** De prinses en het meisje van de straat - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje


Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos


De twee mannen, Myrra en Aralyssia liepen door de bossen richting het oosten. De twee meisjes waren hier nog nooit geweest, maar allebei de mannen wel. Armon omdat hij hier heel vaak kwam, en Petrol lang geleden eens toen hij als jongeling met een paar vrienden het eiland rondgetrokken was. Armon wist de weg goed, en leidde het groepje over een klein, zanderig paadje dat langs een beek liep. Het bos was hier vriendelijk. De grond was vlak, en mooie, oude eiken wisselden zich af met open plekken van groen gras, waar verschillende bloemen bloeiden. Naast het paadje kabbelde het water van de beek rustig over zijn bedding. Een of andere struik stond in deze tijd van het jaar in bloei, en zijn geur kon je overal ruiken. Het was echt een prettige dag.

Toen de avond viel, zocht Armon op een afstand van het paadje een plek om de nacht door te brengen. Daar maakten ze kamp. Petrol zorgde voor vuur, en terwijl ze bij het vuur zaten, aten ze van het meegenomen voedsel. Na het eten maakte iedereen het zich makkelijk om te gaan slapen. De dag had hun moe gemaakt. Het werd stil in het kamp. Maar Aralyssia kon de slaap niet vatten. Vanonder haar deken keek de prinses omhoog naar de hemel boven haar en naar de sterren die daar glinsteren. Zoals zo vaak moest ze aan haar vader en moeder denken. Ze vroeg zich af waar haar ouders nu waren. Werden ze goed verzorgd? Ze hoopte dat ze gezond waren. Haar moeder kon nog wel eens onverwacht ziek worden. Dan lag de koningin dagen in bed, totdat het dan ook plotseling weer over was. Hopelijk kreeg ze deze ziekte niet nu, nu ze gevangen was. Wat deden haar ouders nu de hele dag? Zaten ze bij elkaar en konden ze met elkaar praten? Of hadden de rebellen ze gescheiden? Zaten ze in een grot, zoals Armon vermoedde? Konden ze het daglicht zien? Konden ze naar de sterren kijken, net zoals Aralyssia nu zelf ook naar de sterren keek? Zouden ze misschien nu alle drie naar deze sterren aan het kijken zijn? Zij en haar vader en moeder? Of waren haar ouders al sinds het begin van hun gevangenschap niet meer buiten geweest, en hadden ze de zon en de sterren al heel lang niet meer gezien?

De prinses zuchtte. Het zou nog een flinke klus worden om haar ouders te bevrijden. Ze hoopte dat het hun zou lukken. Maar ook dat ze het zouden kunnen. Ze hoopte dat Myrra en zij zichzelf niet overschatten.
De prinses bleef kijken. Hoog boven haar stond de maan. Zijn licht viel grijsachtig over het bos. In haar verbeelding zag ze zichzelf haar ouders bevrijden. Ze zag hoe ze de grot waarin haar ouders gevangen zaten, binnenkwam. Hoe verbaasd zouden die zijn om hun dochter daar zo ineens te zien staan. En hoe zij dan tegen haar ouders zou zeggen "Jullie zijn vrij. Kom met me mee". Haar ouders zouden haar huilend van geluk om de hals vallen.
Aralyssia kreeg tranen in haar ogen toen ze aan deze beelden dacht. Was het maar alvast zo ver! Waren haar ouders maar bevrijd. Maar helaas, eerst moest nog een heleboel gebeuren. Spionneren, dan de mensen om hun heen verzamelen, dan de rebellen aanvallen.... Ze zou eerst nog een heleboel moeten doorstaan.
In het oosten was de hemel donker. Daar kwamen wolken opzetten. De twee meisjes hadden al gezien dat morgen niet zo'n mooie dag als vandaag zou worden. Regen waarschijnlijk. De prinses huiverde. Al die nattigheid. Ze vond het niet prettig dat het zou gaan regenen. Het was helemaal niets voor haar. Nee, het zou niet makkelijk worden haar ouders terug te krijgen.

De volgende ochtend, toen het kleine gezelschap in het bos wakker werd, was de lucht inderdaad grijs, en toen ze opbraken om verder te gaan, begonnen de eerste regendruppels te vallen. Iedereen trok vlug zijn regenkleding aan, en toen gingen ze toch maar op weg.
De druppels werden groter en talrijker en gingen over in een echte regenbui, en spoedig was het bos nat. Kleine stroompjes water begonnen te stromen, overal drupte het, en de grond werd helemaal sompig. Het werd moeilijk om vooruit te komen. Petrol begon te mopperen.
"Wat een weer," bromde hij tegen Armon en de meisjes. "Kunnen we niet kijken of we ergens kunnen schuilen?"
Maar Armon wilde niet stoppen.
"Deze regen is juist goed," zei hij terwijl hij achterom naar de anderen keek. "Nu zijn niet veel mensen in het bos. We kunnen nu lekker vooruit."
Armon had een goed punt, maar toch was het vreselijk vervelend door deze natte wereld te moeten stappen. De regenkleding beschermde iedereen goed, en ze hadden het niet koud. Maar toch, buiten de regenkleding was alles nat, en dat was gewoon niet prettig.

Toen de avond viel, regende het nog steeds. Petrol mopperde ook nog steeds.
"Wanneer gaan we rusten?" vroeg hij aan Armon. "Ik ben moe, en ik ben het helemaal zat."
Maar Armon antwoordde niet. Hij deed of hij Petrol niet had gehoord. Met zijn blik vooruit leidde hij het groepje door het bos. Petrol vond dat niet leuk, maar hij durfde niet boos te worden. Mopperend bleef hij achter de anderen aanlopen.
Toen stond Armon ineens stil. Met zijn hand gebaarde hij naar achteren dat ze voorzichtig moesten zijn. Iedereen kwam nieuwsgierig om hem heen staan.
"Wat is er?" fluisterde Aralyssia vragend.
Armon gaf geen antwoord, maar Aralyssia zag toen zelf wat hij bedoelde. Door de struiken heen zag ze een weg lopen.


Nou ja, weg, het was nu een modderpad. Maar hij was breed, en je kon zien dat hij veel gebruikt werd. De grond was omgeploegd door paardenhoeven.
De twee meisjes keken.
"Is dit de weg die de rebellen gebruiken?" vroeg Aralyssia zachtjes aan de kleine man.
Armon knikte.
"Vast," antwoordde hij fluisterend. "Zie je hoe omgeploegd de grond hier is? Veel meer dan bij het pad dat we steeds gevolgd hebben, en ook veel meer dan de laatste keer dat ik hier was. Ik denk dat we op het juiste spoor zitten."
Er kroop een rilling over Myrra's rug.
"Gaan we deze weg volgen?" vroeg ze.
Armon knikte met zijn hoofd.
"Maar alleen nu," voegde hij eraan toe. "Ik wil hier een schuilplaats voor de nacht zoeken. Met deze regen kunnen we niet in de open lucht slapen. Langs deze weg staan schuilhutjes. Ik wil vannacht in een van hen slapen."

"Maar, Armon, is dat niet gevaarlijk?" vroeg Aralyssia een beetje angstig. "Als deze weg inderdaad door de rebellen wordt gebruikt, moeten we er dan niet van af blijven?"
Maar Armon haalde zijn schouders op.
"We moeten vannacht droog kunnen slapen," bromde bij. Maar we zullen oppassen, dat spreekt. We zullen vannacht ook wacht houden. Als we iets horen, verlaten we het hutje meteen."
Aralyssia knikte. Ze was iets gerustgesteld.
"OK," zei ze.

Armon keek naar links en naar rechts, maar er was niemand op de weg te zien. De regen viel neer. Het was gedurende de dag steeds harder gaan regenen, en het water viel nu met stromen uit de lucht. Niemand waagde zich buiten. De kust was veilig.
Het groepje van vier kwam de weg op, en begon hem toen in oostelijke richting te volgen. Ze bleven aan de kant, want in het midden, waar de grond was omgewoeld, was de weg een groot modderbad.
Niet veel later zagen ze langs de kant een klein, houten huisje staan. Armon wees er naar. Dit was een van de hutjes die hij had bedoeld. Maar helaas was het hutje al bezet. Door het raampje scheen licht naar buiten. Het groepje liet het hutje daarom links liggen en vervolgde hun weg.
Tijdens het passeren keken Petrol en de meisjes verlangend door het verlichte raam het hutje binnen. Binnen brandde een vuur, zagen ze. Oh, hoe heerlijk moest het daar nu zijn! Warm en droog. Zo heel anders dan waarin zij nu liepen. Hier stroomde de regen omlaag en alles was nat. Maar het was te gevaarlijk het hutje binnen te gaan. Ze moesten door de regen verder.

Het begon donker te worden. Het bos links en rechts van het pad werd een grote, donkere massa. Maar Armon liep door. Aralyssia ging naar hem toe.
"Hoe lang lopen we nog?" vroeg ze aan de man.
"Naar het volgende hutje is het nog een half uur," antwoordde Armon de prinses. "Ik hoop dat die vrij is. Anders moeten we nog verder."
Aralyssia zuchtte onhoorbaar toen ze dit had gehoord. Nog een half uur lopen, en misschien nog wel meer! Ze hoopte vurig dat het volgende hutje leeg zou zijn.

Het bos was geheel donker toen ze het volgende hutje eindelijk bereikten. Tot hun grote opluchting was deze inderdaad nog leeg, en blij ging iedereen naar binnen.
Binnen was het kompleet donker. Petrol stak vlug een kaars aan en toen kreeg iedereen wel een schok, want wat zag het eruit! Het leek alsof het hutje bewoond was, want overal lag troep: potten, dekens en kleren, en zelfs een oude tafel met een stoel ervoor.
"Wat doen we?" vroeg Aralyssia een beetje beteuterd. Met een vies gezicht keek de prinses rond.
"Dit hutje lijkt bewoond te zijn," zei Petrol. "Maar dat mag niet. De koning heeft de hutjes laten neerzetten voor de reizigers."

"Er is nu niemand," merkte Armon op. "En ik heb niet zo'n zin om weer een half uur te lopen. Laten we hier vannacht blijven. Wie hier ook woont, wij vieren kunnen hem makkelijk de baas. We zullen wacht houden, en als hij komt, zullen we hem eens goed aan de tand voelen."
Het hutje was smerig. Aralyssia vond het niet prettig hier te moeten slapen. Op die vieze grond? Maar Myrra bedacht dat zij en Aralyssia net zo goed op de tafel konden slapen. Rap klom ze erop.
"Hier!" zei het meisje tegen de prinses. "Kom erbij. We gaan op de tafel liggen. Die is schoon."
"Stort die tafel niet in onder jullie gewicht?" vroeg Armon met een wantrouwende blik naar de poten.
Maar de tafel stortte niet in. Ondanks dat hij oud was, en er wankel uitzag, was hij nog heel sterk. Hij kon de beide meisjes houden. Wel was het wat krap, en Myrra en Aralyssia moesten dicht tegen elkaar aan liggen. Maar ze lagen prinsheerlijk.

Petrol, wie de smerigheid niet zo veel kon schelen, zocht een plekje in de hoek op. En Armon ging op de stoel die bij de tafel hoorde zitten. Hij zou de eerste wacht houden. Petrol zou hem in de loop van de nacht aflossen.
Iedereen was moe, en niemand had meer zin om vuur en eten te maken. Dus aten ze alleen wat brood, en toen werd het stil in het hutje.
Tot het gesnurk van Petrol weer begon!
De meisjes hielden hun handen voor de oren. In de buitenlucht hadden ze geen last van zijn gesnurk gehad. Maar in het hutje werd het geluid tegen de wanden weerkaatst. Het schalde gewoon. Maar er was niets aan te doen. Buiten regende het nog steeds, en dus moesten ze hier wel met zijn allen zitten. Ze moesten het uit zien te houden.
Maar gelukkig, de meisjes waren moe van de dag en ondanks het luide gesnurk van Petrol vielen ze snel in slaap.

Armon bleef als enige wakker. In het hutje zat hij stil op de stoel van de onbekende hutbewoner, en luisterde naar de rustige ademhaling van de twee meisjes, het gesnurk van Petrol, en naar het ruizen van de regen buiten. Het bleef rustig. De bewoner van het hutje liet zich niet zien. Misschien was het hutje ook niet meer bewoond. Misschien was de troep die hier lag wel gewoon achtergebleven van ooit iemand die er wel een tijdje gewoond had.
De nacht liep verder, en na een poosje wekte Armon Petrol om de wacht over te nemen.
Petrol was eerst wat humeurig. Hij vond het niets om zo midden in de nacht wakker gemaakt te worden, en wist niet wat er aan de hand was. Maar spoedig was hem alles weer duidelijk, en hij nam de wacht over. Zij het wel een beetje mopperend.

Het was tegen de ochtend dat er wat gebeurde.
Petrol, die toch een beetje had zitten dommelen, schrok ineens wakker omdat hij buiten wat gehoord had. Direct was hij op zijn hoede. Het was nog vroeg. In het bos werd het net licht. Maar het regende nog steeds. De regen had 's nachts niet opgehouden.
Door het ruizen van de regen heen, had Petrol een geluid gehoord. Een soort fluiten. De man spitste zijn oren en luisterde of hij het opnieuw kon horen. Ja, daar was het weer. Iemand floot een melodietje.
Vlug ging de man naar Armon toe, en maakte hem wakker. Direct toen Armon wakker werd, hoorde hij het fluiten ook en begreep wat er aan de hand was. Hij zei geen woord, maar knikte Petrol toe en pakte het mes dat hij van Ramsh had gekregen. De beide mannen gingen bij de deur staan. Klaar om toe te slaan als daar iemand door naar binnen zou komen. Op de tafel sliepen de twee meisjes rustig door. Ze hadden niets gemerkt.

Het geluid van het fluiten werd steeds sterker. Het kwam uit het bos, niet van de weg. Toen hoorden de twee mannen ook geritsel en voetstappen. Er was nu geen twijfel meer over mogelijk: daar kwam iemand aan! De twee mannen grepen hun mes nog steviger beet en wachtte op de dingen die komen gingen.
Even later werd de deur van het hutje opengedaan. Direct kwamen Petrol en Armon in actie.
"Geen woord," fluisterde Armon in het oor van de man die binnen was gekomen. "Geen woord, of we snijden je keel door."
De man die zojuist binnen was gekomen liet verbaasd dat wat hij in zijn handen had op de grond vallen: een grote zak viel op de vloer waaruit allemaal lichamen van dode konijntjes rolden.


Bij dit lawaai werden de twee meisjes wakker. Aralyssia gilde toen ze de dode konijntjes op de grond zag.
Petrol deed vlug de deur dicht, en Armon leidde de man naar het midden van de kamer. Petrol stak een kaars aan, en toen kon iedereen zien wie de hut was binnengekomen.
Het was een oude, verwilderde man. Vieze slierten haar vielen over zijn gezicht, en zijn baard was een grote, grijze massa. Zijn kleren waren gebruikt en erg smerig, en hij liep op blote voeten.
Aralyssia, maar ook Myrra, konden een rilling niet onderdrukken.
De man keek op naar zijn belagers.


"Wat heeft dit te betekenen?," vroeg hij langzaam aan Petrol en Armon. "Waarom dat mes? Ik heb jullie niets gedaan!"
"Jij leeft hier, niet?" vroeg Armon met een sisgeluid in zijn stem. "Weet je dat dat verboden is?"
De man schudde brutaal met zijn hoofd.
"Waarom zou het verboden zijn?" vroeg hij. "Jullie hebben toch goed kunnen slapen?"
"Je mag deze reishutten niet bewonen," antwoordde Petrol streng. "Dat weet je heel goed."
De man draaide zich om en negeerde het mes dat Armon nog steeds op zijn keel hield.
"De reizigers moeten 's nachts in de hutjes kunnen slapen," zei hij hooghartig tegen hem. "Dat weet ik heel goed. Maar jullie hebben hier kunnen slapen. Wat dat betreft doe ik niets fout."
Petrol schopte tegen de zak die de man op de grond had laten vallen. Er rolde nog een konijnenlichaam uit.
"Wat is dit?" vroeg hij aan de man. "Als dit is wat ik denk, dan ben je vannacht niet legaal bezig geweest. Op stropen staat een hoge straf."

De man haalde zijn schouders op.
"Ik moet toch ook leven," antwoordde hij brutaal. "En momenteel verkoopt het goed. Dus waarom zou ik het niet doen?"
"Omdat het niet mag in dit land," zei Petrol ruw. "De koning heeft het bevolen."
"Ach," zei de man, en hij haalde opnieuw zijn schouders op. "De koning. Die is geen koning meer. Een zielige, oude man is het. En ik weet het, want ik heb hem pas nog gezien."
Het was of Aralyssia's hart stilstond. Had deze man haar vader gezien? Direct voelde ze Myrra's hand op haar arm. De prinses begreep Myrra's gebaar. Ze moest zich rustig houden. Petrol en Armon zouden dit wel opknappen. Zij zouden de man wel over de koning laten praten.
Inderdaad wist Petrol hoe je met deze situatie om moest gaan.

"Ik geloof er niets van," zei hij ruw tegen de man. "Je kletst. Alles om maar onder ons uit te komen."
De man keek Petrol aan en lachte toen een gemeen lachje.
"Nee, ik klets niet," antwoordde hij trots. "Ik heb hem zeker gezien. De koning. Heel erg goed zelfs. Een oude man is hij nu. Niets meer en niets minder."
De vieze man schudde met zijn hoofd en lachte brutaal naar Petrol op.
"De koning is niet meer. En dus zijn zijn wetten ook niet meer. En ik moet ook leven."

Petrol pakte de man bij zijn schouder en schudde hem toen ruw door elkaar.
"Je kletst," zei hij nogmaals. "Je verzint het, man. Maar wij trappen daar niet in."
De verwilderde man kromp in elkaar.
"Heus," zei hij. "Ik verzin het niet. De koning is geen koning meer. Hij is een gevangene. En hij zit hier vlak bij!"
Maar Petrol schudde hem nog steeds.
"Smoesjes," zei hij ruw.
Nu sprak Armon.
"Je bent onze gevangene," zei hij beslist tegen de man. "We nemen je mee naar het volgende dorp. Daar zullen we je afleveren."
Nu werd de man wel erg bang.
"Alsjeblieft," zei hij zielig. "Ik ben maar een oude, arme man. Ik moet ook kunnen leven. Laat me met rust."

Vanaf de tafel keken Myrra en Aralyssia stil toe. Daar stond de oude man. Petrol had hem nog steeds bij de schouder. Armon had zijn mes weggehaald, maar hij hield hem nog steeds bij de hand. De oude man stond erbij als een zielig hoopje. Maar dat klopte niet, zag Myrra. Het meisje had in haar leven genoeg oude, arme mannen gekend. Op straat zwierven velen van hen. En ze wist hoe ze waren. Deze man deed zielig, maar ze zag dat hij het niet was. Hij speelde een spelletje.
Ze ving Petrols blik op en zag dat hij er gelukkig net zo over dacht.
Petrol wendde zich weer tot de man.
"Nee, nee, nee," zei hij. "We laten je hier niet achter."
Armon schopte tegen de zak met de konijnenlichamen.
"We kunnen niet toestaan dat je hier stroopt," ging hij verder. "Iemand die de wetten van de koning overtreedt, moet worden bestraft."

"De koning is niet meer," zei de man nog eens op verontschuldigende toon.
"Wij geloven je niet," antwoordde Armon kortaf.
"Bewijs het maar eens," fluisterde Petrol in het oor van de man.
Dat hielp. De man rechtte zijn rug.
"OK," zei hij hooghartig. "Ik zal het jullie bewijzen. Jullie willen zien hoe de koning gevangen zit? Ik zal het je laten zien."
Armon lachte kort.
"Je liegt," zei hij. "Dat kun je niet."
"En of ik het kan!" riep de man verontwaardigd uit. "Maanden geleden kwam hij hier. De koning. En ook de koningin. De rebellen hebben hem gepakt. 's Nachts in zijn eigen paleis. Dat schijnt een heel spektakel te zijn geweest. De koning is in zijn pyjama meegenomen. In zijn pyjama! Een koning! Toen was al niets meer van zijn koningschap over. En nu zit hij hier."
Armon antwoordde niet. In plaats daarvan keek hij de man uitdagend aan.
De man keek even uitdagend terug.
"Zodirect, na het ontbijt, breng ik je erheen," ging hij verder. "Ik ben goede maatjes met die lui daar. Maar eerst moet ik wat eten. Ik heb vannacht hard gewerkt."
Petrol liet de man los. Maar hij kon het niet nalaten hem nog even een flinke duw te geven.

De man tuimelde door de hut naar voren. Hij kon zich nog net staande houden.
"Als blijkt dat je hebt gelogen," zei Petrol dreigend. En hij maakte een beweging met zijn mes.
De oude man maakte zich haastig uit de voeten. Hij ging naar een hoek van de hut toe waar enkele planken aan de muur waren bevestigd. De meisjes hadden daar brood zien liggen, en de man nam dat nu. Hij scheurde een stuk van het brood af en propte het in zijn mond.
Petrol en Armon pakten hun rugzakken, en namen ook van hun proviand. Maar ze verloren de man geen seconde uit het oog, en hielden hun messen vlak bij zich.
"Wat is je naam?" vroeg Armon aan de man.
"Ze noemen me Weldon," antwoordde de man. "En hoe heten jullie?"
Nieuwsgierig keek hij van de twee mannen naar de twee meisjes op de tafel. Hij vond het maar een vreemd gezelschap. Wat deden die twee mannen met die twee meisjes hier zo diep in het bos? Maar zijn vraag werd niet beantwoord.
"Onze namen doen er niet toe," antwoordde Armon kort.

Het ontbijt verliep verder zwijgend. Toen iedereen klaar was, pakten Armon en Petrol hun regenkleding en trokken deze aan.
Armon vertelde de twee meisjes dat ze hier moesten blijven.
"We komen weer terug," zei hij.
"Hoe ver is het naar de koning?" vroeg Petrol aan Weldon.
"Hoogstens vier uur lopen," antwoordde die.
De oude man pakte de zak van de grond, en begon de lichamen van de konijnen er weer in terug te doen. De meisjes gruwelden. Toen de man alles weer had ingepakt, zei hij kortaf: "We gaan."
Met de zak op zijn rug, verliet Weldon het hutje. Achter hem gingen de twee mannen. Toen ze weg waren, slaakten de twee meisjes op tafel een zucht van verlichting.

"Gatver! Gatver! Gatver!" riep Aralyssia hartgrondig uit toen de deur was dichtgevallen. "Oh, wat was dat vies! Myrra, zag je die konijntjes?"
Myrra knikte, maar kon niets zeggen.
"Ik moet hier weg, uit dit hutje," ging Aralyssia verder. "Oh, mijn ontbijt komt naar boven. Ah, wat was dat een vreselijke, vieze vent!"
Het meisje kokhalsde toen ze aan de man terug dacht. Haastig klom ze van de tafel af, en rende naar de deur. Net toen ze buiten was, kwam het ontbijt er weer uit.

"Lyssa, is alles in orde?" vroeg Myrra verschrikt toen ze Aralyssia buiten hoorde overgeven. Vlug klom ze ook van de tafel af.
Aralyssia kwam terug. Haar gezicht was bleek.
"Ik blijf hier niet langer, Myrra," zei ze zielig. "Kom laten we naar buiten gaan. Moet je kijken! Hier ligt gewoon bloed van die konijntjes op de grond!"
Van alles wat Ramsh de meisjes had geleerd, was het villen van beesten niet bij geweest. De meisjes hadden wel beesten doodgeschoten. Maar het lijk oppakken en transformeren naar eetbaar vlees had de roverhoofdman altijd door een ander laten doen. Dat was mannenwerk, vond hij. Nu kokhalsden de twee meisjes van die dode, bloedende konijntjes. Vlug schoten ze hun regenkleding aan, en renden naar buiten, de regen in.

"Waar gaan we naar toe?" vroeg Myrra hijgend toen ze buiten waren. "Lyssa, stop. We moeten bij de hut blijven."
Aralyssia stopte met rennen en keek achterom. Haar gezicht was nog steeds wit van de misselijkheid.
"Alles wat je wil, maar ik ga daar niet meer naar binnen," zei ze vastberaden terwijl ze naar de hut wees.

Myrra liep naar de prinses toe.
"Laten we dan hier wachten," zei ze. "Hier kunnen we de hut in de gaten houden. We moeten toch weten wanneer Petrol en Armon terugkomen."
"Ik hoop dat dat snel is," bromde Aralyssia. "Ik ga die hut niet meer in, en ik breng er ook geen nacht meer in door. Vandaag nog moeten we een andere slaapplek zoeken."
"Tja," zei Myrra. Verder wist het meisje niet wat ze moest zeggen. Ze keek omhoog naar de grijze wolken die boven haar in de lucht hingen. Er kwamen nog steeds druppels omlaag. Wanneer zou de regen eens ophouden? Ook dat kon ze niet zeggen.
Ze hoopte dat Armon en Petrol spoedig terug zouden komen.
Maar Armon en Petrol kwamen niet terug.


Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 15:
Spionageplannen

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny