Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Hoe het begon
Hoofdstuk 2: Een nieuw gezin
Hoofdstuk 3: De koopman gaat op reis
Hoofdstuk 4: Vermist!
Hoofdstuk 5: Veranderd leven
Hoofdstuk 6: Anders dan de anderen
Hoofdstuk 7: Afscheid van Molly
Hoofdstuk 8: Het huis zonder Molly
Hoofdstuk 9: Winter
Hoofdstuk 10: Lente
Hoofdstuk 11: Toekomst, toekomst, toekomst
Hoofdstuk 12: Geen echte dochter
Hoofdstuk 13: ...
Hoofdstuk 3: De koopman gaat op reis
Een aantal weken verstreken. Anna en Paula kregen les van jurffrouw Willis en oefenden erin echte dames te worden, en Cinderella ging naar haar stadsschool. Haar vaders wens om met zijn vijfen een familie te vormen, kwam niet uit. Tussen Cinderella en haar vader enerzijds en Elisa, Anna en Paula anderzijds bleef een grote afstand bestaan. Cinderella's vader merkte daar niet veel van, want hij was veel weg voor zijn werk, en wat er thuis gebeurde ontging hem een beetje. Maar Cinderella merkte het wel. Ze voelde dat ze geen klik met Elsa had, en ook niet met haar dochters. En als haar vader weg was, voelde ze zich heel eenzaam in huis. Het meisje trok naar Molly toe. Molly, die er altijd was geweest, zo lang ze zich kon herinneren. De dienstmeid gaf haar meer een gevoel van thuis dan Elisa dat kon doen. Zo was Cinderella meer en meer in de keuken te vinden. De eerste paar keer dat dit gebeurde, had Elisa vol afschuw gereageerd, en ze had het meisje daar vlug weg gehaald.
"Wij horen niet in de keuken," zei ze boos tegen haar. "Dat is het domein van de meiden en knechten. Wij zitten in de woonkamer. Ga daarheen, en gedraag je eens als een echte dame. De nieuwe modebladen zijn binnen. Jullie mogen een nieuwe jurk uitzoeken. Anna en Paula zijn er al mee bezig. Kom ook kijken."
Cinderella was braaf mee gegaan naar de huiskamer waar Anna en Paula al in vervoering over de modetijdschriften gebogen zaten.
Maar het meisje bleef graag met Molly praten. Ze kon het niet helpen. Net als ieder kind, had ook zij liefde en warmte nodig, en dat gaf Molly haar. En dus bleef Cinderella terugkeren naar de keuken. Elisa haalde haar daar steeds weer weg, maar nadat ze haar vier, vijf keer een standje had gegeven, en ze Cinderella in de keuken bleef vinden, gaf de vrouw het op en berustte erin dat het meisje anders was dan haar dochters. Ze leek meer een dienstmeid!
Zo was Cinderella steeds meer in de keuken te vinden, terwijl Elise en haar dochters in de woonkamer zaten. En de mensen in huis raakte gewend aan deze opstelling: Elisa en haar dochters werden 'de dames' genoemd, terwijl Cinderella 'die aardige dochter van de heer des huizes' was. Iedereen dacht zo op een gegeven moment, en gedroeg zich er ook naar: Elisa en haar dochters werden met respect en afstand behandeld, zoals zij het graag van hun bedienden wensten. En met Cinderella ging iedereen om alsof ze een van de hunne was. Elisa merkte dit wel, maar de vrouw maakte er geen einde aan. Stiekum was ze jaloers op Cinderella. Het meisje was veel mooier dan haar eigen dochters waren. En ook zag de vrouw wel dat Cinderella hersens had. Ze vond het vervelend dat haar eigen dochters in de schaduw van dit kind moesten staan. Dat wenste ze hun niet toe! Dus was ze wel blij met het onderscheid waarmee de dienaren hun behandelden. Haar eigen dochters moesten dames worden. Over Cinderella maakte ze zich niet druk.
De enige in huis die niet zag wat er gebeurde, was Cinderella's vader. De koopman was te veel weg om echt goed te kunnen zien, en ook had hij er geen neus voor. Voor hem waren alledrie zijn dochters gelijk: zowel zijn eigen dochter als zijn twee pleegdochters, en het kwam niet bij hem op dat anderen anders dachten.
Op een dag, kondigde de man aan dat hij een verre reis zou gaan maken.
"Ik heb gehoord dat in het Oosten grote opbrengsten te halen valt," zei hij. "Iedereen zegt dat je daar nu heen moet gaan als je geld wilt verdienen. Mijn vriend en zakenpartner gaat volgende week op een grote boot er naar toe, en ik heb besloten met hem mee te gaan. Ik zal een tijd weg zijn van huis, maar als ik terug kom, heb ik zo veel geld verdiend, dat we er met zijn alleen eens uit kunnen gaan. Dan neem ik jullie mee op vakantie naar de zee."
"Hoera!" riep Paula enthousiast toen haar stiefvader dit had verteld. "De zee! Daar ben ik nog nooit geweest. Leuk!"
Elisa's gezicht was betrokken geraakt. De vrouw vond het rot dat ze zo lang haar man zou moeten missen.
"Hoe lang blijf je weg?" vroeg ze hem.
"Een of twee maanden," antwoordde hij. "Ik geef toe dat het erg lang is. Maar het levert enorm veel op. Oosten is ver en het is een flinke reis om daar te komen. Vandaar dat ik niet korter kan gaan. Of ik moet helemaal niet gaan natuurlijk."
"Nee," zei Elisa meteen, "ga maar. We redden ons wel. En we verheugen ons op ons tripje naar de zee. Ik zal juffrouw Willis vragen wie daar in de buurt wonen. Misschien kunnen we die mensen een bezoekje brengen."
Het avondeten ging daarna gewoon verder. Er was niemand merkte dat Cinderella erg stil geworden was. Het meisje hield veel van haar eigen vader, en ze vond het niet leuk dat ze hem zou moeten gaan missen. Maar niemand zag haar bedrukte gezichtje, en niemand vroeg iets aan haar. En dus merkte niemand haar verdriet.
Er werden voorbereidingen voor de reis getroffen. De koopman moest nieuwe kleren hebben, want het klimaat in het verre oosten was heel anders dan hier.
"Licht en luchtig, zeggen ze allemaal," vertelde hij aan Elisa. "En het liefst katoen."
Dus zorgde Elisa voor lichte en luchtige kleren.
Zelf had de koopman het druk om zijn reis op zakelijk gebied voor te bereiden. Hij kocht goederen in die hij daar zou proberen te verkopen, en las over de goederen die daarginds werden aangeboden. Zodat hij een idee kreeg van wat hij er kon aanschaffen om hier te kunnen verkopen.
Elke keer als Cinderelle iets van de voorbereidingen voor de grote reis zag, voelde het meisje zich bedrukt. Maar ze hield zich groot. Ze durfde haar vader niet te storen met haar verdriet, en dus zei ze niets. En zo bleef ze alleen met haar gevoelens rondlopen.
Tenslotte brak de dag van vertrek aan. Het gezin ging mee naar de haven om de koopman naar zijn boot te brengen. In de grote koets gingen ze op pad. De bagage van de koopman was al vooruit gestuurd. Het zou al op de boot in zijn hut staan. Hij had alleen nog een klein tasje met de belangrijkste papieren bij zich.
De koets kwam bij de haven aan, en Paula en Anna trokken vol afschuw hun neuzen op.
"Wat stinkt het hier, zeg!" merkte Anna op.
"Dat is altijd bij een haven," legde hun moeder uit. "Ik vind het ook niets."
"Wat is het dan?" vroeg Paula terwijl ze een zakdoek voor haar neus deed.
"Oh, dat weet ik niet," antwoordde Elisa. "Zee, en vis, en zweet van de werklui."
"Bah!", zei Paula en begroef haar neus nog dieper in de zakdoek.
"Nou, ik blijf in de koets zitten," zei Anna. "Ik heb nieuwe schoenen aan. Als ik had geweten dat het hier zo was...."
"Zijn jullie dan nog nooit bij een haven geweest?" vroeg Cinderella's vader verbaasd aan zijn twee stiefdohters.
"Jawel," legde Elisa vlug voor ze uit. "Maar toen waren ze nog heel klein. Waarschijnlijk herinneren ze zich daar niets meer van."
Opzichtig schudde Paula met haar hoofd van 'nee'. Nee, ze herinnerde zich daar inderdaad niets van.
De koets baande zich voorzichtig een weg door de drukte op de kade.
"Kijk, daar is het schip," zei de koopman trots. Hij wees naar een groot, prachtig schip dat iets verderop aan de kade lag.
Allevier de vrouwen keken bewonderend naar de boot.
"Hij is machtig," zei Paula. "En gaat hij helemaal naar het oosten?"
"Helemaal," antwoordde de koopman.
"Als ik later groot ben, wil ik een keer mee," verklaarde Paula. "Ik hoop dat mijn echtgenoot mij dan een keer meeneemt. Het lijkt me heel leuk om op zo'n groot schip te varen en alle landen aan te doen."
"Als ik weer terug ben, zal ik je vertellen hoe het was," beloofde de koopman haar. "En ik zal natuurlijk veel schrijven. Jullie kunnen elke week een brief van mij verwachten."
"Fijn," zei Cinderella.
Het was het eerste wat het meisje zei. Ze zat dicht naast haar vader en hield zijn grote hand stevig vast. De hand van de koopman voelde warm en krachtig aan. Cinderella genoot van de aanraking. Ze wist dat ze hem straks zou moeten laten gaan, en was bang voor dat moment.
Daar stopte de koets voor het grote schip. De koetsier zwaaide de deur open, en de koopman stapte uit. Achter hem stapte Cinderella uit. Direkt waaide de zeewind door haar haren. Het meisje voelde ze heen en weer bewegen en vond het een fijn gevoel. Voor haar lag het schip. Het was er erg druk, want de laatste dingen werden nog ingeladen, passagiers stapten in, en voorbereidingen voor vertrek werden genomen.
De zeewind waaide ook door de geopende deur de koets binnen. Hij rook ook hier niet helemaal fris en Elisa en haar dochters besloten in de koets te blijven.
"Stappen jullie niet uit?" vroeg de koopman half teleurgesteld toen hij dit merkte.
"Nee, we nemen hier afscheid," antwoordde Elisa. "Deze omgeving bevalt ons niet. Kom nog even terug, dan kan ik je omhelsen."
En dus klom de koopman weer terug in de koets om afscheid van zijn vrouw en zijn twee pleegdochters te nemen.
"Loop jij wel mee?" vroeg hij daarna aan Cinderella, en toen deze buiten de koets bevestigend knikte, kwam hij het rijtuig weer uit.
"Ga niet te ver," waarschuwde Elisa naar Cinderella. "Je moet ons weer kunnen terugvinden."
"Geen zorgen," antwoordde de koopman. "Ik neem haar alleen mee naar de loopbrug. Die is daar." En hij wees.
"Van daar kan ze de koets zo weer terugvinden. Nu, dag allemaal. Tot over twee maanden."
De man draaide zich om en samen met Cinderella liep hij naar het schip.
"Pap, mag ik mee naar het oosten?" vroeg Cinderella toen ze buiten gehoorafstand van de koets waren.
Haar vader was verbaasd.
"Ga je me zo erg missen?" vroeg hij.
En toen Cinderella bevestigend knikte:
"Maar dat is toch nergens voor nodig. Over twee maanden ben ik er al weer. Die 60 dagen zijn zo om, echt waar."
Cinderella zei niets, en haar vader keek haar eens aan. Toen hij een traan over Cinderella's wang zag lopen, nam hij haar in zijn armen.
"Meisje, zo erg is het toch niet?" vroeg hij.
"Ik ben bang," snikte Cinderella.
Dat maakte de koopman nog meer verbaasd.
"Maar waarvoor?" vroeg hij.
"Ik weet het niet," antwoordde Cinderella. "Ik ben gewoon bang. Alsof iets heel naars gaat gebeuren."
De koopman schudde met zijn hoofd.
"Dat zal niet gebeuren," zei hij. "Ik ga alleen even op reis. Voor een lange tijd, dat is waar. Maar ik kom weer terug. En eerder dan je denkt. En bij Elisa zit je goed. Ze is je moeder. Je nieuwe moeder."
"Echt meisje, voor je het weet is alles weer voorbij."
Cinderella knikte. Ze besefte ook wel dat het raar was om bang te zijn. Maar wat was dat nare voorgevoel dan?
"Ben jij niet bang?" vroeg ze aan haar vader terwijl ze verder liepen naar het schip.
"Nee, ik verheug me op de zaken," antwoordde haar vader. "En ik verheug me op ons wederzien, straks over 60 dagen. Daar kijk ik naar uit. Dan zijn we weer samen. En dan heb ik veel verdiend. Je zult zien, het leven wordt dan prachtig."
Dat gevoel kon Cinderella niet delen. Als ze heel eerlijk was, kon het meisje zich niet voorstellen dat haar vader echt terug zou keren. Ze had het gevoel dat dit afscheid voor altijd zou zijn. Ergens besefte ze wel dat dat gek was, maar ze had gewoon dat gevoel. Of kwam dat door de angst die ze had?
Ze kwamen bij de loopplank.
"Hier moet ik afscheid van je nemen, meisje," zei haar vader tegen haar. "Je mag niet de loopplank op."
Hij nam Cinderella's handen in de zijne.
"Hou je taai," zei hij tegen haar. "En je zult het zien, spoedig ben ik weer bij je terug."
Cinderella knikte.
"Ik zal mama's graf blijven verzorgen," zei ze. "Ben je er vanochtend nog geweest?"
De koopman glimlachte breed.
"Natuurlijk," zei hij vriendelijk. "Maar ze zit ook hier."
En hij wees met een hand naar zijn hart.
"En hij zit hier,", zei hij toen terwijl hij met zijn hand naar het hart van Cinderella wees.
"Ze is altijd bij ons, en bewaakt ons in ons leven."
Cinderella knikte zonder iets te zeggen. Ze had een brok in haar keel, en er stonden tranen in haar ogen.
"Nu, dag meisje," zei haar vader.
Het geluid van een scheepshoorn klonk op.
De koopman schrok er van en keek verschrikt op. Toen keek hij weer naar zijn dochter.
"Dat was mijn boot," zei hij. "Ik moet er nu vlug op. Kom, nog een kus."
Het meisje boog zich naar hem toe en hij omhelsde haar.
Terwijl Cinderella zo in haar vaders omhelsing zat, probeerde ze alles wat van dit moment was in zich op te nemen: De geur van haar vader, de aanraking, zijn stem. Ze bewaarde alles zodat ze het voor altijd zou onthouden. Ze had het idee dat ze het nog nodig zou hebben. Voor later, als haar vader niet meer terug kwam.
De omhelsing duurde maar enkele seconden. Toen maakte de koopman zich van zijn dochter los. Hij drukte haar nog even de hand, en toen liep al zwaaiend de loopplank over. Op de boot zwaaide hij nog een keer, en toen was hij weg. Verdwenen naar binnen.
Cinderella zwaaide nog even naar de boot, maar ze besefte dat ze hier niets meer te zoeken had. Opnieuw loeide de scheepshoorn. De laatste mensen haastten zich naar de loopplank toe.
"Haast je!" riep een man die de loopplank bewaakte naar de mensen. "We gaan bijna vertrekken."
Cinderella besloot naar de koets terug te keren. Ze keerde zich om en zocht haar weg over de kade tot waar het rijtuig stond.
Ze opende de deur, en meteen waaide een enorme wind de koets binnen.
"Kom vlug erin," riep Elisa haar toe. "Oh, die wind. Ik houd niet van havens. Haast je, meisje. Doe de deur weer dicht"
Cinderella ging op de bank naast Paula zitten, maar die schoof meteen door naar de bank tegenover haar.
"Je stinkt," zei ze vol afschuw tegen Cinderella. "Oh, je had niet naar buiten moeten gaan. Ik ga niet naast je zitten. Anna, schuif eens op? Ik zit hier krap."
Anna schoof een stukje opzij, halfmopperend. Maar ook zij wilde niet naast Cinderella zitten en bleef dus zitten waar ze zat. En zo dacht Elisa er ook over, hoewel de vrouw wel zo netjes was om het niet uit te spreken.
En zo zat Cinderella in haar eentje, terwijl Elisa en haar twee dochters op de bank tegenover haar dicht opeen gepakt zaten.
Buiten loeide de scheepstoeter nog een keer.
"De loopplank wordt ingehaald," zei Anna die door het raampje van de koets naar buiten keek. "De boot gaat zo vertrekken."
Elisa besloot te wachten tot de boot vertrokken zou zijn. Toen na toch nog een lange tijd het schip eindelijk in beweging kwam, boog iedereen zich voor de raampjes en zwaaide met zijn hand naar de vertrekkende boot.
"Ik denk alleen niet dat hij ons zo heeft gezien," zei Elisa met een lach. "Maar we hebben in ieder geval gezwaaid. Kom, de boot is nu te ver weg. We gaan naar huis. Koetsier, zet de paarden in beweging!"
Er gingen een paar weken voorbij. Weken, waarin iedereen probeerde zo normaal mogelijk verder te leven. De koopman was wel vaker van huis, en eigenlijk was iedereen er wel aan gewend om zonder hem te leven. Het ging best wel goed.
De eerste brief kwam vrij snel.
"Ik ben nu in Barcelona," schreef de koopman. "Alles gaat goed. Wees niet bang als de volgende brieven steeds later komen. Ze moeten natuurlijk een steeds grotere afstand afleggen."
Inderdaad kwam de tweede brief wat later. De koopman maakte het nog steeds goed. Ook een derde brief kwam. Maar toen kwam niets meer. Helemaal niets.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 4: Vermist!