond en klapte toen in haar handen.
"Mag ik even?" vroeg ze met luide stem over het veld.
Langzaam werd het stil op het veld. Iedereen keek Myrra verwachtingsvol aan. Een beetje gespannen ook. Ze wisten dat het nu zou gaan beginnen.
"Bedankt," zei Myrra tegen de mensen om haar heen. "Bedankt dat jullie gekomen zijn. Bedankt dat jullie met zijn allen gekomen zijn. We zijn met veel. Met ons allen gaat het zeker lukken. De koning zit gevangen in het grote bos. En we gaan hem bevrijden. Ik weet waar hij zit, en ik heb een plan. Dit is onze kans. Wij komen eraan, en we gaan onze koning bevrijden. En we zullen hem weer koning maken. De koning van dit land. Geef een driemaal hoera voor onze koning!"

En dat gaven de mensen.
"Hoera! Hoera! Hoera!" juichten ze allemaal. "Leve onze koning!"
Het duurde even voordat het weer stil was. Toen ging Myrra verder.
"We trekken nu eerst naar het grote bos," vertelde ze de mensen. "Vanaf daar zullen we ten aanval gaan. Laten we beginnen. Kom mee!"
En met een armzwaai wees het meisje naar het einde van het veld. Alle mensen draaide zich om om te gaan vertrekken. Maar toen schrokken ze geweldig.
Want daar, aan het begin van het veld, bij de weg, stond een grote rij mannen. De mannen stonden naast elkaar, flink bewapend en klaar om toe te slaan: De rebellen!

De mensen op het veld weken angstig terug toen ze de rij mannen zagen. Zo vroeg een gevecht hadden ze niet verwacht. Maar daar waren Albert en zijn vrienden en zij waren niet bang. Met een zwaai zette de man het meisje op de grond, en vlug trok hij zijn zwaard.
"Ten aanval!" schreeuwde hij naar de mensen om hem heen. "De eerste overwinning is voor ons!"
En al schreeuwend drongen Albert en zijn vrienden naar voren en stormden op de rebellen af. De rebellen waren maar met een paar man. Ze hadden verwacht dat Myrra maar enkele mensen verzameld zou hebben en dat hun verschijning die paar mensen wel zou afschrikken. Maar dat was niet zo, en toen ze Albert en zijn mannen op zich af zagen komen, kozen ze het hazenpad. Over de weg vluchtten de rebellen terug naar de stad.
Nu durfden de andere mensen ook te gaan. Ze trokken hun zwaarden en renden de vluchtende rebellen achterna. De eerste overwinning was inderdaad voor hun.
De rebellen renden naar de stad. Maar omdat dat voor Myrra's groep de verkeerde kant uit was, gaven de mensen de achtervolging al snel op en keerden weer terug naar het veld. Maar ze waren nu vol goede moed.
"Dat is een," zongen ze terwijl ze aan de tocht naar het bos begonnen, "dat is de eerste overwinning. En hij was voor ons, voor ons, voor ons!"
Het was een opgetogen groep die daar aan de weg naar het noorden begon. De weg naar het grote bos. De weg naar hun koning!


In drie dagen trok Myrra met haar groep over de weg naar het grote bos. Het was een vrolijke troep die daar ging. Er werd veel gezongen. Verschillende mensen hadden muziekinstrumenten meegenomen, en 's avonds als het eten voorbij was, haalden ze deze instrumenten tevoorschijn en dan werd muziek gemaakt. Ze speelden wijsjes en zongen liedjes. En iedereen zong dan mee. Zoiets had Myrra nog nooit meegemaakt. Het was gezellig. Het smeedde een band tussen de mensen. En de groep werd hecht.

Halverwege derde dag bereikte Myrra het bos. Hier werden de mensen toch wat angstig.
"Er zijn hier rovers," fluisterden ze tegen elkaar. En ze maakten elkaar een beetje bang.
Ook Albert was er niet gerust op.
"Gaat dit goed?" vroeg hij aan Myrra. "Ken je het hier een beetje?"
Maar Myrra was helemaal niet bang. Lachend schudde het meisje haar hoofd tegen Albert.
"Het is in orde," verzekerde ze hem. "Ik ben in dit bos thuis. Je kunt me vertrouwen. We kunnen ook niet anders. De koning zit hier gevangen."
Het meisje ging de groep voor en leidde het het bos in. Voorzichtig en angstig volgden de mensen haar. Tussen de bomen door, verder en verder weg van de bewoonde wereld.

Toen het avond werd maakten de mensen kamp op een plek vlakbij een stromend beekje. En ineens was Aralyssia daar. Myrra had de prinses niet zien aankomen. Het meisje zag er verlegen uit.
"Ramsh' mannen hebben jullie gezien en hebben me hierheen gebracht," vertelde de prinses aan Myrra. Ze keek om zich heen. "Zijn dit de mensen die je verzameld hebt?"
Myrra vloog het meisje enthousiast om de hals. Toen wilde ze Aralyssia aan de mensen als haar zusje voorstellen. Ze keerde zich om naar de groep bij het vuur. Maar daar was het ineens erg stil geworden. De mensen hadden Aralyssia herkend.
"Dat is de prinses," werd overal gefluisterd. "De dochter van de koning. Ze is hier!"
Het werd stil op de plek, erg stil.
En toen plotseling, alsof iemand hun een teken gegeven had, knielden alle mensen op een knie.

Myrra was verrast en verbaasd. Aralyssia was verlegen, hoewel ze het gebaar van de mensen wel had verwacht.
Toen Myrra doorhad dat de mensen voor Aralyssia knielden, wist ze niet wat zij zelf moest doen. Moest ze ook knielen? Maar dat had ze nog nooit gedaan. Het meisje wist zich geen raad, en voelde zich erg stom.
Albert redde de situatie.
"Wauw, je hebt de prinses," zei hij tegen Myrra terwijl hij haar vanaf de grond bewonderend aankeek. "Ik wist al dat je niet zomaar iemand was, maar dat zelfs de prinses bij je missie betrokken is, dat had ik nooit verwacht."
De man stond weer op.
"Driemaal hoera voor onze prinses!" riep hij toen tegen de mensen rond het vuur. "En voor Myrra! Dat onze tocht mag slagen. De bevrijding van onze koning, en weer een stabiel land!"
Nu stonden alle mensen weer op. En allemaal riepen ze hoera voor Myrra en Aralyssia.
Myrra werd wat verlegen onder deze hulde, maar Aralyssia stond erbij alsof ze het allemaal erg gewoon vond.
Toen iedereen van zijn verbazing was bekomen, gingen de mensen weer verder met hun werk. De twee meisjes hadden een moment voor elkaar.

"Waar is Ramsh?" vroeg Myrra aan de prinses.
"Hij is bij zijn rovers," antwoordde Aralyssia. "Hoe was het in Karandi? Je hebt aardig wat mensen bij elkaar weten te krijgen."
"De rebellen hebben me tweemaal bijna te pakken gehad," vertelde Myrra. "Ze weten dat we ze gaan bevechten, en ze probeerden me uit te schakelen. Gelukkig is dat niet gelukt."
Aralyssia schrok van dit bericht.
"Ben je niet gewond?" vroeg ze angstig. Ze bekeek het meisje van top tot teen. "Je hebt bloedvlekken op je kleren," zei ze.
"Niet van mij," antwoordde Myrra terwijl ze naar de vlekken op haar kleren keek. "De laatste avond heeft iemand me geprobeerd te doden. Gelukkig werd ik op tijd wakker, en kon ik vechten. Ik denk dat het zijn bloed is."
Aralyssia was geschokt.
"Jeetje," zei ze tegen Myrra. "En jijzelf? Ben je zelf gewond?"
Myrra schudde ontkennend met haar hoofd.
"Maar de rebellen zitten wel achter ons aan. We lopen gevaar. Nu al. En zeker nu we in het bos zijn."
Maar Aralyssia bleef kalm. De prinses wees met haar hand naar de bomen om hun heen.
"Ramsh' mannen zitten hier allemaal dicht bij ons," vertelde ze aan Myrra. "Ze houden ons in de gaten. Ze zullen ons wel tijdig waarschuwen."

"Hoe zijn jouw dagen geweest?" vroeg Myrra toen terug.
Aralyssia trok een gezicht.
"Saai," antwoordde ze. "Ara zat me steeds op mijn kop. Ik ben blij dat ik van haar af ben."
Daar kwam Albert aanlopen. De man boog hoffelijk voor de twee meisjes.
"Sta mij toe mijzelf aan u voor te stellen, hoogheid," zei hij netjes tegen de prinses. "Ik ben Albert, oud-soldaat in het leger van uw vader. En een trouwe dienaar van Myrra."
Aralyssia knikte de man stijfjes toe zoals ze dat van haar ouders geleerd had, en Albert kwam weer overeind. Toen keek hij Myrra aan.
Het bleef even stil.
"Vergeef me als ik brutaal ben," zei de man toen tegen Myrra. "Maar ik wil het toch graag weten. Als zij de prinses is, wie ben jij dan? Je sliep altijd bij de zwervers op straat, en ik dacht dat je een roverskind was. Maar nu prinses Aralyssia hier is, en jij haar goed kent, kan dat niet zo zijn. Wie ben je? En is je echte naam ook Myrra?


Myrra moest ineens onbedaarlijk lachen.
"Oh Albert," zei ze toen, terwijl ze haar lachen niet kon stoppen. "Ik ben gewoon Myrra. Echt. En inderdaad, een zwerverskind."
Maar dat wilde Albert niet geloven.
"Maar jullie kennen elkaar," zei hij terwijl hij verbaasd van Myrra naar Aralyssia keek, en weer terug. "Hoe kan dat dan? Of is zij niet de echte prinses."
"Ik ben wel de prinses," antwoordde Aralyssia stijfjes en een beetje boos. "Myrra en ik hebben elkaar per toeval ontmoet. We trekken nu samen op om mijn vader te bevrijden."
"Oh," zei Albert.

"Albert, denk niet te veel door," zei Myrra terwijl ze met haar hoofd schudde. "Aralyssia is de prinses, en ik ben het zwerverskind. Een vreemde combinatie misschien. Maar nu zijn we gelijk. Totdat haar vader weer vrij is."
Albert schudde zijn hoofd.
"Ik vind het erg vreemd," zei hij. "En ik begin ook langzaam te denken dat zij niet de prinses kan zijn. Ik bedoel: Hier? In het bos? En je bent bewapend, zie ik. Ik zie dat je een boog en een mes draagt. Een echte prinses zou niet eens weten hoe ze met deze wapens om moest gaan."

"Je bent nu erg onbeleefd," zei Aralyssia koud tegen Albert.
Alberts woorden hadden het meisje boos gemaakt. Myrra kwam haastig tussenbeide.
"Albert, ze is de echte prinses wel," vertelde ze vlug. "Ik kan daarvoor instaan en met mij nog enkele anderen. Maar niets is zoals het vroeger was. Haar ouders zijn gevangen. En we willen ze gaan bevrijden. Maar dan moet je wel met wapens kunnen omgaan."
"Wie heeft je dat dan geleerd?" vroeg Albert aan Aralyssia. "Ik geloof nooit dat je zoiets in het paleis leert."
Maar hierop zwegen zowel de prinses als Myrra. Als ze nu ook nog vertelden dat ze door rovers waren opgeleid, zou Albert het helemaal vreemd vinden. En dan zou hij hun ook nog wel eens kunnen gaan wantrouwen. En dat wilden ze niet laten gebeuren.

"Albert toe, stel geen verdere vragen. Vertrouw me," smeekte Myrra de man.
Dat had effect. Meteen boog Albert zich naar het meisje toe.
"Natuurlijk vertrouw ik je," zei hij tegen haar. "Ik zal je altijd vertrouwen, Myrra. Goed ik zal geen verdere vragen stellen, als je dat niet wilt. Maar vreemd vind ik het wel."

De rest van de mensen voelden zich met de prinses in hun midden ook wat ongemakkelijk. Myrra twijfelde of het wel verstandig was geweest dat Aralyssia zich had laten zien. Maar Aralyssia vertelde dat Gustav haar dat had aangeraden.
"Met mij in de groep krijgen de mensen vertrouwen in de strijd," vertelde ze aan Myrra. "Ik ben het grootste bewijs dat we de koning echt willen bevrijden. Ik word jullie mascotte zogezegd."
De twee meisjes waren die ochtend aan het oefenen. Het was nog vroeg, en ze hadden zich een stukje van het kamp verwijderd. Myrra had lang niet meer gevochten, behalve dan die twee keer tegen de rebellen. En ze had Aralyssia om dit oefenpartijtje gevraagd. Ze vond het fijn dat ze haar spieren weer even kon gebruiken. Aralyssia had alle dagen met de rovers geoefend, en de meisjes merkte dat zij nu de sterkste was. Dat vond Myrra niet leuk. Ze besefte dat ze flink moest gaan oefenen. En dus vocht ze met veel ijver. Ze wilde weer snel net zo sterk zijn als vroeger.

"Zo, dit had ik wel nodig," zei ze toen ze klaar waren. "Ik ben achteruit gegaan, zie ik. We moeten dit voortaan elke dag doen, Lyssa. Ik zie nu hoe snel je achteruit gaat als je niets doet."
Plotseling klonk een applaus op, en tot verbazing van de twee meisjes kwam Albert uit de bosjes stappen. De man klapte goedkeurend in zijn handen.
"Sorry dat ik heb zitten kijken," verontschuldigde hij zich. "Ik werd wakker toen jullie wegliepen en ben jullie achterna gegaan. Wat kunnen jullie goed vechten, zeg. Allebei. Daar kan ik niet tegenop."
"Laat me eens zien hoe jij dan vecht?" vroeg Myrra nieuwsgierig. "Kom, een partijtje met het zwaard."
Maar Albert hief verschrikt zijn beide handen op.
"Oh nee, dat ga jij zeker winnen," zei hij het meisje. "Tegen zo'n oude man als ik, dat win je vast."
"Maar straks moet je ook tegen de rebellen kunnen vechten," merkte Aralyssia nuchter op. "Hoe wil je dat dan doen?"

Onder deze uitspraak werd Albert wat verlegen.
"OK," zei hij toen. "Laten we het proberen. Maar slacht me niet te veel af, Myrra, alsjeblieft."
Albert had zijn eigen zwaard bij zich, en Myrra en hij maakte zich klaar voor het gevecht.
Het werd niet zo'n lang gevecht. Myrra was de man inderdaad de baas, ook al was haar kracht in Karandi achteruitgegaan, en spoedig had ze hem ontwapend.
"Ik kan het inderdaad niet," zei Albert verontschuldigend terwijl hij zijn zwaard weer van het gras opraapte.
"Dan moeten we daar wat aan gaan doen," zei Aralyssia. "Denk je niet, Myrra? Als alle mensen zo zijn, dan moeten we met ze gaan oefenen. Anders maken we tegen de rebellen geen schijn van kans."
"Ja, we zullen moeten oefenen," gaf Albert toe. "Ik denk dat weinig mensen nog echt kunnen vechten. We zijn boeren en stadsmensen. Het is lang geleden dat we een zwaard hebben gebruikt, als we er al ooit een gebruikt hebben."

"Maar hoe pakken we het aan?" vroeg Myrra.
Maar dat had Albert al bedacht.
"Elke ochtend, net zoals jullie nu net deden," stelde hij voor. "We laten iedereen voortaan elke ochtend voor het vertrek oefenen."
Myrra keek twijfelend van de een naar de ander. Ze dacht terug aan de lessen die ze van Ramsh had gehad. Met oefenen alleen kwam je er niet. Je had ook scholing nodig. Lessen. Het meisje voelde zich wat teleurgesteld. Ze had verwacht dat de mensen wel hadden kunnen vechten. Waarvoor waren ze anders met haar mee gegaan?
Albert zag de twijfel op het meisje haar gezicht.
"De meeste mensen hebben wel een keer een zwaard gehanteerd," troostte hij haar. "Het is alleen lang geleden voor ze. Als we ze laten oefenen, dan komt het vanzelf allemaal terug."
"Weet je wat?" zei hij toen enthousiast. "We blijven vandaag hier en organiseren oefenpartijtjes. Dan kunnen we zien wat iedereen kan. En dan weten we wat we aan de groep hebben. Wat vinden jullie daarvan? Zullen we het doen?"


Myrra knikte langzaam. Dat was wel een idee. In zichzelf baalde het meisje er van dat ze geen rekening had gehouden met dat de mensen wel eens niet zouden kunnen vechten. Maar Albert had gelijk. Het was verstandig nu snel te kijken wat de mensen wel konden, en ze dan te gaan trainen. Ze moesten het straks wel tegen de rebellen kunnen opnemen!

Dus na het ontbijt vertelde Myrra de mensen dat ze vandaag niet zouden reizen, maar dat ze oefenwedstrijdjes gingen houden om te zien wat iedereen van vechten wist. De mensen waren verbaasd over dit nieuwe plan, maar ze begrepen het wel. Dus zocht iedereen een maatje uit met wie hij de partij zou doen en toen gingen ze allemaal in een grote kring zitten.


Het eerste oefenpartijtje begon. Deze was tussen twee jongens die wel aardig konden vechten. Daarom hadden ze het ook aangedurfd als eerste te gaan. Myrra keek toe en kreeg weer vertrouwen in haar groep. Deze jongens vochten goed. Zij het soms wat slordig en nonchalant. Precies de fouten die Ramsh zo vaak bij haarzelf had gecorrigeerd. Maar met hun zou een gevecht met de rebellen wel lukken. Het gevecht was afgelopen, en de mensen applaudisseerden. Het volgende groepje stond op.
Naarmate de ochtend vorderde, kwam zo iedereen aan de beurt. Iedereen moest een keer opstaan en samen met de gekozen vechtpartner in de kring van mensen treden om daar een oefengevecht te houden. Niet iedereen vond het prettig, en niet iedereen vocht even goed. Sommige mensen waren onzeker, en maakten door hun onzekerheid fouten. Dat was lastig. En sommige mensen waren nonchalant en maakten van hun gevecht meer een show dan dat ze echt durfden te laten zien wat ze konden. Dat was irritant.
Myrra, Aralyssia en Albert letten steeds goed op. Ze zouden hun training moeten afstemmen op wat ze zagen.
Vanuit de bomen keken de rovers van Ramsh heimelijk ook naar de vechtpartijtjes. Ook deze mannen letten goed op. Ze hadden opdracht gekregen alles wat in de groep gebeurde in de gaten te houden en nauwkeurig verslag aan hun meester uit te brengen. Ze moesten alles doorgeven wat zich in Myrra's leger afspeelde.
Toen het eind van de ochtend naderde, kwamen de mensen aan de beurt die hun beurt tot het laatst toe hadden uitgesteld. Zij maakten niets van het gevecht. Het was duidelijk dat ze niet konden vechten. Sommige mopperden zelfs over waarom ze dit moesten doen. Myrra begon zich te ergeren. Waarom waren deze mensen met ze meegegaan? Wat hadden ze gedacht dat Myrra ging doen? Haar vertrouwen in haar leger daalde weer.

's Middags werden opnieuw partijtjes gehouden. Dit maal in het boogschieten. Ook hier kwam weer hetzelfde beeld naar voren: sommige mensen schoten goed. Andere hadden een beetje begeleiding nodig en zouden het dan wel kunnen. Weer anderen waren nonchalant. En dan was er weer de laatste groep van mensen die helemaal niet kon schieten.
Aan het eind van de middag was Myrra maar half tevreden over haar leger. Vertwijfeld vroeg het meisje zich af waar ze aan begonnen was. Wat stom van haar om gewoon een stel mensen op te trommelen, en dan te denken dat ze een leger had! Nu zat ze aan deze mensen vast. Maar ze moest er wel voor zorgen dat ze van de rebellen gingen winnen! Ze vroeg zich af hoe haar dat ooit zou lukken. Hoe ze deze groep ooit op dat nivo zou kunnen brengen. Ze wist heel zeker dat als ze nu zouden moeten vechten, iedereen in de pan zou worden gehakt. Zeker als de rebellen hen nu in vol aantal zouden aanvallen. Ze zouden het verliezen! En dat mocht niet gebeuren. Nu niet, maar straks ook niet als ze de rebellen gingen aanvallen en zij het gevecht uitlokten. Wat Myrra nog het meest dwars zat, was dat de mensen haar vertrouwden. Ze vertrouwden erop dat Myrra hun wel naar de overwinning zou leiden. Maar het meisje wist heel goed dat ze dat nu niet kon waarmaken. Myrra voelde zich erg onzeker. Waar was ze aan begonnen?

's Avonds besprak ze met Aralyssia en Albert wat ze vandaag gezien hadden.
Albert stelde voor de mensen in drie groepjes te verdelen: In het eerste groepje kwamen de mensen die de techniek wel kenden en alleen oefening nodig hadden. In het tweede groepje zouden de mensen komen die de techniek niet kenden en alles nog moesten leren. En het derde groepje zou bestaan uit de mensen die het allemaal wel wisten maar slordig vochten of die hun eigen weg gingen. Elk van deze groepjes had andere soort lessen nodig.
"Maar hoe kunnen we al die mensen les geven?" vroeg Aralyssia aan Albert. "We kunnen toch niet overal zijn?"
"Nee, dat deden we in het leger ook niet," antwoordde Albert haar. "We leerden het elkaar. De commandant kwam alleen maar af en toe langs."
Aralyssia trok een gezicht toen ze dit hoorde.
"Wat raar," vond ze. "Dan leer je het toch niet goed?"
Maar Albert haalde zijn schouders op.
"Je moet roeien met de riemen die je hebt," antwoordde hij.
Myrra was het wel met hem eens. Ze konden gewoon niet anders.
"Hoe pakken we het dan aan?" vroeg ze aan Albert.
"De goede mensen begeleiden de mensen die het nog niet kennen," zei hij. "Dat is voor hun voorlopig voldoende. Wijzelf houden ons dan bezig met de mensen die het allemaal wel kennen maar het slordig doen. Deze mensen hebben echt ferme correctie nodig, en dat kunnen alleen wij doen."

Dat was een goed idee. De volgende ochtend gingen de groepen van start. De goede mensen gingen de mensen die het nog niet wisten eerst theorie geven, en daarna zouden ze met elkaar gaan oefenen. Ondertussen hielden Myrra, Aralyssia en Albert zich met de mensen die slordig vochten bezig. Dit was de moeilijkste groep. Het waren de mensen die niet doorhadden wat aan hun gedrag fout was. En die het ook eigenlijk niet wilden veranderen. Ze vochten immers goed. Als ze hun manieren zouden moeten veranderen, zouden ze een stuk minder goed vechten.
De twee meisjes hadden een zware dobber deze mensen uit te leggen dat hun slordigheid weliswaar nu geen problemen veroorzaakte, maar dat als het er echt op aankwam het wel een probleem zou worden. Ze werden niet goed begrepen. De mensen luisterden maar half naar de meisjes. Ze waren ervan overtuigd dat ze nu al goed vochten.
Het werd een lastige ochtend voor iedereen. Toen het vechtuur voorbij was, was iedereen opgelucht. Nog half geïrriteerd pakten de mensen hun spullen in, en toen gingen ze eindelijk weer op weg. Dieper het bos in. Verder naar het kamp van de rebellen.


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 21:
Een speciale nacht in het bos

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny