Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: DEEL 1 -Dominic en ik-
Hoofdstuk 1: Ups and downs
Hoofdstuk 2: My heart will go on and on...
Hoofdstuk 3: De opening van mijn ogen
Hoofdstuk 4: Gestoorde jongens
Hoofdstuk 5: Linde
Hoofdstuk 6: Mijn dagboek
Hoofdstuk 7: De extase van een wedstrijd
Hoofdstuk 8: Een avontuurlijke avond
Hoofdstuk 9: I'm losing control
Hoofdstuk 10: Gebroken
Hoofdstuk 11: Gala en Linde
Hoofdstuk 12: War in my life
Hoofdstuk 13: Overwinning
Hoofdstuk 14: Stan
Hoofdstuk 15: Overweldiging
Hoofdstuk 16: Een pijnlijke bekentenis
Hoofdstuk 17: Starende ogen zijn verliefd
Hoofdstuk 18: Eén na laatst
Hoofdstuk 19: Bericht aan Dominic
Hoofdstuk 11: Gala en Linde
‘Hoorde ik nou dat jullie gala hebben?’ Ricardo keek me vragend aan.
‘Ja… hoe weet je dat nou weer?’
‘Jaaa, ik heb zo mijn bronnen.’
‘Ah, kom op. Hoe weet je dat?’
‘Van Stef.’
‘Stef?’ Ricardo praatte nooit met Stef. ‘Hoe kan dat? Sinds wanneer ken jij Stef?’
Ricardo lachte. ‘Nee, ik hoorde hem met Wybren praten. En zodoende hoorde ik dat jullie gala hebben.’
‘Spion.’
‘Wanneer?’
‘Vanavond… ik moet nog een galajurk.’
‘Ben je lekker vroeg mee,’ Ricardo klakte met zijn tong. ‘Op de laatste middag nog gauw even en galajurk kopen. Echt jij weer.’
‘Sorry hoor… Nou ja, het was ook niet mijn schuld. Ik had er echt geen tijd voor. Want ze hebben het verzet en dat hoorde ik pas drie dagen geleden. Ik was heel druk, dus kon ik geen jurk kopen.’
‘Wel leuk,’ zei Ricardo. ‘Weet je al wat voor een?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Heb jij nog ideeën?’
‘Hm… zal ik met je mee naar de stad gaan?’
‘Ja, leuk!’ dat leek me echt leuk. Samen met Ricardo een galajurk uitzoeken. Dat moest goed komen!
‘Oh nee,’ kreunde Ricardo opeens. ‘Ik kan helemaal niet mee.’
‘Waarom niet?’ verbaasd keek ik hem aan. Hij wees naar zijn been. ‘Denk je nou echt dat het gaat lukken met dat been? Papa is in Mexico, dus hij kan ons niet brengen. En op de fiets gaat moeilijk, denk ik zo.’
‘Hè, ja. Wat stom, zeg!’ daar had ik helemaal niet aangedacht. Ook al had Ricardo nu loopgips, hij zou nooit in de stad kunnen komen.
‘Weet je wat? Haal mijn laptop eens op. Dan kijken we gewoon op internet, daarna race jij naar de stad en haal je ’n em.’
‘Hé, chill! Doen we!’ ik trok een sprintje naar boven. Ik moest even wennen aan de lucht op Ricardo’s kamer. Sterke deodorant en sigarettenrook door elkaar. Op zijn tafel stond een ijzeren kistje met tabak. Aha, daar kwam die scherpe lucht vandaan.
Ik liep naar zijn bed en pakte zijn laptop. Even de stekker eruit trekken. Hé, waar was het stopcontact? Ik voelde langs het draad. Helemaal onder het bed. Lekker handig. Toen ik hem los had, kwam ik overeind. Voor ik naar beneden liep, kon ik het niet laten even in de dakgoot te kijken. Ik keek door het dakraam en zag een hele rij peuken in de goot liggen. Echt iets voor Ricardo. Van mijn moeder mocht hij niet binnen roken, nou, dan hangt hij wel uit het raam.
Moesten wij nou altijd dingen naar buiten gooien?
Leonard zat ’s avonds altijd te klieren met kaarsen. Hij stak ze aan en zette ze neer in de dakgoot en op de dakpannen. En Jurrian hing ook altijd zijn dakraam. En ik klom door mijn raam naar buiten. Als mijn moeder me weer eens naar mijn kamer had gebonjourd, klom ik door het grote raam naar buiten. Makkelijk zat.
En vroeger was ik weleens met Ricardo door het dakraam op het dak geklommen. We hadden de hele middag op de schoorsteen gezeten en gezwaaid naar mensen die langs kwamen.
Mama was niet thuis, dus alles was goed gegaan als ze maar niet eerder thuis was gekomen. Ze was op haar fiets aankomen rijden en had ons gezien. Ricardo had zich nog net achter de schoorsteen kunnen verstoppen en naar binnen kunnen glijden. Maar ik had de volle laag gekregen.
Er kwam een brul van beneden. ‘Hé, waar blijf je?’
Ik kwam weer in de echte wereld terecht. Ik ging de trap af, nu heel wat voorzichtiger dan de heenweg. Gang door, kamer in.
Ricardo had zich geïnstalleerd op de bank in de serre. ‘Waar bleef je nou?’
Ik grinnikte. ‘Ik probeerde je peuken in de dakgoot te tellen.’
Ricardo schoot in de lach. ‘En? Hoeveel waren het er?’
‘Ontelbaar.’
‘Kon je daar niet eerder achterkomen, dan? Moest je er zo lang over doen om te zien dat ze ontelbaar waren?’
‘Ik wilde een sterk bewijs.’
‘Aha.’ Ricardo startte zijn laptop op. Hij klikte Google aan. ‘Oké. Welke winkel?’
‘Eh… tja. Esmee zei dat ze bij de Vero Moda leuke jurkjes hadden.’
‘Oké. Doen we dat.’ Razendsnel typte hij wat in. ‘Kijk eens aan. Hier hebben we de jurken afdeling. Die?’ Ricardo wees naar een afbeelding.
‘Alsjeblieft niet. Die vind ik echt niet leuk.’
Jurrian kwam erbij zitten. ‘Wat zijn jullie aan het doen?’
‘Jurken uitzoeken.’
‘Waarvoor?’
‘Gala.’
‘Oh. Die!’ Jurrian wees een jurk aan.
‘Nee joh,’ reageerde Ricardo. ‘Die is gebreid en dat past niet bij een gala.’
Hij klikte op de volgende pagina en scrollde naar beneden. ‘Ook niet veel soeps… wacht eens, en die dan?’
Hij wees een leuk jurkje aan. Ik knikte. ‘Ziet er leuk uit?’
‘Die is echt leuk!’ zei Ricardo enthousiast. ‘Dat is echt een galajurk! Oh, die is echt heel leuk. Die moet je echt doen! Ik wou dat ik een meisje was, dan kon ik ook van die leuke jurken kopen.’
Ik schoot in de lach. ‘En dat zegt de voetbalfanaat met spieren als touwen. Ik zie je al in een jurk lopen.’
‘Wat?’ zei Ricardo met een hoog stemmetje. ‘Ik ben gewoon een beetje verwijfd.’
‘En je gebroken been eronder!’ vulde Jurrian aan.
‘Inderdaad! Dat zal vast leuk staan. Eén behaard, gespierd been en een gipsbeen onder de rand van een jurk uit. Perfecte combinatie.’
‘Pest me niet zo.’
‘Je vraagt erom,’ zei Jurrian.
‘Ja, Jurrie heeft gelijk! Je vraagt er gewoon om.’ Ik woelde Ricardo’s haar door de war.
‘Hé, je doet net alsof ik een klein jochie ben!’
‘Ben je ook,’ zei ik tevreden. ‘Net als net, toen je zei dat je een meisje wilde zijn. Dat is echt kinderachtig.’
‘Ho eens even… ik ben negentien!’
‘Ja,’ ik had direct mijn weerwoord klaar. ‘Op je papieren wel ja, maar in de werkelijkheid… meer een jaar of… tja, wat zullen we zeggen? Jurrian?’
Jurrian lachte. ‘Tien.’
‘Ja. Papa en mama zitten er negen jaar naast met jou leeftijd,’ zei ik met een knipoog. ‘Maar laten we verder gaan.’
‘Nou,’ zei Ricardo. ‘Zo is het toch goed? Dan haal je gewoon dit jurkje.’
‘Oké. Doe ik. Hoe duur is ‘ie eigenlijk?’
Ricardo noemde de prijs. ‘Oh, valt dus best mee!’zei ik. ‘Maar dan ga ik nu, anders gaat de stad dicht. Jo.’
‘Jo,’ groette Ricardo.
Ik zocht mijn portemonnee op en deed er mijn pinpas in. Zo, en nu naar de stad.
Een kwartiertje fietsen. Eigenlijk had ik helemaal geen zin om zo’n eind te fietsen. Maar oké. Ik trapte flink door en reed direct naar de Vero Moda.
Plotseling werd ik bang dat het jurkje er niet meer zou zijn. Dat zou zo maar kunnen! Ze hadden niet alles wat op de website stond, natuurlijk.
Ik haastte me de winkel in. Waar zou die hangen?
Ik zocht de rekken langs. Hier niet… deze ook niet…
Volgende rek. Ook niet. Oei. Nog één rek te gaan.
Opeens stuitte ik op een jasje. Een zwart blazertje. Wauw. Vet dingetje.
Welke maat was dit? S; gelukkig, mijn maat. Ik trok mijn jas uit en liet het jasje over mijn schouders glijden. Hij paste perfect! En twintig euro, dat was ook niet eens bijzonder veel. Ik liet mijn vingers over de stof glijden. Lekker zacht. Zou ik het doen? Ik stond even in dubio. Ik had nog genoeg kleedgeld, dat stortte mijn vader elke maand op mijn rekening. Dat was geen probleem. Maar zou ik het wel zo maar doen?
Ach, waarom ook niet. Ik had mijn besluit genomen en trok hem weer uit. Dit werd hem. Nu die jurk nog en het ik zou helemaal geslaagd zijn. Maar ook in het laatste rek hing niets. ‘Shit,’ mompelde ik. Met mijn ogen zocht ik de winkel door.
Mijn ogen bleven hangen op een kledingrek, helemaal aan achterin de winkel. Nu wist ik het. Dat was hem. Geen twijfel mogelijk.
Ik snelde naar achteren en kwam tot de conclusie dat ik gelijk had. Bewonderend liet ik mijn ogen over de jurk glijden. Hij was echt heel leuk.
Ik haalde de goede maat van het rek en zocht de paskamers. Gelukkig stond er geen lange rij en binnen een wip had ik me omgekleed.
Ik bekeek mezelf kritisch in de spiegel. Kon het wel?
Hij paste precies. Ricardo had gelijk; deze was echt heel leuk. Ik deed een greep naar het jasje en trok die erover aan. Goede combinatie.
Die kleuren harmonieerden prima met elkaar. Dit was ‘m.
Ik kleedde me weer om en liep naar de kassa’s.
Daar kwam ik Kim tegen. ‘Ha, Kim.’
‘Hoi!’
‘Heb jij al een galajurk?’
‘Ik mag er een van mijn zus lenen,’ was Kims antwoord.
‘Dat is handig,’ vond ik. ‘Hoef je er geen een te kopen. Jammer genoeg heeft Evi er niet eentje.’
‘Ja… maar ik ga weer. Doei.’
‘Doei.’ Ik rekende af. Zo, nu gauw naar huis. Wat zou Ricardo ervan zeggen?
Ricardo’s reactie was nog beter dan ik verwacht had. Hij vond het jasje helemaal cool. ‘Wauw. Die is echt heel leuk! Oh, die is echt heel cool. Doe hem eens aan!’
Ik trok het jasje aan.
‘Hij is echt koning!’ zei Ricardo. Ik glimlachte om zijn enthousiaste woordkeus. Koning. Nou, best. Dan moest ‘ie wel goed zijn, want Ricardo had een goede smaak. ‘Schot in de roos,’ vond Ricardo. ‘Vanavond lopen alle jongens achter je aan.’
‘Oh, dan laat ik hem maar thuis,’ antwoordde ik.
‘Wil je dat niet, dan? Welke jongen heeft jou eigenlijk gevraagd?’
‘Nog niemand,’ zei ik.
‘Hè? Hoe kan dat?’
‘De meeste jongens hebben al een meisje, maar jongens als JeanLuc, Stef en Evan kiezen niet zo maar iemand. Dat zijn niet echt van die jongens die dit leuk vinden. Tja.’
‘Ieder z’n ding,’ vond Ricardo. ‘Maar ik vind het wel een heel leuk idee van Christine en… hoe heette dat andere meisje? Die is toch pas in DTC komen wonen?’
‘Charlotte,’ zei ik.
‘Aha. Nou, ik ga weer naar m’n kamer. Veel plezier vanavond.’
Ik keek op mijn mobiel. Nog ruim een uur de tijd. Op naar de badkamer. Eerst douchte ik uitgebreid. Ik wilde goed voor de dag komen. Ik wilde laten zien dat ik niet zó maar iemand was. Ik wilde gelijk zijn met Esmee, Chantal en Linde. Zij waren direct gekozen. Natuurlijk.
Ik wilde me bewijzen. Net als Leonard gezegd had. “Bewijs jezelf.”
En nu zou ik dat gaan doen. ‘Bedankt Leonard,’ mompelde ik. ‘Ik ga doen wat je me gevraagd hebt.’
Ik shampoode mijn haar twee keer en waste het twee keer uit. Ik zocht tussen Evi’s spullen en greep een bijzonder soort douchegel. Ik verzorgde mijn huid net zolang tot die net zo glad was als een babyhuidje.
Toen ik daarmee klaar was, scheerde ik me uitgebreid. Ik schrok toen ik op mijn mobiel keek. De wijzerplaat gaf kwart over vijf aan. En om kwart voor zes moest ik weg zijn. Opschieten dus.
Ik zocht de föhn op en stopte die in het stopcontact. Jammer dat Evi niet thuis was, anders had ik mijn haar kunnen stijlen.
Eerst al die klitten er maar uit. Dat was altijd zo, als ik juist gedoucht had, zat mijn haar voor geen meter. Meestal liet ik dat maar zo en kamde het later uit. Maar daar had ik nu te weinig tijd voor. Ik trok de borstel door mijn stugge haar.
‘Au!’ ik hield verschrikt mijn mond. ‘Niet zo gillen,’ sprak ik mezelf toe.
Nu ik mijn haar geborsteld had, hing het in loodrecht naar beneden. Bruin.
Kastanjebruin. Waar was mijn rode haarkleur gebleven?
Ik had daar eigenlijk nooit opgelet, maar nu merkte ik dat mijn haar heel donker werd als het nat was.
Gauw föhnen, want hier kon ik niet mee aankomen op gala.
De föhn begon te zoemen en blies hete lucht in mijn nek. Mijn haar waaide op door de wind. Het ging me niet snel genoeg, dus zette ik hem een tandje harder. Ziezo. Nu ging het beter.
Algauw was mijn haar zo droog, dat ik het beter uit kon kammen. Toen het eindelijk goed zat, spoot ik kwistig met de haarlak. Mijn haar was veel dikker dan normaal. Net als altijd als ik net gedoucht had.
Keurend keek ik in de spiegel. Kon best.
Nu ik klaar was met mijn haar, kleedde ik me verder aan. Jurk aan, jasje erover. Legging aan.
Dat onderdeel was ook weer afgewerkt. Ik pakte mijn mascara en bracht een dikke laag aan op mijn wimpers. Juist toen ik klaar was, begon mijn mobiel te trillen. Ik pakte hem op.
‘Ja?’
‘Hoi! We zijn bijna bij jullie. Kom je vast naar buiten? Dan kunnen we meteen weg.’
‘Oké. Ik kom eraan. Doei Has.’
‘Tot straks.’
Was het echt al zo laat? Ik rende naar de gang en trok mijn laarzen aan. Eigenlijk pasten die laarzen er niet bij. Ricardo die juist naar buiten wilde gaan om een shagje te draaien, had dezelfde mening. ‘Ren even naar Nynke. Misschien heeft ze wel pumps.’
‘Goed idee.’ Op een holletje ging ik naar Nynke. Ik wilde Hadassa niet laten wachten.
Nynke aarzelde toen ik mijn vraag had gesteld. ‘Pumps zei je? Dan moet ik even op de zolder kijken. Ik heb juist al mijn zomerschoenen opgeruimd.’
Ze opende het traphekje en klom de trap op. Elvira dribbelde achter ons aan en ik pakte haar op. ‘Ha Elvi! Hé, wat heb je gedaan met je oog?’
Onder Elvira’s oog liep een paarsblauwe streep. Haar wang was helemaal dik.
‘Ben je gevallen?’
‘Ja!’ zei Elvira.
‘Van de bank,’ zei Nynke. ‘Ze was weer eens acrobatische toeren aan het uithalen, hè Elvi.’
‘Ja,’ zei Elvira weer.
Nynke klapte de zoldertrap uit en ging naar boven. ‘Wacht maar hier,’ riep ze van boven. ‘Het is hier nogal stoffig en het zou jammer zijn van je kleren!’
Dus ging ik met Elvira op de trap zitten. Even later kwam Nynke weer naar beneden, maar zonder pumps. ‘Sorry, ik kan ze niet vinden. Kon je niet Evi’s schoenen aan? Die heeft toch ook pumps?’
‘Evi is niet thuis. Maar ik moet nu gaan. Nog bedankt voor de moeite!’
‘Maakt niet uit. Veel plezier vanavond!’
‘Nou jongens, jullie hebben het maar voor het uitzoeken! Ik zou het wel weten!’ zei Bas met een knipoog. Het was zes uur en iedereen was vlak na elkaar komen binnendruppen. Nu stonden alle meisjes die nog geen jongen hadden, op een rij in de gang. Uit een deur kwam gelach. ‘Jongens, kom op! doe niet zo bang, ze eten jullie net op! Of wel soms?’ Bas keek me grijnzend aan.
‘Nee hoor!’ zei ik. ‘We zullen jullie niet opeten. Behalve als jullie stout zijn.’
‘Je mag alleen naar binnen met een meisje,’ zei Bas. ‘Nou, ik zou het wel weten als ik jullie was.’
‘O ja?’ zei Stef. ‘Wie zou u kiezen dan?’
‘Het liefst allemaal,’ antwoordde Bas.
‘En als dat niet zou kunnen?’ vroeg Evan, ‘wie dan?’
‘Nog steeds allemaal,’ lachte Bas. ‘Kom op zeg. Hebben jullie geen honger?’
‘Goed dan,’ zei Stef. ‘Hadassa, kom hier.’
Stef en Hadassa verdwenen in de kamer. Nu stond ik hier nog met Kim en Janna. En er waren nog drie jongens die nog geen meisje hadden. En die moesten ons kiezen.
‘Kom,’ nu was het JeanLuc. Hij trok me mee. Ik keek achterom. Wie zouden Kim en Janna kiezen? Ik kon er niet achter komen en ging aan de lange tafel zitten. We zouden eerst gaan eten.
Hadassa zat naast me met Stef. ‘Gezellig, hè!’
JeanLuc stootte me aan. ‘Cola?’ ik knikte en hij gaf me een beker cola.
‘Een echte heer!’ lachte ik naar Hadassa.
‘O ja! Stef, wees jij ook eens zo galant!’
‘Bekijk het maar,’ reageerde Stef. ‘Haal maar lekker zelf.’
Ik klakte met mijn tong. ‘Je had een betere keus kunnen maken, Has.’
‘Ho ho, ik heb niet gekozen!’
‘Nee, anders had je vast een ander… ik ook trouwens,’ zei ik met een knipoog.
Mijn keus zou Dominic zijn geweest. Maar ja, hij kende me niet eens!
Dan maar met JeanLuc. Dat was ook gezellig.
Ik keek de tafel langs. Daar zaten Mark en Christine. Ronald en Esmee, Johnny en Linde – natuurlijk – en Jasper met Chantal. Ach ja, Chantal was knap. Natuurlijk zou Jasper Chantal kiezen.
Ik glimlachte toen ik aan de vorige dag dacht. ‘Heb jij al iemand?’ had Jasper gevraagd. ‘Nee,’ was mijn antwoord.
‘Nou,’ zei hij. ‘Als ik Chantal niet al had gevraagd, had ik jou gevraagd.’
‘Dat maakt het weer een beetje goed!’ had ik gelachen.
Zag hem daar nou zitten met Chantal. Perfect koppel. Hoewel… ze praatten niet eens met elkaar. Chantal keek steeds strak de andere kant op. Nou ja.
Dat zou ik niet doen als ik naast Jasper zat. Met Jasper was altijd wat te beleven.
Charlotte kwam langs met de soep. ‘Groente of tomatensoep?’ vroeg ze steeds.
‘Tomaat,’ bestelde ik.
‘Doe mij maar groente,’ zei JeanLuc naast me.
Al snel hadden we een kop dampende soep voor ons. ‘Eet smakelijk,’ wenste Charlotte.
Charlotte en Christine hadden hun zaakjes goed voor elkaar. Ik herinnerde me nog de vorige speciale clubavonden. Nou, dat was op een fiasco uitgelopen. Trouwens, moest Jasper niet nog een keer zoiets regelen?
Ik vroeg het aan JeanLuc. Die knikte. ‘Hij moest samen met Ruben. Maar het was op het laatste moment niet door gegaan, weet je nog? Niemand kon.’
‘O ja, dat is waar. Ik had toen de verjaardag van Kevin.’
‘Kevin? Dat is toch je oudste broer?’
‘Tweede,’ zei ik. ‘Maar laten we gaan eten.’ Ik wilde het liever niet over Kevin hebben. Ik had in mijn leven al heel wat nieuwsgierige vragen moeten ontwijken. Gelukkig wist nog niemand wat er nou echt met hem aan de hand was. Dat wist ik zelf trouwens ook niet precies. Ruzie. Alleen een tandje erger dan ik. Klaar. Dat hebben toch wel meer gezinnen?
Soms haatte ik het dat we zo’n groot gezin hadden. Een normaal gezin bestond tegenwoordig uit een vader en moeder en dat was trouwens ook helemaal niet meer zo zeker. Twee vaders kon ook. Met twee kinderen. Niet zeven, zoals wij.
Maar ja. Misschien kwam dat, omdat mijn ouders in Afrika hadden gewoond. Daar hadden ze toch ook allemaal tien kinderen?
‘Die soep is heet,’ onderbrak JeanLuc mijn gedachten.
‘Wat?’ vroeg ik verstrooid.
‘Hete soep.’
‘Oh.’ O ja, dat was waar ook. Soep eten. Ik lepelde wat van de soep naar binnen. ‘Die van mij is niet zo heet.’
‘Misschien is die van jou eerder gemaakt. Wij hebben toch verschillende?’
‘Zou kunnen.’ Mijn soep was in ieder geval eerder lauw dan heet. En ik vond lauwe soep vreselijk. Dooreten dus. Nog koudere soep… nee, bah.
Vlug at ik door. Ergens naast me verslikte iemand zich in een gehaktballetje. Overal vandaan kwamen goede adviezen. ‘Op haar rug slaan!’ schreeuwde Ronald.
‘Ja?’ Bas keek hem dreigend aan. ‘Zal ik jou eens op je rug slaan?’
‘Ja, ja!’ riepen we met z’n allen. Bas hielp altijd met deze bijzondere clubavonden. Hij was dan onze leider en hij zorgde ervoor dat alles goed verliep. Bas was zo’n dertig jaar en een beer van een vent.
Hij stond op en tilde Ronald van zijn stoel. ‘Zo Ronaldje,’ zei hij met een zware stem. ‘Daar ga je dan!’ Ronald zweefde een eindje door de lucht.
‘Zet me neer!’ schreeuwde hij.
‘Oh nee!’ vond Bas. ‘Nou… oké dan. Maar dan moet jij iedereen even van drinken voorzien.’
Ik grinnikte. Dat had Bas maar weer mooi voor elkaar. En Ronald deed het gedwee. Toen iedereen drinken had gehad, kwam Christine naar voren.
‘Jullie mogen nu even naar buiten gaan. Bekijk maar wat je doet. Straks gaan we een wedstrijdje doen.’ Wedstrijdje? Wat zouden we gaan doen?
‘Hup, allemaal naar buiten, nu.’ Iedereen vertrok naar buiten. Met afkeer zag ik hou Linde de hele tijd aan Johnny hing. Lekker dan.
Op een gegeven moment voegde ik me maar bij Chantal en Esmee, hoewel ik niet zo goed met Chantal overweg kon. In ieder geval beter dan bij Linde.
We kletsten wat en ongeveer tien minuten later klonk er een brul uit de schuur. We haastten ons erheen. Het was Wybren. Vol afgrijzen keek hij naar Linde.
Christine woonde op een zorgboerderij en daarom hadden ze enkele dieren. Mensen konden hen dan verzorgen of met ze spelen. Maar wat Linde nu deed, vond ik ook heel vies.
Een klein kalfje zat aan haar hand te sabbelen!
De meiden en Wybren vluchtten weg, zodat ik alleen was met Linde. En het kalfje.
‘Lief, hè?’ zei Linde.
Dat moest ik toegeven. Het kalfje zag er schattig uit. Helemaal zwart met een wit vlekje om zijn oog. Ik had eigenlijk nog nooit zo goed naar een koe gekeken.
Ze waren lelijk, maar deze zag er echt schattig uit.
‘Wat een lief koetje,’ zei ik. Ik streelde het kalfje tussen zijn ogen.
‘Het is een jongetje,’ zei Linde. ‘Dat staat daar zo.’ Ik bekeek het papier dat Linde aanwees. ‘Zijn naam staat er niet bij.’
‘Tja… ik noem hem Jip.’
‘Jíp?’
‘Ja. Van Jip en Janneke. Die zijn ook zwart en wit.’
Ik schoot in de lach. ‘Jip en Janneke zullen het niet leuk vinden dat ze met een koe worden vergeleken.’
‘Vast wel. Ze zijn zelf ook koeien. Tenminste, dat dacht ik vroeger altijd!’
‘Echt? Dacht je dat zij koeien waren?’
‘Kan toch.’
Ik keek naar het kalfje dat in het hok naast Jip stond. ‘Dan noemen we deze Flip.’
Flip was roodbruin met wit.
‘Cool,’ zei Linde. ‘Jip en Flip.’
‘Nee,’ verbeterde ik haar. ‘Flip en Jip. Flip is lekker liever.’ Ik klakte met mijn tong om het beestje naar me toe te lokken. ‘Kom dan Flippie!’
‘Jip is lief… en Flip is geflipt.’
‘Ah, doe niet zo gemeen,’ reageerde ik. ‘Flip! Goed zo Flipje!’
‘Laat hem eens aan je hand likken,’ zei Linde.
‘Ja, de groeten. Doe lekker zelf.’
‘Waarom niet? Hij bijt niet hoor.’
‘Nee, dat weet ik ook wel. Maar haal je hand eens uit zijn bek!’
Linde haalde haar hand uit Jips bek. ‘Ja?’
‘Kijk dan!’ wees ik. ‘Het slijm druipt er vanaf! Dat doe je toch niet?’
‘Wat maakt dat nou uit. Ik vind hem schattig.’
‘Ja, ik ook; maar daarom hoeft hij niet mijn hele hand onder te slijmen. Hè Flip.’
Flip loeide zacht, alsof hij er mee instemde. ‘Zie je wel!’ zei ik triomfantelijk tegen Linde. ‘Hij is het me eens. Je hoeft niet een jongen te likken om hem lief te vinden… toch Flip.’
Flip loeide weer.
‘Pf, je moet een jongen niet met een koe vergelijken.’
‘Jij noemde Jip net zelf ook een jongen.’
‘Ja… maar dat is anders. Hoe gaat het trouwens met Dominic?’
‘Sst!’ stel je voor dat er hier mensen rondliepen…
Linde keek me ernstig aan. ‘Sorry. Vind je hem nog steeds leuk?’
‘Net zo leuk als dat jij Johnny leuk vind.’
‘Dan vind je hem vreselijk lief.’
‘Klopt.’
Plotseling besefte ik dat ik met Linde had gepraat. Sinds twee maanden! Hoe kon dat zomaar opeens?
Ik besloot net te doen alsof ik de hele ruzie vergeten was – dat deed Linde ook. Het was goed. Eindelijk. Ik had Linde terug.
Zomaar, opeens. Door een kalfje!
‘Dankjewel, Jip en Flip,’ mompelde ik.
‘Wat?’
‘Niets.’
Linde was er weer. Dat was het belangrijkste. Ik had met haar gepraat, gewoon luchtig. Alsof er niets gebeurd was. Alles zou weer goed komen, ik wist het zeker.
Eindelijk.
‘Komen jullie naar binnen!’ riep Charlotte bij de deur. Met veel lawaai volgde iedereen haar bevelen op. Linde waste haar handen bij de buitenkraan. ‘Best wel vies, eigenlijk.’
‘Komt er ook één achter…’ zei ik droog.
‘Ja, eindelijk.’ Ze keek me blij aan en ik wist dat ze het niet alleen letterlijk bedoelde. Ze bedoelde ook dat het weer goed was tussen ons. En ik was daar heel blij om.
Toen we klaar waren schoven we weer in de banken.
‘We gaan dus een wedstrijd doen,’ begon Christine. ‘Zoals jullie zien is er daar een podium gemaakt.’ Ze wees naar het podium achter in de kamer. Toen ik de blokken goed bekeek, zag ik dat ze uit onze oude school kwamen. Slim bedacht.
‘Straks gaan jullie per tweetal catwalk lopen.’
Huh? Wat bedoelde ze daarmee? Wat gingen we doen?
‘Elk tweetal probeert op een zo’n meest originele manier daar te gaan lopen. We hebben een jury en die bestaat uit… Bas.’
Bas ging staan en boog voor ons. ‘Ik ben blij dat ik jurylid mag zijn. Hartelijk bedankt, mevrouw Christine.’
Iedereen lachte en begon te klappen.
‘Sst! Ik was nog niet klaar! Voor het beste tweetal hebben we een prijs. Het eerste koppel mag nu gaan lopen. En dat zijn… Stef en Hadassa!’
Zij stonden op en verdwenen naar de gang.
Even later werd de deur geopend door Stef. Hij hield de deur open voor Hadassa en met een zwierig gebaar verwelkomde hij haar.
We schoten in de lach. Het zag er koddig uit. Stef sloot de deur en ze liepen naar het begin van het podium. Stef hielp Hadassa het podium op en ze liepen een rondje. Toen ze er weer afstapten begon iedereen te klappen.
Eigenlijk was dit best wel saai als het nog tien keer moest gebeuren, dacht ik. Iemand moest iets grappigs uithalen. Iets geks doen, om voor een beetje lol te zorgen. Ik keek om me heen. De meeste meiden keken, maar de jongens zaten een beetje kletsen. Zou ik ook doen als ik zo’n jongen was.
Evan zat Angry Birds te doen op zijn mobiel. Ik moest zeggen dat ik dat ook heel wat spannender vond dan dat heen en weer gewandel op het podium. Iedereen deed toch hetzelfde.
‘JeanLuc en zijn chaperonne!’
Oh nee. Ik en JeanLuc. Ik stond op en verdween naar de gang.
‘Oké,’ zei JeanLuc. ‘Wat gaan we doen?’
‘Eh… net als iedereen, lijkt me.’
‘Dit is echt saai.’
‘Klopt.’
‘Echt? Ik dacht dat meisjes dit altijd leuk vonden!’ ik haalde m’n schouders op. ‘Saai man.’
‘Oké, ik trek jou het podium op en we zien voor de rest wel.’
‘Doen we.’
JeanLuc opende de deur en boog toen ik binnenkwam. Ik glimlachte; het zag er best schattig uit van JeanLuc. Bij het podium greep hij mijn hand en trok me het podium op. We liep naar de muur en weer terug. Met een sprong was JeanLuc van het podium af en hij hielp me er gracieus af.
We namen ons applaus in ontvangst en gingen weer zitten. Pf, ook weer gehad. Wie moesten er nu?
‘Johnny,’ zei Bas. Johnny was toch al geweest met Linde? Moest hij nog een keer?
‘En Johnny moet met Kim,’ vervolgde Bas.
Ik schoot in de lach. Johnny en Kim? Waarom dat?
Plotseling wist ik het weer: er was een jongen te weinig. Tja. Maar waarom neemt Bas dan Johnny? Waarom dan geen jongen die geen verkering heeft? Dat is toch veel handiger. Ik zag Linde een beetje ongemakkelijk kijken. Zou ik ook doen als Dominic dat moest. Hoewel, ik kon er ook wel de lol van inzien. Wedden dat Bas dit expres had gedaan.
Toen Johnny met Kim naar de gang ging, zei Chantal tegen Linde: ‘Joh, dan moet jij aan het eind van het podium staan en heel boos kijken.’
‘Goed idee!’ viel Esmee bij, ‘moet je doen!’
Linde keek aarzelend naar Bas. ‘Ja!’ lachte hij. ‘Ik wil wel eens zien wat Johnny doet.’
Dus klom Linde het podium op en ging met gevouwen armen aan het eind van het podium staan. Ze keek boos, als een moeder die een stout jongetje ging bestraffen.
Johnny’s mond viel open toen hij binnenkwam. ‘Moet dit echt?’ kreunde hij.
Iedereen begon te roepen en Johnny op te zwepen. ‘Lopen, lopen!’
‘Best wel gemeen voor Kim,’ fluisterde ik naar JeanLuc. ‘Zij loopt er een beetje bij!’
‘Lekker puh,’ zei JeanLuc.
Ik grinnikte. Echt een JeanLuc reactie.
Johnny trok Kim het podium op en ze liepen hun rondje. Toen Johnny bij Linde kwam, zoende hij haar op haar wang.
Iedereen begon te lachen en te klappen. ‘Niet zo klef, hè!’ riep Bas.
Johnny draaide zich om en stak zijn tong uit. ‘Kom Kim.’ Hij nam haar weer mee het podium af.
Ook Linde kwam van het podium af en nu moest er een nieuw koppel.
Toen iedereen geweest was, ging Bas de prijs uitreiken.
‘Oké,’ zei hij, ‘de tweede prijs gaat naar Johnny en Kim. Kim omdat ze zich zo goed hield en Johnny die zonder tegenwerpingen een rondje ging lopen met Kim!’
Iedereen bleef stil. ‘Klappen!’ riep Bas.
Nu begonnen we te klappen. Gestoord dit.
‘De eerste prijs gaat naar… Mark en Christine!’
Nu begonnen we direct al te klappen. Mark en Christine liepen het podium op en Christine kwam niet meer bij van het lachen. ‘Ik heb de prijs zelf gekocht!’ hikte ze.
Nu moesten wij ook lachen. Christine had de eerste prijs zelf gekocht met Charlotte, omdat zij de organisators waren! En nu kreeg ze hem zelf… wie weet wat voor geks het was!
En dat het gek was… Mark kreeg een grote gouden medaille, van chocola. Bas legde hem plechtig om Marks nek.
‘En nu Christine…’ zei hij geheimzinnig. We rekten onze halzen. Ik hield mijn adem in. Het was een zilveren prinsessenkroontje met edelsteentjes!
Zo’n dingetje die meisjes van zes leuk vonden!
Bas had haar goed te pakken! Bas zette de kroon op Christines hoofd. ‘Prachtig,’ zei hij keurend.
Christine was knalrood en voelde aan het kroontje. ‘Oh nee,’ kreunde ze, ‘het was bedoeld om anderen voor gek te zetten!’
‘Ik ben blij dat wij niet gewonnen hebben,’ zei ik JeanLuc. Die knikte. ‘Inderdaad. Hoewel, die chocola lijkt me best goed te eten.’
‘O ja. Maar ik ben het meisje, dus zou ik die rottige kroon opmoeten.’
‘Jij blij,’ vond JeanLuc.
Bas vertelde dat het einde in zicht was. ‘We gaan nu met z’n allen opruimen. En daarmee bedoel ik ook echt met z’n allen. Ja?’
We knikten en gingen aan het werk. Tafels rechtzetten, bekers opruimen.
Ik ging naar Kim toe. ‘Komt je zus ons al ophalen?’
Kim knikte. ‘Ik heb haar net een sms gestuurd.’
‘Oké.’
Iedereen die op de fiets was, ging al naar huis. Degenen die werden opgehaald, waren ook algauw weg. Nu was ik alleen met Stef, Kim en Linde.
We kletsten wat en Linde vroeg of ik op de fiets was. Ik schudde ontkennend mijn hoofd. ‘Ben met Kim mee.’
‘Oh.’
Opeens zagen we een lichtje opdoemen. ‘Wie is dat nou?’ vroeg Stef verbaasd. ‘Wie komt daar nou terug fietsen?’
We probeerden te onderscheiden wie het was, maar het was te donker. We zagen het pas toen de fiets voor ons stopte. Hadassa. ‘Waarom ben je teruggekomen?’ vroeg ik verbaasd. ‘Ben je iets vergeten?’
Hadassa schudde hijgend haar hoofd. ‘Hoofdpijn.’
Ik fronste mijn wenkbrauwen en kon nog net een opmerking inslikken. Ik zou juist heel hard naar huis fietsen, om maar snel thuis te zijn.
Hadassa verdween het huis in. Ik haalde mijn schouders op en nam weer deel aan het gesprek.
‘Daar is mijn zus!’ zei Kim. Er kwam een auto aanrijden. ‘Oké, ik haal even mijn jas op, die ligt nog binnen,’ zei ik tegen Kim.
‘Goed, maar wel doorlopen!’
Ik rende naar binnen en botste tegen Bas op. ‘Ha, jou moest ik net hebben,’ zei Bas tevreden.
‘Hadassa heeft heel erg hoofdpijn. Wil jij op haar fiets naar haar huis rijden? Dan rijdt Hadassa met de zus van Kim mee naar haar huis. Zij zullen daar wachten op jou en dan brengt Kims zus jou naar huis.’
‘Huh?’ het drong zo gauw niet tot me door. Eindelijk begreep ik het. Ik moest op Hadassa’s fiets naar haar huis fietsen. Nou, goed dan. Als Hadassa echt niet kon. Ik was niet zo gemeen om ‘nee’ te zeggen.
‘Doe je het?’
‘Ja.’
‘Fijn. Heel erg bedankt!’
Ik knikte en trok de rits van mijn jas omhoog. Eigenlijk had ik best zin in een eindje fietsen. Hoewel… het was wel een kwartier fietsen en het waaide hard. Ik hoopte maar dat ik wind mee zou hebben.
Ik sprong op Hadassa’s fiets. Plotseling besefte ik dat ik de weg naar DTC niet eens goed wist. Ik kwam niet zo vaak bij Christine…
Nou ja, ik zag wel. Er schoot een idee door mijn hoofd. Natuurlijk, dat ik daar niet aan had gedacht!
Ik greep mijn mobiel en belde Wybren. Ik had toch blyk en kon dus gratis bellen.
Ik vroeg hem om te wachten in het fietstunneltje. Gelukkig was hij zo aardig.
‘Wel doorfietsen!’ zei hij, ‘het is hier verrekte koud!’
Nog een reden om hard te fietsen. Nou, daar gaan we dan.
Linde keek me verbaasd na toen ze me zag langs stuiven. ‘Ik dacht dat jij met de auto was?’
‘Ja… maar dit is Hadassa’s fiets. Ze had hoofdpijn,’ hijgde ik. Ik weet niet of Linde het allemaal gehoord had, maar oké. Vlug doorfietsen.
Ik wilde niet dat de groep weg zou rijden.
Eindelijk kwam ik bij het fietstunneltje. Gelukkig, ze waren er nog. Met een hele groep, zelfs. Hadden ze met z’n allen gewacht? Dat vond ik aardig van ze.
Ik legde hen uit wat er aan de hand was en Jasper zei heel logisch: ‘Waarom moet Kims zus jou ophalen bij Hadassa? Je kan toch net zo goed bij Wybren achterop.’
Inderdaad. Hij had gelijk, besefte ik. ‘Het is nu al geregeld.’
‘Tja. Dan moet je het zo doen. Maar dan moeten we wel doorrijden, want anders staat Kim straks heel lang te wachten bij Hadassa.’
Daar had hij weer een punt. Met de auto gingen ze natuurlijk veel sneller. Nou, jammer dan. Ik had nou bepaald geen zin om mijn longen uit mijn lijf te fietsen.
Even later sloeg de halve groep rechtstaf. De rest reed rechtdoor, dan konden we Jasper thuis brengen. Eigenlijk was rechts korter, maar Wybren ging ook rechtdoor.
Wat maakte het ook uit, die paar minuten.
Voorbij Jaspers huis was er heel veel tegenwind. Ik zette de fiets in zijn één – wat een rotfiets had Hadassa eigenlijk – maar kwam nog amper vooruit. Voorovergebogen over mijn stuur probeerde ik de rest bij te houden. Dat was nog niet makkelijk. Ik was blij toen we eindelijk in de bebouwde kom kwamen en er bomen stond. Nu had de wind in ieder geval geen vrij spel meer.
Nu waren we gauw bij Hadassa. Ik aarzelde, maar zette toen haar fiets maar in de schuur.
Ik wist niet hoe haar koplamp uitmoest, dus liet ik die maar aan. Trouwens, die zou toch uitgaan als je niet aan het fietsen was. Haar achterlamp liet ik ook branden. Er zat nergens een aan en uitknopje. Tja. Dan maar zo.
Ik plofte in de warme auto.
‘Had je veel tegenwind?’ informeerde Kims zus.
‘Ja, vreselijk. Je kwam er amper doorheen. Op het laatst ging ik maar recht achter Jasper en de rest fietsen, zodat zij de wind tegenhielden.’
‘Aha. Ik merk het ook aan mijn stuur. De banden trekken een beetje weg.’
‘Komt dat door de wind?’ vroeg Kim verbaasd.
‘Kennelijk.’
Het duurde niet meer dan drie minuten om bij ons huis te komen. Als ik gelopen had, had ik er een half uur over gedaan.
We reden door het donkere bos. ‘Eng,’ griezelde Kim.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik ben het gewend. Ik rijd zo vaak hier ’s avonds… en zonder licht.’
‘Mag dat van je ouders?’ vroeg Kims zus.
‘Nee, maar ik heb geen zin om ze te vragen om me op te halen. Dat duurt in hun geval weer een half uur.’
‘Oh.’
Kims zus stopte voor de oprijlaan. ‘Verder kun je het wel alleen, hè?’
‘Ja, natuurlijk!’ ik gooide de deur dicht en zwaaide even. Toen liep ik door de donkere nacht naar huis.
Ik keek naar boven. Het was heel helder. Aan de lucht flonkerden sterren.
Het was volle maan. Wauw.
Ik vergat alle kou en stelde me voor dat Dominic bij me zou zijn.
Wat zou dat fantastisch zijn.
Lekker romantisch, naar de sterretjes kijken, dacht ik grinnikend. Dat was zo standaard.
Maar het bleef leuk. Gezellig met z’n tweetjes in het donker.
De buitenlamp floepte aan en direct waren al mijn romantische gedachten verdwenen. Gauw naar bed.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 12: War in my life