Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
De meisjes stonden tussen de bomen en wachtten stil op Armon en Petrol. Het duurde lang. De ochtend verstreek zonder dat er iets gebeurde. De twee meisjes wachtten en wachtten maar er gebeurde niets. Tot ze ineens, aan het begin van de middag, de oude man alleen zagen terugkomen.
Verschrikt greep Myrra Aralyssia's arm. Weldon was teruggekeerd. Maar waar waren Petrol en Armon?
De oude man ging het hutje binnen, en bleef daar. Buiten werd alles weer stil. De meisjes bleven tussen de bomen staan en hielden het hutje in de gaten, maar er gebeurde niets.
Na een poosje begon het wachten Myrra te vervelen.
"Ik ga kijken wat die man daar in dat hutje doet," fluisterde ze tegen Aralyssia. "Blijf jij hier."
De prinses knikte en Myrra sloop naar het hutje. Voorzichtig probeerde het meisje door het raampje van het hutje naar binnen te gluren, maar helaas kon ze niets zien. Het raampje was van glas, maar het glas was door de tijd heen zo vuil geworden dat je er niet meer doorheen kon kijken. Dus sloop Myrra naar de deur en opende die heel voorzichtig. Meteen hoorde ze van binnen een luid gesnurk op haar af komen. De man sliep! Myrra gruwelde. De man sliep alsof er niets aan de hand was. Maar waar waren Petrol en Armon gebleven?
Myrra opende de deur nog een stukje verder en gluurde naar binnen. Ze zag de oude man in een hoek liggen, op de dekens die de meisjes daar vannacht hadden zien liggen. De man snurkte geweldig, en hij merkte Myrra niet op. Rustig sliep hij verder.
Terwijl Myrra zo keek, kreeg ze een geweldig idee. Op een van de planken had het meisje touw zien liggen. Dat kon ze nu goed gebruiken! Op haar tenen sloop Myrra het hutje binnen en zachtjes nam ze het touw van de plank. Toen sloop ze voorzichtig naar de man toe. Bij de man bleef ze staan. Even aarzelde het meisje. Hoe zou ze het aanpakken zonder dat hij wakker werd?
Ze bukte en pakte toen voorzichtig de linkerhand van de vieze man beet. Ze hield haar adem in, maar gelukkig werd de man niet wakker.
Nu heel voorzichtig handelen. Langzaam verschoof het meisje de hand van de man opzij tot het naast zijn rechterhand kwam te liggen. Ze hoopte vurig dat de man rustig door zou blijven slapen. Dat lukte. Prachtig! De handen lagen nu dicht tegen elkaar en Myrra kon ze samenbinden.
Het meisje ging voorzichtig te werk. Ramsh had haar geleerd hoe ze binden moest, en professioneel bond ze de handen van de man met het touw aan elkaar. Toen ze daarmee klaar was, probeerde ze hetzelfde met de voeten te doen; maar net toen ze daarmee begonnen was, gebeurde er iets erg vervelends.
Stemmen klonken op. Myrra schrok toen ze ze hoorde. Even dacht ze dat het Petrol en Armon waren die waren teruggekomen. Maar de stemmen klonken anders, en ook waren het er meer dan twee.
"Zo, we zijn er," hoorde ze buiten het hutje zeggen. "Hier houden we er voor vandaag mee op. Die vervelende regen ook."
"Ik hoop dat er nog niemand in zit," klonk een andere stem.
Myrra hoorde de persoon die het eerst had gesproken snuiven: "En wat dan nog. Dan is er heus nog wel plaats voor ons."
De mannen, of wie het dan ook waren, liepen naar de deur toe en gooiden hem toen bruut open.
Weldon werd met een schok wakker. Direct bemerkte hij zijn geboeide handen, en hij liet een schreeuw van schrik horen. Hij zag Myrra niet, want die was ondertussen naar de deur geglipt. Met een bang hart verborg het meisje zich achter de geopende deur. Ze hoopte dat niemand haar daar zou zien. Wat een pech dat die mannen waren gekomen!
In eerste instantie zagen de mannen het meisje ook niet. Ze zagen alleen de verwilderde, oude man op de dekens zitten wiens handen samengebonden waren; en ze waren erg verbaasd.
"Kijk nou," zei een van hen. "Hij is gebonden."
"Die is hier vast achtergelaten," merkte een ander op. "Laten we hem maar rustig zitten. Wie weet wat voor lievertje het is."
"Nee, nee, alstublieft. Maak me los!" jammerde Weldon. De man probeerde zijn handen los te trekken, maar Myrra had ze goed samen gebonden. En het lukte hem niet om los te komen.
Ondertussen kwamen de mannen van buiten het hutje binnen. Het waren er wel vijf. Toen de laatste man binnen was, sloot hij de deur. Myrra kon zich nu nergens meer verbergen. Maar gelukkig zagen de mannen haar ook nu nog niet, want het was erg donker in het hutje. Maar een van de mannen maakte licht, en toen zagen ze Myrra wel!
Iedereen was heel verbaasd een meisje in deze hut te vinden. Weldon wees boos naar haar.
"Zij heeft het gedaan!" riep hij tegen de vijf mannen die binnen gekomen waren. "Zij heeft me vastgebonden!"
Myrra stond daar. Ze knipperde met haar ogen tegen de lamp, want die was erg fel. En ze wist niet wat ze moest doen.
"Nee maar," hoorde ze toen iemand verbaasd zeggen. Een van de vijf mannen trad vanachter de anderen naar voren en ging voor Myrra staan. Met een schok herkende Myrra de jongen die nu voor haar stond. Het was Rogier, haar eigen broer!
"Nee maar," herhaalde de jongen nogmaals verbaasd. "Hier is mijn zusje. Myrra, wat doe jij hier?"
Een stilte viel in de hut. De andere vier mannen wisten niet goed wat ze moesten zeggen. Toen merkte een van hen ineens op.
"Dat is dat meisje dat die avond met de prinses is ontsnapt."
"Precies," zei Rogier met een vuile blik op Myrra. "En nu is ze hier. Waar heb je de prinses gelaten, zusje?"
Myrra keek brutaal naar haar broer op. Ze zou zich niet laten kleineren door hem. Maar ze zei niets.
De stilte maakte de jongen boos. En hij kwam op haar af. Maar dat zou Myrra niet toelaten. Snel trok het meisje haar mes.
"Blijf op afstand," waarschuwde ze haar broer fel.
Rogier schrok even terug. Toen begon hij te lachen.
"Kijk, kijk, kijk," zei hij spottend tegen zijn gezellen. "Mijn zusje kan met een mes overweg. Tenminste...... Of denk je dat je het kan? Hé, zusje? Kan je wel met dat mes overweg dat je daar hebt? Of heb je het alleen voor de sier? Nou? Ben je me gewoon bang aan het maken? Denk je me zo af te kunnen schrikken."
Snel trok de jongen zijn eigen mes, en hield het op zijn beurt waarschuwend voor Myrra voor.
"Nou, wat denk je ervan?" vroeg hij uitdagend terwijl hij zich naar het meisje toeboog. "Wat denk je ervan? Heb je zin in een potje vechten? Of word je nu toch wel bang?"
Myrra keek haar broer moedig in de ogen. Een meter verderop zag ze de deur. Als ze die veilig kon bereiken....
Het meisje bedacht zich niet langer. Ze sprong naar voren en duwde Rogier weg. Haar onverwachte reactie verraste de jongen. Hij verloor zijn evenwicht en tuimelde om. Met een tweede sprong was Myrra bij de deur. Ze gooide de deur open en rende toen naar buiten. Naar de eerste bomen van het bos.
Ze was wel zo verstandig niet direct in de richting van de prinses te rennen. Dan zou ze haar bij de mannen verraden. Het meisje rende de andere kant op, naar de weg.
De vijf mannen kwamen haastig uit de hut. Ze wilden Myrra achterna gaan, maar het meisje was sneller. Bovendien regende het buiten nog steeds. En dus gaven de mannen de achtervolging al snel op. Ze verdwenen allemaal weer in de hut, en buiten werd alles weer rustig.
Verschrikt zette Aralyssia een stap in de richting van de hut. De prinses had alles gezien. Ze was vreselijk geschrokken toen de vijf mannen opgedoken waren, en ze was erg bang geweest dat Myrra binnen zou worden ontdekt. Even leek het erop dat dat niet zou gebeuren: het was rustig gebleven in de hut. Maar toen was de deur ineens opengegaan, en Aralyssia had Myrra naar buiten zien rennen. Met de mannen achter haar aan! Dus toch! Aralyssia verstijfde van schrik. Ze voelde dat ze Myrra moest helpen. Maar ze wist niet hoe. En waar was het meisje nu gebleven?
Gelukkig zag ze de mannen even later weer naar binnen gaan. Kennelijk hadden ze de achtervolging opgegeven. Mooi! Aralyssia vroeg zich af waar Myrra nu was. Maar niet veel later zag ze het meisje al weer terugkomen. Als een taaie belager sloop het straatkind naar de hut en knielde er voor neer. Het meisje legde haar oor tegen de wand en luisterde. Myrra liet zich niet zo maar wegjagen. Ze hoopte dat ze kon horen wat in de hut besproken werd. Dit waren immers mensen van de rebellen. Mensen die meer over de koning wisten. Misschien, heel misschien zou ze iets opvangen wat voor hun belangrijk was!
Aralyssia ging naar Myrra toe en knielde naast haar neer. Myrra schrok op toen de prinses bij haar kwam.
"Oh, ben jij het," fluisterde ze toen opgelucht. "Sst, wees stil. Het zijn de rebellen."
Aralyssia schrok toen ze dit hoorde, maar ze knikte dapper en legde ook haar oor tegen de wand van de hut om te luisteren. De hutwandjes waren erg dun. De meisjes konden alles horen wat binnen werd gezegd.
Binnen was een hoop onrust. De mannen hoorden Weldon uit over de afgelopen ochtend. De oude man vertelde wat er was gebeurd. Hij beschreef hoe de twee mannen hem hadden vastgegrepen, en hoe hij ze later naar het kamp van de rebellen had gebracht.
"En er waren twee meisjes bij, zei je?" vroeg een van de mannen. "Twee?"
Weldon bevestigde dit.
"Rogier," zei de man toen. "Je zei dat je zusje die avond bij de prinses was. Zou het tweede meisje de prinses geweest kunnen zijn?"
Een van de mannen lachte honend toen hij dit hoorde.
"De prinses hier in het bos. In deze hut. Kom op man, dat doet een prinses niet. Tenzij ze een gevangene is."
Weldon antwoordde ontkennend.
"Nee, ze waren gewoon vrij. Allebei."
"Myrra is die nacht met de prinses in dit bos verdwenen," hoorde Myrra haar broer zeggen. "Ik weet niet wat daarna allemaal is gebeurd, maar het kan heel goed dat het toch de prinses is geweest die Weldon heeft gezien."
"Als dat zo is," zei een van de mannen. "Als dat zo is, dan is ze hier in de buurt. Dat moet Arthur weten."
Een instemmend gebrom klonk op.
"Ja, de prinses is nog wat hij mist," hoorden de twee meisjes iemand in de hut zeggen.
"Dan moeten we zo snel mogelijk verder," zei de eerste man. "Op naar ons kamp. Laten we geen tijd verliezen. Inpakken en wegwezen."
Er klonk gestommel terwijl de vijf mannen in de hut hun spullen weer bij elkaar zochten en zich klaar maakten voor de tocht in de regen.
"Wat doen we met hem?" hoorden de twee meisjes buiten opeens iemand vragen. De man die dit zei doelde waarschijnlijk op Weldon.
"Laat hem maar liggen," was het antwoord van de man die de leiding leek te hebben. "Gewoon zo vastgebonden. De volgende reiziger zal hem wel losmaken."
Weldon begon te protesteren. Maar dat hoorden de twee meisjes buiten de hut niet meer. Beide waren opgestaan. Ze wisten dat ze zich nu uit de voeten moesten maken. Spoedig zouden de mannen uit het hutje komen. En ze waren op zoek naar hun!
Myrra en Aralyssia holden naar de weg. Toen ze bij de weg kwamen, keken ze hem links en rechts af om te zien of hij leeg was en staken hem toen over. Toen begonnen ze door de struiken evenwijdig langs de weg te rennen. Verder, in de richting van de oostkust. In de richting van het kamp van de rebellen. Zo renden beide meisjes een poosje door. Maar toen kwamen ze bij een dichte bos struiken. Aralyssia zag het struikgewas en knikte naar Myrra.
"Laten we hier even rusten," gebaarde ze.
Myrra vond het goed en de twee meisjes kropen het struikgewas in.
Het was een fijn plekje daar. Vanaf waar ze lagen konden ze goed op de weg kijken, maar niemand kon hen zien. Ze besloten daar even te blijven. In ieder geval totdat de mannen uit de hut hun waren gepasseerd.
Maar de eerste die ze over de weg zagen komen, was Petrol! De man liep langs de kant van de weg, en hij zag er erg vermoeid uit. De twee meisjes waren verbaasd hem te zien. En waar was Armon?
"Wacht hier," zei Myrra fluisterend tegen Aralyssia. "Ik haal hem op."
Myrra stond op en kroop de bosjes uit. Even later was ze bij Petrol. De goede man was erg blij Myrra te zien. Maar het meisje gunde hem geen tijd. Snel trok ze de man van de weg af, en nam hem mee naar de bosjes waar Aralyssia nog zat.
Ze was net op tijd terug, want niet veel later klonken stemmen. Daar kwamen de mannen van het hutje aan!
Muisstil zaten, Myrra, Aralyssia en Petrol tussen de struiken en zagen de mannen voorbij komen. Het waren ze alle vijf. Myrra herkende haar broer Rogier, en nog een andere jongen die ze vaak op de straten van Malidara had gezien: Dirk. Weldon was er niet bij. De mannen hadden hem inderdaad in de hut achtergelaten.
De drie in de bosjes zaten muisstil toen het groepje hun passeerde, en ze bleven stil tot de mannen in de verte waren verdwenen en de kust weer veilig was. Pas toen ze wisten dat de mannen ver weg waren, begonnen ze te praten.
"Petrol, is alles goed?" vroeg Myrra als eerste aan de vermoeide man. "Waar is Armon?"
Petrol bromde.
"Die smerige man, die Weldon, heeft ons in een hinderlaag gelokt," vertelde hij boos aan de twee meisjes. "Toen we bij het kamp van de rebellen waren, zei hij tegen de wachtposten dat we verraders waren. Ze grepen ons direct. We konden niets beginnen."
"En toen?" vroeg Aralyssia gespannen. "Als ze je hadden, hoe ben je dan vrij gekomen?"
De man glimlachte trots naar de prinses.
"Een oude vos als mij, vang je niet zo maar, meisje. Nog voor ze ons bij de andere gevangenen hadden kunnen stoppen, was ik al weer vrij. Armon had helaas niet zo veel geluk."
Myrra keek de man voor haar ongelovig aan.
"Hoe heb je dat klaargespeeld?" vroeg ze nieuwsgierig.
Maar Petrol wuifde dat weg.
"Oh, gewoon een beetje praten, en een beetje slijmen," zei hij. "Laat dat maar aan mij over, hoor. Ik ben nu bevriend met een van die mannen daar."
De twee meisjes waren verrast. Ze keken Petrol bewonderend aan.
"Heb je met de rebellen gepraat?" vroeg Aralyssia verbaasd. "Echt waar? En heb je nog wat gehoord?"
Maar Petrol schudde met zijn hoofd.
"Nog niet," antwoordde hij. "Daarvoor is het nog te vroeg. Maar ik kan terugkomen. En dat ga ik natuurlijk doen. Ik wilde alleen eerst zien hoe het met jullie was, dus vandaar dat ik hier weer teruggekomen ben. Nu ik jullie gevonden heb, wil ik zo snel mogelijk naar het kamp terug. Ik ga daar helpen. Ik zal een poosje in het kamp blijven, en zo zal ik heel veel te weten komen. Ik hoop dat ik Armon ook nog kan bevrijden.
"Dat zou mooi zijn," zei Aralyssia blij. "Ja, doe dat."
"Petrol, we moeten jou nog vertellen over die mannen van net," zei Myrra. "Mijn broer was daarbij, en hij heeft mij gezien."
Petrol keek verbaasd op en Myrra vertelde verder.
"Hij zit bij de rebellen," vertelde ze de man. "Maar hij weet van mijn missie. Daarom zitten ze achter me aan. Het is jammer dat ze me gezien hebben. Je zag ze net voorbij komen. Ze zijn op weg naar het kamp om aan de hoofdman te vertellen dat ik in de buurt ben."
Petrol zat vol vragen.
"Dus jullie hebben ook een broer?" vroeg hij aan de twee meisjes. "En die zit bij de rebellen?"
Myrra knikte. Aralyssia knikte ook maar, hoewel Rogier niet echt haar broer was. Maar Petrol wist natuurlijk niet beter.
"En waarom willen ze jullie hebben?" vroeg de man. "Er zijn meer mensen die de koning terug willen. Waarom doen ze voor jullie dan die moeite?"
Petrol was inderdaad een slimme man!
Maar hier had Myrra haar antwoord op.
"Omdat we het werkelijk proberen," zei ze tegen de man. "En volgens mij zijn we de enige daarin. Toch? Niemand anders is echt bezig de koning te bevrijden."
Hierin moest Petrol het meisje gelijk in geven. Inderdaad leek het of zij de enige waren die daadwerkelijk moeite voor hun koning deden. En dan was het logisch dat de rebellen de meisjes graag wilden hebben.
"Dus wat doen we nu?" vroeg Aralyssia. "We kunnen niet te dicht bij het kamp komen. Als ze ons zien, worden we gepakt."
"Maar ik wil wel terug naar het kamp," zei Petrol. "Het spionneren gaat nu echt beginnen. Ik ga daar aan de slag."
"Hoe ziet het er daar uit?" vroeg Myrra. "De omgeving van het kamp, bedoel ik. Zouden wij ons er schuil kunnen houden, terwijl jij spioneert?"
"Het is niet ver meer," vertelde Petrol. Het is vlakbij de zee. Zoals Armon al dacht, ligt het kamp bij een verborgen baai. De rotsen zijn er erg hoog, en er zitten allemaal grotten in. In een daarvan zouden jullie je mooi schuil kunnen houden. Laten we het kamp vanaf de noordkant benaderen en uitkijken naar een goede rotshol. Dan kunnen jullie daar een paar dagen blijven terwijl ik in het kamp bezig ben."
"Een paar dagen?" vroeg Aralyssia verschrikt.
Maar Myrra negeerde het meisje.
"Dat doen we," zei ze enthousiast tegen Petrol. "Laten we ten noorden van het kamp een mooi rotshol zoeken, en dan blijven we daar terwijl jij voor ons in het kamp spioneert."
Dat was dus het plan.
Petrol, Aralyssia en Myrra gingen eerst eten. Nu de spanning voorbij was, merkten ze alle drie hoe laat het al was en hoeveel honger ze hadden. Ze haalden daarom hun proviand tevoorschijn en aten ervan. Toen gingen ze weer op weg. Door het bos liepen de drie naar het noordoosten. Het regende nog steeds. Sinds gisteren was de regen nog niet opgehouden en het bos droop aan alle kanten.
De twee meisjes en Petrol bogen van de weg af en lieten het achter zich. Nu waren ze weer omringd door bomen en struiken. Myrra en Aralyssia vonden het prettiger zo. Zo, dwars door het bos, liepen ze minder kans dat ze iemand tegen kwamen. Zeker nu, nu het zo regende!
"We gaan eerst een flink stuk naar het noorden," zei Petrol tegen de twee meisjes. We zullen het kamp van de rovers via een omweg benaderen. Ik weet namelijk nog niet waar hun wachtposten zitten, en die wil ik niet onverwachts tegen komen."
Dat was OK. En zo ploeterden de drie spionnen door het natte bos. Op weg naar het noorden.
Aan het eind van de middag begon het minder te regenen, en tegen de avond werd het droog.
Droog! Eindelijk! De meisjes schudden de druppels van hun regencapes, en waren blij dat ze ze konden afdoen. Het leek of het wel een eeuwigheid geregend had!
Voorzichtig hun weg zoekend, liepen de drie verder. Langzaam aan werd het bos rondom hun rotsachtig. De twee meisjes en Petrol moesten nu af en toe klimmen. Omhoog een rotsheuvel op en dan weer omlaag een dal in. Toen de avond viel, zochten ze een plekje om de nacht door te brengen. Die vonden ze onder een groot rotsblok die een stuk overhelde. De grond eronder was droog en lekker zacht. Een ideale slaapplaats! Blij dat ze zo'n fijne plek gevonden hadden, gingen ze zitten. Ze aten nog wat, maar al gauw strekten ze zich uit en vielen in slaap.
De volgende ochtend scheen de zon, en tussen de bomen mistte het van het opdrogende vocht. Het bos was nog vochtig, maar spoedig zou de zon aan kracht winnen, en dan zou het droog worden.
Zittend op de droge grond onder het rotsblok aten de drie hun ontbijt.
"Hoe ver is het nog naar het kamp?" vroeg Aralyssia aan Petrol. "We hebben een flinke omweg gemaakt, niet"
Petrol knikte.
"Als het goed is, bereiken we vandaag de zee," zei hij. "Als we daar zijn, wil ik weer naar het zuiden reizen. En dan moeten we naar een mooi plekje voor jullie gaan uitkijken. Een rotshol waar jullie kunnen verblijven terwijl ik me in het kamp ophoud."
De twee meisjes knikten.
Toen het ontbijt op was, kwam iedereen weer overeind en nadat ze alle spullen hadden ingepakt, trokken ze weer verder.
Petrol had de afstand goed ingeschat. Nog voor de middag begon, bereikte het gezelschap de zee. De twee meisjes bleven staan en keken naar het schouwspel dat zich voor hun uitstrekte. Dit was het wilde gedeelte van het eiland. Anders dan bij Malidara bestond de kust hier uit woeste kliffen die uit het water omhoog oprezen. De meisjes en Petrol stonden boven op een ervan en keken omlaag de diepte in. Ver beneden hun zagen ze de zee tegen de rotsen beuken.
"De zee," zei Myrra. "Het is lang geleden dat ik hem heb gezien. In Malidara zag ik hem elke dag. Ik besef nu pas dat ik hem gemist heb. Maar hij ziet er hier anders uit. Veel woester en vol met schuim van het beuken tegen de rotsen."
Het meisje keek om zich heen. De omgeving was rotsachtig en bergachtig. De rotsen hadden grillige vormen, en je zag overal omhoog stekende pieken en de donkere gaten van spelonken. Het verbaasde Myrra niet dat de rebellen hier hun koning vast hielden. De streek was een ideale plek voor een geheim kamp.
"We gaan nu naar het zuiden," zei Petrol tegen de meisjes. En hij wees de richting. "Maar voorzichtig, hoor meisjes. Ik wil niet te ver meer gaan. Ik wil niet door een wachtpost worden ontdekt. Kijk goed uit naar een bruikbare plek waar jullie kunnen verblijven."
Myrra, Aralyssia en Petrol zochten hun weg voorzichtig over de rotsen van de kust richting het zuiden. Terwijl ze liepen, keken ze om zich heen of ze iets konden zien waar ze zouden kunnen slapen. Het was Aralyssia die de plek vond.
"Kijk daar," zei ze opeens tegen Myrra en Petrol. "Die rotswand daar. Ik heb daar een gat gezien. Je ziet het nu niet omdat die struiken ervoor staan. Maar het was er wel. Misschien is het een geschikt hol. Laten we het onderzoeken."
"Ik zie niets," zei Myrra terwijl ze in de richting keek die Aralyssia had gewezen.
"Nee, het gat is nu niet te zien," zei Aralyssia. "Maar ik heb me niet vergist. Het is er echt. Kom laten we erheen gaan."
De drie mensen klommen erheen. En inderdaad, Aralyssia had het mooi ontdekt. Daar in de rotswand was een hol. En wat voor een fijn hol het was! De bodem bestond uit zacht zand, dat helemaal droog was. Want de opening van het hol keek uit op het oosten en 's ochtends scheen de zon er in en droogde het zand.
"Je hebt hier een prachtig uitzicht!" zei Myra bewonderend terwijl ze vanuit de grot naar buiten keek. "Je kunt de hele zee overzien."
"Dat is prima," zei Petrol. "Dan kunnen jullie in de gaten houden of er boten naar het rebellenkamp varen. Lyssa, dit hol is schitterend. Ik denk dat jullie het hier wel een paar dagen kunnen uithouden."
"Ja, dat gaat zeker lukken," antwoordde Myrra met haar blik nog steeds op de zee gericht. "Wij blijven hier. Wat ga jij nu precies doen?"
"In het kamp ben ik bevriend geraakt met een van de wachten," legde Petrol nog eens uit. "De man heet Wart. Ik ga hem helpen. Zijn hulpje zijn dus. Ik zal door het hele kamp komen. Ondertussen geef ik mijn ogen en oren natuurlijk goed te kost."
"Wanneer kom je hier weer terug?" vroeg Aralyssia.
"Over een paar dagen," antwoordde de man. "Maar maak je geen zorgen als het wat langer duurt. Onthoud: een vos als mij, houdt niemand lang vast. Ik kom echt terug."
"We blijven hier niet tot in de eeuwigheid op je zitten wachten, hoor," merkte Myrra opeens op. "Laten we afspreken dat je maximaal tien dagen weg blijft. Als je na tien dagen nog niet terug bent, gaan Lyssa en ik naar Gustav terug."
Petrols gezicht betrok. Maar hij wist dat Myrra gelijk had. Dus knikte hij.
"Goed," zei hij. "Als ik er na tien dagen nog niet ben, dan moeten jullie teruggaan. Maar ik kom eerder terug, hoor. Ik zal denk ik om de paar dagen hier even bij jullie komen kijken. En dan vertel ik wat ik weet. Dat kunnen jullie dan onthouden, en als er dan toch wat met me gebeurt, dan hebben jullie in ieder geval al wat informatie."
"Maar er gebeurt toch niets met je, hè?" vroeg Aralyssia toch een beetje angstig. "Je past toch goed op je zelf."
Petrol maakte een kleine buiging naar de prinses.
"Meisje, je weet wat ik heb gezegd. Een vos als mij vangt niemand. Maak je echt geen zorgen. Ik kom bij jullie terug."
De prinses knikte.
"Nou, jullie zitten hier goed," zei Petrol terwijl hij voor de laatste keer om zich heen keek. "Dan ga ik nu meteen verder. Pas goed op jullie zelf. En tot over een paar dagen."
Petrol nam hartelijk afscheid van de meisjes, en toen liep hij in zijn eentje weg. Op naar het kamp van de rebellen.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen