Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Weer terug op Kirrin.
Hoofdstuk 2: Een onverwachte wending.
Hoofdstuk 3: Op weg naar het donkere bos.
Hoofdstuk 4: Vreemde dingen.
Hoofdstuk 5: Bram en Eleor.
Hoofdstuk 6: Gebeurtenissen in de nacht.
Hoofdstuk 7: Er gebeurt een boel rond 'Zonnehoven'!
Hoofdstuk 8: In het grote huis.
Hoofdstuk 9: Onderdanen van Bram!
Hoofdstuk 10: Een spectaculaire ontsnapping.
Hoofdstuk 11: Waar is iedereen?
Hoofdstuk 12: Weerzien op het politie-bureau.
Hoofdstuk 13: De ontknoping van alle gebeurtenissen.
Hoofdstuk 14: Het einde
Hoofdstuk 3: Op weg naar het donkere bos.
De volgende ochtend was het druk in huize Kirrin. Veel te druk eigenlijk voor George's vader die boven in zijn slaapkamer met de gordijnen stijf dichtgetrokken probeerde te slapen. Hij was nog steeds misselijk. Hij hoopte dat de dokter gelijk had en dat het verblijf in dat huis daar in dat bos hem zou helpen. Vooralsnog had hij weinig zin in de dingen die gingen gebeuren. Op reis met deze misselijkheid, hoe kon de dokter dat nou voorschrijven? Al die drukte die het gaf.
"Bom!" daar klonk weer een bom.
"Wat gebeurt daar toch allemaal beneden?," dacht de geleerde. Maar hij voelde zich te ziek om echt boos te worden.
Beneden gaf Julian George een standje. "George, denk nu toch aan je vader!" zei hij. "Waar zeul je nu weer mee?"
"Timmy's mand!" antwoordde George, ietwat nijdig. "Als Timmy dan daar in dat hok moet slapen, moet hij minstens zijn eigen mand bij zich hebben, vind ik. Ook al ligt hij er hier nooit in."
Dick kwam erbij staan.
"Je denkt toch niet dat tante Fanny het goed vindt dat die mand in de auto komt, he?," vroeg hij ongelovig.
"Nee, ik neem hem zelf mee," antwoordde George.
Nu waren de jongens verbaasd.
"Ga je hem meenemen, in de trein?," vroeg Julian. "Dat wordt een heel gesleep."
George schudde haar hoofd. "Welnee," antwoordde ze. "Ik bind er touwen aan. En dan kan hij zo op mijn rug. Ik heb het al geprobeerd. Het gaat makkelijk."
Julian haalde zijn schouders op.
"Als je moe wordt, nemen we hem niet van je over hoor," waarschuwde hij.
George stak haar tong naar hem uit.
"Ik word niet moe," antwoordde ze.
Annie kwam de trap af met haar rugzak.
"Hoe is alles hier ?," vroeg ze. "Zijn we bijna klaar?"
"Ja, alles is klaar," antwoordde Dick. "Julian en ik hebben net Joan geholpen met het eten. Sjonge wat we allemaal niet voor de komende twee dagen meekrijgen! Het wordt heerlijk!"
Julian lachte.
"Het is goed dat daarna tante Fanny en oom Quentin komen met nieuw proviand," zei hij. "Het is anders niet aan te slepen."
Annie knikte goedkeurend.
"Hoe laat vertrekken we, Julian ?," vroeg ze toen.
Julian keek op zijn horloge.
"Tante Fanny heeft Thomas opnieuw gevraagd onze spullen naar het station te rijden," antwoordde hij. "Hij kan elk ogenblik arriveren."
De jongen was nauwelijks uitgesproken of daar naderde een auto het huis. Het was inderdaad Thomas. En tante Fanny! De man had George's moeder vanuit het dorp meegenomen wat erg aardig van hem was.
"Hallo kinderen, jullie auto is er," zei de vrouw terwijl ze uitstapte. "Het is zeker alleen voor jullie bagage. Jullie zelf gaan weer lopen, niet?"
Julian knikte.
"Inderdaad," antwoordde hij. "Het zou toch niet passen. Wij gaan weer lopen."
De jongens hielpen Thomas met het inladen, en toen reed de wagen weer weg.
"Wel, daar gaat onze bagage," zei Julian. "Wij vertrekken nu ook. Is iedereen klaar? Dag tante Fanny. Het beste. Een goede reis en tot morgen. Dag Joan, geniet van je vrije dagen!"
"Dag, dag!," riep iedereen. En toen vertrok de Vijf. Op weg naar het avontuur in het donkere bos!
-----------------------------------
De treinreis naar het noorden was lang en eentonig. George en Dick vielen in slaap. Annie las een boek, en Julian keek uit het raam. Dromerig keek hij hoe het landschap voor hem langs voorbij gleed. Pas tegen het eind van de middag arriveerden de kinderen op het station van hun bestemming. Het was een flink station in een middelgrote stad, en het was er aardig druk. Julian leidde de kinderen naar de uitgang, terwijl ze zeulden met hun bagage.
"Meneer Merlis, de eigenaar van het huisje, zou ons ophalen," zei hij tegen de anderen. "Ik hoop dat we hem spoedig zien."
De kinderen bereikten de uitgang, maar van meneer Merlis was nog geen spoor.
"Dat is pech," zei Julian. "Ik hoop dat hij het niet vergeten is. Het is nog een heel eind naar dat huisje. Maar de trein was wat vroeg, dus ik denk dat hij nog moet komen. Laten we wachten."
De kinderen zochten een bankje en gingen zitten. Met een zucht zette George de hondemand naast zich op de grond. Dick, die dat zag, kon een lach niet onderdrukken.
Toch wat zwaar geworden?, vroeg hij.
George trok een gezicht naar hem.
"Wie wil een snoepje?," vroeg Annie.
Natuurlijk wilde iedereen, en Annie deelde uit.
Zo zaten de vier kinderen een poosje te wachten terwijl ze op hun snoepjes zogen. Maar de tijd verstreek en meneer Merlis verscheen niet.
"Dat is vreemd," zei Julian na een poosje. "Ik begin te vrezen dat hier iets mis gegaan is."
"Oh nee, moeten we nu naar dat huisje lopen?" vroeg Annie ongerust.
Julian trok een bedenkelijk gezicht.
"We blijven nog even wachten," antwoordde hij. "Maar anders moeten we iets verzinnen."
Zo bleven de kinderen nog een half uur wachten. Op het station stopten en vertrokken treinen. Mensen liepen langs hun heen. Maar meneer Merlis verscheen niet.
"Ik ga even rondlopen," zei Dick na een poosje. "Misschien dat meneer Merlis ergens anders staat."
"Dat is goed," antwoordde Julian. "Maar wanneer jij hem niet ziet, gaan we wat anders verzinnen."
Dick ging op pad. Na een poosje was hij weer terug.
"Niets," rapporteerde hij.
"OK," zei Julian. Hij nam het heft in handen. "Blijven jullie hier. Ik ga informeren hoe we het beste bij het huisje kunnen komen. Ik ben zo terug."
Julian ging naar het informatie-loket en vroeg daar de weg. Binnen enkele minuten was hij weer bij de anderen terug.
"We hebben geluk," zei hij. "Er vertrekt zo meteen een bus die vlak bij het huisje stopt. Vlug, als we opschieten, halen we hem nog."
De kinderen haasten zich naar de bus, en wisten hem te halen. Julian kocht kaartjes en daar gingen ze op weg.
De reis was lang. De bus bommelde door alle dorpjes in de omgeving, en stopte vaak. George keek naar buiten. Ze zag een bosrijke omgeving dat werd afgewisseld met dorpjes met weilanden. Het was donker buiten, want het was bewolkt.
"Precies de juiste plek voor mijn vader," dacht het meisje. Ze moest ineens aan haar ouders denken. Die hadden vandaag de autoreis naar het hotel gemaakt. Ze hoopte dat beiden het goed maakten.
Na een uur rijden, stopte de bus bij de halte die de kinderen moesten hebben en de Vijf stapte uit.
"Daar is het," zei Julian, en hij wees voor zich uit. Maar de kinderen zagen alleen maar bomen. "Het is niet ver lopen," zei Julian bemoedigend. "Kom op."
Het huisje was inderdaad niet ver, na een kwartiertje lopen hadden de kinderen het bereikt.
"Dit is het," zei Dick tegen George. "Hier hebben we onze vakantie gevierd."
George bekeek het huisje. Het was van geelachtige stenen gebouwd en aardig groot. Voor het huis was een klein grasveld, en daarbuiten begon het bos.
"Mooi," vond George. "Echt midden in het bos."
"Het ziet er gesloten uit," zei Annie. "Het is binnen vast bedompt. Ik ga zodirect meteen de ramen opendoen."
De kinderen liepen het pad op naar de voordeur, maar opeens bleef Julian staan.
"De sleutel zit niet in het slot van de voordeur," zei hij. "We zullen hem moeten halen."
"Wacht, laat mij dat maar doen," bood Dick aan. "Blijven jullie maar hier."
"Hoe ver is het?," vroeg George.
"Niet ver," antwoordde Dick. "Het huis van de eigenaars ligt iets verderop. Ik ben binnen een kwartier terug."
Dick ging op weg. Hij stapte stevig door. Na een paar minuten bereikte hij het huisje van de eigenaars. Hij liep naar de voordeur en belde aan. De vrouw deed open. Toen ze Dick zag, leek ze te schrikken.
"Jij bent het?" zei ze.
Dick was verbaasd.
"Excuseer me, maar ik dacht dat het de bedoeling was dat we vandaag zouden komen," zei hij beleefd.
"Ja, nee," antwoordde de vrouw. Ze keek verward.
"Sorry," zei ze toen beslist. "Je kunt niet bij ons slapen."
Nu was Dick erg verbaasd.
"Kan niet?," vroeg hij. "Maar ik dacht dat het geregeld was! We hebben vandaag een lange reis gemaakt om hier te komen."
De vrouw keek de jongen smekend aan.
"Het spijt me voor je, werkelijk," zei ze.
Maar Dick schudde zijn hoofd.
"Oh nee, je kunt ons nu niet wegsturen," zei hij beslist. "Het loopt al tegen de avond, en we kunnen nergens anders slapen. Morgen zullen mijn oom en tante alles regelen. Alstublieft, laat ons vannacht in ieder geval hier slapen."
De vrouw keek de jongen aan en knikte toen langzaam.
"OK," zei ze. "Ik geef je de sleutel voor vannacht. Maar jullie kunnen hier echt niet langer blijven."
"Ik zal het doorgeven," zei Dick terwijl hij de sleutel dankbaar aannam. "Dank u wel."
Op een holletje ging Dick terug naar de anderen. Daar vertelde hij het hele verhaal.
"Dat is vreemd," zei George. "Ik dacht dat alles goed afgesproken was."
"Ja," knikte Julian. "Ik ook. Maar ja, morgen komen tante en oom, en dan zullen we wel verder zien. Ik hoop alleen dat er niet te veel problemen zullen zijn. Tante heeft al genoeg aan haar hoofd."
"Laten we naar binnen gaan," zei Annie. "Ik heb honger."
De kinderen betraden het huisje. Ze lieten George trots alles zien.
"Kijk," zei Julian, "drie slaapkamers. Een voor jullie, een voor ons, en een voor tante en oom."
"Schitterend," zei George. "We zullen het vast naar ons zin hebben!"
Het huisje was flink groot. Naast de drie slaapkamers was er nog een grote woonkamer met in een hoek een lange eettafel waar wel acht mensen om konden zitten! En er was een ruime keuken, waar ook een tafel stond, waar vier mensen konden zitten. Buiten was een schuur, waarin George allemaal spelletjes ontdekte, en er waren een paar hokken. George bestudeerde de hokken nauwkeurig en haalde haar neus op.
"Niet veel soeps, Timmy. Maar ik vrees dat je het ermee moet doen." zei ze tegen haar hond. "In ieder geval blijf je vannacht nog bij mij. Je hoeft hier pas morgen in te slapen."
Het meisje had nog niemand van haar plannen verteld, maar ze was vastbesloten vannacht Timmy in haar slaapkamer te laten slapen! Morgen zou dat niet meer kunnen. Dan zou haar moeder erop letten dat Timmy 's avonds naar zijn hok ging. Maar vannacht was George's moeder er nog niet, en niemand zou het meisje kunnen overhalen Timmy nu al in een hok te doen!
Annie had overal de ramen opengezet, en was nu in de keuken bezig.
"Laten we de de tafel in de keuken maar dekken," zei ze. "De tafel die in de woonkamer staat, is veel te groot."
Dat vonden de anderen een goed idee, en Julian dekte de tafel in de keuken.
De kinderen zaten aan een heerlijk maal. Annie had in de voorraad die Dick en Julian vanochtend hadden ingepakt, rijst gevonden, een blik dorperwten, en een blik goulashvlees. Als toe hadden ze vanille-creme met ananas-schijven in siroop; en voor ieder een grote appel.
"Hmmmm, dat was lekker," zei Dick na afloop terwijl hij zich tevreden over zijn buik wreef. "Ik vind dat Joan goede dingen voor ons heeft ingepakt."
"De afwas doen we maar morgen," besloot Annie. "Ik begin erg moe te worden. Het was vandaag ook zo'n lange reis."
"Ja, we gaan allemaal snel naar bed," zei Julian. "Wanneer we er nu vroeg inliggen, kunnen we morgen des te vroeger opstaan en van de dag genieten."
"Ik wil nog even een rondje wandelen," zei George. "Bovendien moet Timmy nog worden uitgelaten. Wie loopt met me mee?"
Dick wilde wel mee. Julian besloot in het huisje bij Annie te blijven. En zo gingen Dick en George met Timmy op pad. Ze liepen door het bos waar het al aardig donker begon te worden. De zon was nog niet onder, maar hij was al wel aan het dalen. En de schaduwen in het bos werden dieper.
"Waar is dat huis nu, waar Annie dat licht heeft gezien?," vroeg George aan Dick.
Dick keek George lachend aan.
"Oh George, het is echt helemaal niets," antwoordde hij. "Annie heeft het zich vast verbeeld. Maar heb nog even geduld, we komen er zo langs."
Inderdaad doemde even later in de verte een hekwerk op. Al van ver kon George een van de bordjes lezen die op het hek waren vastgemaakt.
"Gevaar! Niet betreden!", stond er op.
Toen zag George ook het gebouw. Het was een groot huis dat van hetzelfde geelachtige steen was gebouwd als het huis waarin de kinderen logeerden. Maar de ramen waren dichtgetimmerd, en de tuin eromheen was door onkruid overwoekerd. George bleef stil staan en bestudeerde het huis grondig.
"Zo op het eerste gezicht, zie ik niets bijzonders," zei ze. "Het ziet er verlaten uit."
"Ja, dat is het ook," antwoordde Dick ietwat ongeduldig. "Verlaten en gevaarlijk. Denk erom dat je niet binnen die hekken komt, hoor!"
Overal op de hekken waren die bordjes: "Pas op! Gevaar!". George vroeg zich af wat het gevaar kon zijn. Ze vroeg het aan Dick.
"Oh, waarschijnlijk staat het huis op instorten," zei Dick. "Een vrouw in het dorp wist ons te vertellen dat het al heel lang leegstaat. Je gaat er niet in hoor, George !"
Maar George antwoordde niet. Geinteresseerd staarde ze naar het grote huis.
"En kun je dit huis dus zien vanuit onze slaapkamer?," vroeg ze.
"Vanuit de onze niet," antwoordde Dick. "Wij slapen aan de achterkant. Maar vanuit jullie kamer, en ook vanuit de kamer van tante Fanny en oom Quentin, kun je het huis zien liggen."
"Maar kom op, het wordt nu snel donkerder. Laten we teruggaan."
George riep Timmy bij zich, en de twee kinderen haastten zich naar hun huisje toe. Julian had achter de keukendeur nog opengelaten, en daar glipten ze naar binnen. George sloot de keukendeur achter zich dicht en schoof de grote grendels die daar waren eroverheen. Dick keek even bedenkelijk toen hij zag dat Timmy ook mee binnen was gekomen, maar hij zei niets. Hij wist dat George graag haar hond bij zich had.
Midden in de nacht werd George wakker. Timmy stond op zijn vier poten bovenop haar bed en staarde waakzaam naar het raam.
"Timmy, wat is er?", vroeg George slaperig. Ze besloot een kijkje te nemen. Ze schoof haar bed uit, en liep op haar blote voeten naar het raam toe. Zachtjes tippelde Tim achter haar aan.
Het meisje schoof de gordijnen een klein stukje opzij, en keek toen naar buiten. Naast haar wurmde Timmy zich ook voor het raam. Het raam was laag genoeg om hem ook naar buiten te laten kijken, en met zijn tweeen keken het meisje en de hond de nacht in.
George zag niets. Maar ze wist dat Timmy niet voor niets wakker was geworden. Dus bleef ze nog een poosje stil kijken. Maar Timmy kreeg er genoeg van. Hij tippelde weer terug naar het bed, en met een grote zucht ging hij weer liggen. Toen George dat zag, liet ze het raam ook in de steek, en ging ook weer terug naar bed.
De volgende ochtend vertelde George de anderen wat vannacht was gebeurd.
"Timmy moet iets gehoord hebben", zei ze.
Maar de anderen waren daar niet zo zeker van.
"Je hebt toch niets gezien?", vroeg Julian. Misschien dat Timmy een konijn heeft gehoord. Je weet hoe dol hij is op konijnen."
"Als Timmy bij elke konijn die hij hoort rechtop zou gaan staan, zou hij in Kirrin niet meer kunnen slapen," antwoordde George verontwaardigd. "Ik zeg je dat er iets was."
"En wat dan nog, wat zou je er mee willen doen?," vroeg Dick.
George viel stil. Dat wist ze ook niet, maar het had haar zo geweldig nieuws geleken. Ze vond het vervelend dat de anderen het niet serieus namen. Ze zette een pruillip op en zei niets meer.
"Laten we nu alsjebielft geen ruzie maken," zei Annie. "Het is de enige dag dat we onder elkaar zijn. Vanavond komen oom en tante. Wat gaan we vandaag doen?"
Ja, wat zouden ze gaan doen? De vier kinderen maakten plannen.
"Ik heb zin in een wandeling," zei Dick. "Een lekkere, lange wandeling door het bos."
"Ja," viel Annie hem bij. "En laten we dan weer picknicken aan de rand van dat beekje. Het is heerlijk om daar te zitten en het water te horen kabbelen."
"Dat is een goed idee," antwoordde Julian.
"Wacht, ik pak de kaart," zei Dick. "Dit huisje heeft er een van de omgeving, en tijdens de vakantie hebben we die heel veel gebruikt."
Hij stond op en ging naar de woonkamer toe. Even later was hij weer terug met de kaart. Hij vouwde de kaart open en spreidde hem over de tafel uit.
"Niet over de broodjes leggen," waarschuwde Annie terwijl ze vlug de mand met broodjes in veiligheid bracht.
Maar Dick had haar niet gehoord. Met zijn wijsvinger prikte hij op de kaart.
"Kijk, daar zitten we nu," zei hij.
Alle vier de kinderen bogen zich over de kaart heen.
"Kijk, dat is het verlaten huis," zei George, en ze wees het aan op de kaart. "Er staat iets bij geschreven. Julian, kan jij lezen wat het is? Ik zit er verkeerd voor."
"Er staat 'Zonnehoven'," antwoordde Julian. "Dat moet vast de naam van het huis zijn. Ik herinner mij dat dit huis 'Sterrehoven' heette."
"Ja inderdaad," zei Dick. "En het huis van de eigenaars heet 'Maanhoven'! De drie huizen horen bij elkaar!"
"Dat is interessant," zei George. "Zijn er nog meer gebouwen die erbij horen? Dick, kun je wat zien op de kaart?"
"Nee, niet meer," antwoordde Dick. "Dit bos is vrij verlaten. Deze drie huizen zijn de enige die er zijn."
"Laten we kijken waar we vandaag heen gaan," zei Julian. "Met zijn vinger wees hij op de kaart. Kijk, hier zijn we nog niet geweest. Laten we dat gaan verkennen. En dan tegen het middaguur dalen we af naar de plek bij de beek om daar te picknicken. Zie je, dat ligt hier."
"Heerlijk," zei Annie. "Ik verheug me erop weer bij de beek te zijn. Ik ben benieuwd of daar nog steeds van die mooie bloemen staan. Als dat zo is, pluk ik er een paar voor hier in het huisje."
Dat was dan afgesproken. De vier kinderen ruimden op, pakten hun spullen bij elkaar, en even later gingen ze op pad.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 4: Vreemde dingen.