Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: De aankomst van de koning
Hoofdstuk 2: Een brutale poging
Hoofdstuk 3: In het paleis
Hoofdstuk 4: Verraad in de nacht
Hoofdstuk 5: Ontsnapt! Maar weer gevangen genomen.
Hoofdstuk 6: Bij de rovers
Hoofdstuk 7: De kluizenaar
Hoofdstuk 8: Gescheiden van Aralyssia!
Hoofdstuk 9: Bij de heer Vanark, en het begin van een plan!
Hoofdstuk 10: Een schrik voor Myrra
Hoofdstuk 11: Weer terug bij de rovers: een tijd van leren
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol
Hoofdstuk 14: Gebeurtenissen in het bos
Hoofdstuk 15: Spionageplannen
Hoofdstuk 16: Spioneren bij de rebellen
Hoofdstuk 17: Terug bij de rovers: plannen smeden
Hoofdstuk 18: Op pad om mensen te verzamelen
Hoofdstuk 19: Gevaar in Karandi
Hoofdstuk 20: Myrra's leger
Hoofdstuk 21: Een speciale nacht in het bos
Hoofdstuk 22: Een spion in hun midden!
Hoofdstuk 23: Voorbereidingen
Hoofdstuk 24: De veldslag
Hoofdstuk 25: Weer op weg, een nieuwe aanval, en eindelijk Petrol!
Hoofdstuk 26: De bevrijding van de koning
Hoofdstuk 27: Het geheim van Gustav
Hoofdstuk 0: Voorstukje
Hoofdstuk 12: Het gaat beginnen!
Opnieuw waren een paar maanden verstreken. Myrra en Aralyssia hadden al die tijd flink geoefend, en Ramsh was redelijk tevreden over ze.
"Jullie kunnen nu heel wat," zei hij op een dag tegen de twee meisjes. "We naderen het einde van jullie opleiding. Jullie hebben goed gewerkt."
Blij en bezweet keken Myrra en Aralyssia elkaar aan. Ze hadden zojuist met het zwaard gevochten: ieder tegen een roverman. En het was hun goed afgegaan. Zelfs Aralyssia was haar tegenstander de baas geweest. Ramsh was erg tevreden over de kleine prinses.
"Je bent erg vooruit gegaan," zei hij tegen het meisje. "Goed zo. Nu durf ik je de wereld in te sturen."
De wereld. Dat was waar de roverhoofdman naar toe had gewerkt. De harde, boze buitenwereld die geen ruimte bood voor mooie prinsessen. De wereld waarin het erom ging wie de sterkste was, en wie het handigst met het zwaard, de boog of het paard kon omgaan. Alleen wie het gevecht won, overleefde de ontmoeting. Alleen wie het sterkst was, mocht verder gaan. De harde buitenwereld waarin de twee meisjes spoedig zouden moeten leven. Want na al die maanden was Myrra's wens nog net zo sterk als in het begin: Aralyssia's vader moest worden bevrijd. En dat was waarvoor ze hadden gewerkt.
Aralyssia was blij met de woorden van de roverhoofdman. Ze wist dat ze nu kon vechten, en het voelde fijn dat ze niet meer zo hulpeloos was. Na al die maanden was ze Ramsh' opleiding gaan waarderen. Net zoals ze het op die eerste dag fijn had gevonden dat ze ruwe kleren droeg waarop ze niet hoefde te letten, vond ze het nu fijn dat ze kon vechten en een tegenstander kon verslaan. En dat ze in het bos wist te overleven. Met pijn dacht ze terug aan die allereerste dag samen met Myrra in het bos. De ochtend na die verschrikkelijke nacht, toen ze samen met het meisje van die bessenstruik had gegeten. Hoe vreselijk had ze zich toen gevoeld. Hoe verlaten, hoe onwerkelijk en hoe hulpeloos! Ze wist dat dat haar nu niet meer zou overkomen. Ze was nu thuis in het bos. Ze wist net zo goed als Myrra hoe ze aan eten kon komen, en als iemand haar aanviel kon ze zichzelf verdedigen. Ja, de prinses was blij met zichzelf.
Het meisje bedacht wel eens hoe anders dingen gegaan konden zijn als zij dit ook allemaal al had gekund in de nacht dat de rebellen het paleis aangevallen hadden. Hoe zouden die mannen gekeken hebben, als de prinses in haar nachtjapon plotseling een zwaard zou hebben getrokken en een zwaardgevecht begonnen zou zijn? Ze zouden achterover geslagen zijn van verbazing. Een prinses die kon vechten. Dat kwam nooit voor. Maar zij kon het! Zij kon nu vechten. En ze kon mensen die haar aanvielen verslaan.
Tevreden nam Ramsh de zwaarden van de meisjes over.
"Het wordt tijd dat we Gustav een bezoekje brengen," zei hij tegen ze. "Wij drieën. Dan bespreken we wat we gaan doen."
Die avond, na het eten nam Ramsh de meisjes mee naar het hutje van de kluizenaar. Hij nam een andere weg dan de weg over de rotstop die Myrra altijd nam: hij ging door de kloof, en liep dan om de rotswand heen. Het bos was daar dicht, maar Ramsh kende de weg goed, en hij liep recht naar het hutje toe.
Gustav was thuis. Hij was niet verbaasd het gezelschap voor zijn deur te zien staan. Waarschijnlijk had Ramsh hem van te voren ingelicht. Hartelijk nodigde hij iedereen naar binnen.
Het kleine huisje was haast te krap nu er zo veel mensen waren. Myrra ging op de grond bij het vuur zitten, en Aralyssia op het bed van de kluizenaar.
Gustav voorzag iedereen van thee en opende toen het gesprek.
"Wel, ik weet waarvoor jullie gekomen zijn," zei hij nadat hij zelf ook was gaan zitten. "Volgens Ramsh hier, hebben jullie de opleiding bijna afgerond, en dus wordt het tijd na te denken over de volgende stap. Jouw doel is nog steeds de koning te bevrijden, Aralyssia's vader, niet?"
De man wendde zich tot Myrra die al heftig zat te knikken.
"Ja, oh ja," zei ze. "Het is al weer zo lang geleden dat hij werd meegenomen. Ik hoop dat ik nu spoedig iets kan doen."
"Is er nieuws over Arnoud?" vroeg Gustav aan Ramsh.
"Niets," antwoordde Ramsh. "Dezelfde situatie als steeds."
"Dus dan zit hij nog steeds op dit eiland," concludeerde Gustav.
De roverhoofdman haalde zijn schouders op.
"Ik denk van wel," antwoordde hij onverschillig.
"Ik weet wat ik wil gaan doen," zei Myrra opeens.
Iedereen keek het meisje aan.
"Ik heb dit besproken toen ik in Karandi zat," ging Myrra verder. "We moeten eerst te weten zien te komen waar Aralyssia's vader precies zit. En hoe ze hem gevangen houden, enzo. Dus spionneren. En als we dan genoeg weten, moeten we een plan maken. Met dat plan kunnen we daarna de juiste mensen verzamelen om hem te bevrijden. Zo werkt het het beste, vertelden ze me in Karandi. En dus wil ik nu gaan spionneren. Laat Lyssa en mij de bossen hier doortrekken om het kamp van de rebellen te vinden."
De roverhoofdman en Gustav keken elkaar aan.
"Zijn de meisjes daar klaar voor?" vroeg Gustav aan de roverhoofdman.
"Ja," antwoordde Ramsh. "Het is alleen dat ze de bossen niet kennen. Maar dat kun je niet leren vanaf een vaste plaats. Dat kun je alleen leren door er doorheen te trekken."
Gustav knikte.
"Ja," antwoordde hij. "Dat klopt. De weg in dit bos leer je alleen als je er door heen trekt."
"Er moet dus iemand mee," ging Ramsh verder.
"Een van jouw mannen?" vroeg Gustav.
Maar Ramsh schudde met zijn hoofd. "Niemand van hen kent het bos echt goed," zei hij. "Ze komen nooit verder dan rondom hier."
"Dat is jammer," zei Gustav teleurgesteld.
"Ik weet wie meekan!" Weer sprak Myrra onverwacht. Maar ze was ook zo opgewonden. Eindelijk ging het van start. Eindelijk ging het avontuur beginnen!
"Petrol," ging ze verder. "Dat is een man die ik in het dorp heb leren kennen toen ik bij de heer Vanark werkte. Petrol heeft vroeger in het leger gezeten, en weet wat spionneren is."
"Maar kent hij de weg in het bos?" vroeg Gustav wantrouwend.
Myrra's gezicht betrok.
"Dat weet ik niet," antwoordde ze.
"Hier vlakbij in het dorp woont ook een goede jongen," zei Ramsh plotseling. "Zijn naam is Armon. Hij kent het bos als geen ander. Zal ik hem vragen?"
Gustav knikte en zijn gezicht lichtte op.
"Dat is een goed idee," zei hij. "Weet je wat? Als we nou die Armon vragen omdat hij het bos kent, en we vragen die Petrol van jou (en hij knikte naar Myrra) omdat die weet hoe je moet spionneren. Dan denk ik dat we een mooi groepje hebben voor deze taak."
Myrra knikte. Ja, dat dacht zij ook!
Ook Ramsh knikte.
"Ja, het doel is nu eerst spionneren," zei hij nadenkend. "En ik denk dat dat een goed plan is. Jullie gaan nu nog niet vechten. Alleen maar kijken. Ja, met zijn vieren is heel mooi. Dat is een mooi groepje. Maar toch wil ik die Petrol wel even zien voordat ik hem met jullie op pad stuur."
Gustav knikte.
"Dat spreekt. En ik wil Armon ook zien," antwoordde hij.
"Ik zal Armon naar je toebrengen," beloofde Ramsh. "Hoe halen we Petrol op?"
"Ik denk dat Myrra en Aralyssia dat goed samen kunnen doen," zei Gustav. "Dat wordt dan meteen hun eerste proef om zelfstandig op pad te gaan."
De roverhoofdman knikte. "Dat is goed," zei hij.
Gustav wendde zich tot de meisjes. "Vinden jullie het ook een goed plan, meisjes?"
Myrra zat al heftig te knikken, en Aralyssia knikte ook.
"Wanneer kunnen we gaan?" vroeg Myrra. Ze was echt ongeduldig.
"Volgende week," antwoordde Ramsh. "Ik zal jullie paarden meegeven, en wapens. En daarna ga ik met Armon praten."
"Dat is dan afgesproken," zei Gustav. "We ontmoeten elkaar dan weer hier over tien dagen. Is dat OK?"
"Brengen jullie die Petrol maar meteen hier bij Gustav, meisjes," waarschuwde Ramsh. "Ik wil niet dat hij ons kamp ziet."
"Dat spreekt," antwoordde Gustav meteen.
Myrra knikte. Ze zei maar niet dat Petrol zelf ook niet graag in een rovershol zou willen komen. Dat zou de roverhoofdman vast beledigen!
En zo, precies een week later gingen Myrra en Aralyssia vroeg in de ochtend op pad. De twee meisjes hadden van de roverhoofdman Bella en Damon meegekregen, de twee paarden waarop ze nu bijna een jaar geleden bij de rovers waren aangekomen. En allebei droegen ze verschillende wapens: een pijl en boog, een zwaard, en een scherp mes waarmee ze ieder ook goed om konden gaan.
Ze waren allebei blij en opgewonden. Vooral Myrra. Eindelijk! Nu zou het gaan gebeuren!
De afgelopen week had de roverhoofdman nog goed met de twee meisjes geoefend. Hij had alle vaardigheden nog een keer met ze doorgenomen, en ze allerlei proeven gegeven. Nu liep hij met de teugels van de twee paarden in zijn hand door de kloof naar de uitgang van het roversnest. Hij zou de meisjes persoonlijk uitgeleide doen. Myrra en Aralyssia zaten op de paarden en zwaaiden naar de rovers die ze links en rechts passeerden.
"Dag!" riepen ze tegen iedereen. "Dag!"
Even buiten de kloof bleef de roverhoofdman staan.
"Nu," zei hij tegen de twee meisjes hoog boven hem op de paarden, "doe jullie best. Dit is jullie eerste tocht alleen. Wees voorzichtig. De wereld is hard, en veel mensen zijn alleen op eigen gewin uit. Maar wees ook open, want er zijn ook een heleboel vriendelijke mensen in de wereld. Probeer steeds het verschil te zien."
De meisjes knikten ernstig naar de roverhoofdman. Ze begrepen dat hij uit eigen ervaring sprak, en ze waren blij met zijn wijze raad.
Myrra leunde op haar paard naar beneden.
"Bedankt voor alle lessen," zei ze tegen de man.
De roverhoofdman glimlachte.
"Kom veilig terug," antwoordde hij.
"Dat zullen we doen," beloofde Myrra. En ze sprak uit de grond van haar hart. "Dit is nog niet het echte werk. We gaan alleen Petrol ophalen."
"Denk erom dat je Petrol direct naar Gustav stuurt," waarschuwde Ramsh nogmaals. "Breng hem niet ons kamp in."
"Nee, we gaan direct naar Gustav," antwoordde Myrra.
De roverhoofdman nam afscheid, en daar gingen de twee meisjes. Ze waren op weg.
Ramsh zag ze op hun paarden tussen de bomen verdwijnen. Nog een hele poos daarna hoorde hij het hoefgetrappel door het bos klinken. De man bleef staan luisteren totdat dat ook weggestorven was. Toen draaide hij zich om en ging weer terug naar zijn kamp. Hij voelde zich trots. Hij wist dat hij de twee meisjes goed had opgeleid.
De weg naar Karandi was makkelijk te vinden. Myrra herkende steeds weer enkele punten, en daardoor wist ze dat ze op de goede weg zat. Het was een mooie dag. De zon scheen, en het was heerlijk om te rijden.
Toen het lunchtijd werd, hielden de twee meisjes rust. Ze stegen van hun paarden en aten van de voorraad die ze hadden meegenomen. Tijdens het eten keek Myrra genietend naar het landschap om haar heen. Ze waren zojuist uit een klein bosje gekomen, en voor hun lagen akkers en velden, met in de verte de contouren van een dorpje.
"Heerlijk zo, hè," zei ze tegen Aralyssia.
De prinses knikte.
"Ja, heerlijk," antwoordde ze.
"Dit doet me aan vroeger denken. Ik ging wel eens met mijn vader op pad, en twee dienaren. En dan zaten we 's middags ook zo van een picknick te eten. Maar dan zaten we wel op een laken."
Myrra lachte.
"Ja, dat hebben we nu niet," antwoordde ze. "Maar je kleren zijn toch al vies, dus het maakt niet uit."
De prinses keek het straatkind aan.
"Weet je dat we vrij zijn?" vroeg ze opeens aan het meisje. "Vrij van de rovers. We kunnen nu terug naar Malidara gaan."
Myrra schrok op.
"Ben je gek?" zei ze verschrikt tegen Aralyssia. "Van de rovers ontsnappen? En je vader dan? En trouwens, wat moet je in Malidara? Het paleis is bezet. Daar kun je niet meer in."
Aralyssia haalde haar schouders op.
"Ik was gewoon blij dat we van de roversbende af waren," antwoordde ze schuldbewust. "We zijn eindelijk weer vrij."
"Heb jij je dan gevangen gevoeld bij Ramsh?" vroeg Myrra verbaasd.
"We waren toch gevangenen?" vroeg Aralyssia even verbaasd terug. "De rovers hadden ons gegrepen, en ze hebben ons in hun nest vastgehouden."
Maar Myrra schudde met haar hoofd.
"Zo voel ik het niet," antwoordde ze. "Ja, ik heb me wel een poosje gevangen gevoeld, die eerste tijd, maar dat kwam meer door jou. Je was ziek. Ik kon je niet in de steek laten, en daardoor kon ik zelf ook niet weg. Anders waren we er wel vandoor gegaan. Vooral de tijd bij de heer Vanark was erg."
"Oh," zei Aralyssia.
"Maar waarom zijn we dan niet gevlucht toen ik weer beter was? Waarom zijn we er toen niet samen vandoor gegaan? Dan had ik ook al die stomme vechtoefeningen niet hoeven doen."
"Stom kind," barstte Myrra ineens boos los. "Ben je dan vergeten wat ons doel is? We gaan jouw vader bevrijden! Jouw vader, hoor! Ramsh heeft ons daar alleen maar bij geholpen. Denk toch eens niet dat hij slecht is. We waren geen gevangenen. We waren gasten. Gasten voor wie Ramsh veel heeft gedaan."
Aralyssia schrok terug. Ze wist niet wat ze moest zeggen, dus bleef ze stil.
"Wat voor belang heeft Ramsh bij de bevrijding van jouw vader?" ging Myrra nog steeds boos verder. "Helemaal niets, toch? Hij is een rover en hij blijft een rover. Nee, hij heeft alles voor jou gedaan. De hele opleiding die hij ons heeft gegeven, en alle kennis die hij met ons heeft gedeeld. Dat is allemaal voor ons geweest. Zodat jij je vader terug kan krijgen. Besef dat toch eens. Wees eens dankbaar!"
Aralyssia antwoordde nog steeds niet. Nog steeds stond ze met haar mond vol tanden.
"Ramsh is een goede man, en ik wil niet dat je slecht over hem praat," eindigde Myrra boos.
"Sorry," antwoordde Aralyssia toen. "Je hebt wel gelijk. Het is alleen allemaal zo vreemd. Een rover die aan onze kant staat? Het voelt bij mij alsof het niet klopt."
"Nou, dan voel je dat verkeerd," zei Myrra bits. "Ik ben niet van plan voor de rovers weg te vluchten. Ze zijn mijn thuis. Ik ben blij dat ik eindelijk een thuis heb. En Ramsh...... Ramsh..... Nou ja, ik heb het gevoel dat hij als een vader voor mij is. Dat ik eindelijk een vader heb."
"Is Ramsh je vader?" vroeg Aralyssia ongelovig.
"Natuurlijk niet," zei Myrra meteen. "Ik ken mijn vader niet. Maar als ik een vader zou moeten kiezen, dan zou het Ramsh zijn."
"Een roverhoofdman," zei Aralyssia.
"Maar een heel goede man," zei Myrra. "Ik blijf hem trouw."
"Dus dan word je rover," zei Aralyssia.
Myrra haalde haar schouders op.
"Misschien," antwoordde ze. "En jij wordt weer prinses."
"De prinses en het roverskind," zei Aralyssia. "Het klinkt heel raar."
"Maar toch zitten we hier samen," zei Myrra. "En we hebben samen een doel. En dus moeten we samenwerken. Ook al ben jij een prinses en ik een rover."
Hierop zei Aralyssia weer niets. Maar diep in haarzelf wist ze dat Myrra gelijk had. Alles was anders geworden sinds de nacht waarin de rebellen haar vader hadden meegenomen. Raar, vreemd, onwerkelijk. En soms kon ze het maar moeilijk bevatten. Maar het was wel de realiteit, en ze moest het geloven.
Na goed uitgerust te hebben, stapten de twee meisjes weer op. Genietend reden ze verder. Ook het tweede deel van de reis ging voorspoedig, en tegen het einde van de middag bereikten ze het dorpje waar Myrra enkele maanden had doorgebracht. Het was al een poos geleden dat ze daar was geweest, maar toch herkenden de dorpsbewoners haar meteen toen ze door de straatjes van het dorp reed. Blij zwaaiden ze haar toe.
"Hee Myrra," riepen ze. "Je bent weer terug! Wat leuk! En wat een mooi paard heb je! Is dat je zusje?"
Myrra groette de dorpsbewoners enthousiast, maar ze ging niet in op hun vragen. Ze reed direct door naar het huisje van Petrol.
De man was in zijn winkeltje bezig. Er was een klant en hij was aan het werk. De twee meisjes stegen buiten af en maakten hun paarden vast aan een hekje. Toen gingen ze de winkel binnen. Myrra voelde haar hart harder kloppen. Ze vond het erg leuk Petrol weer te zien. Maar ook was wat zenuwachtig. Ze hoopte dat hij hen zou willen helpen.
Petrols ogen werden groot van verrassing toen hij Myrra zijn winkel binnen zag komen.
"Hee, ben jij het," zei hij blij tegen haar. "Ik zag buiten al iets met paarden, maar had nooit gedacht dat jij dat kon zijn. Hoe kom je aan die paarden? En is dat je zusje?"
Myrra lachte blij.
"Hallo," zei ze terug. "Ja, ik ben het. Dit is inderdaad mijn zusje. Lyssa. Lyssa, dit is Petrol."
Petrol leunde over de toonbank en gaf Aralyssia een hand.
"Ik help eerst mijn goede vriend Herman hier even verder," zei hij haastig. "Daarna praat ik met jullie."
De meisjes wachtten geduldig tot Petrol zijn klant geholpen had. Toen Herman het winkeltje verliet, kwam Petrol achter hem aan en sloot de winkeldeur.
"Genoeg geweest voor vandaag," zei hij met een knipoog naar de twee meisjes. "Nou jongens, nu moeten jullie me maar eens vertellen wat jullie hier komen doen. De heer Vanark is dood, dus jullie komen vast niet voor hem."
"Is de heer Vanark dood?" vroeg Myrra verbaasd. Dat wist ze nog niet. Gudan had haar niets verteld. Ze kon het niet helpen, maar ze was erg blij met het nieuws.
Petrol knikte bevestigend.
"Ja," antwoordde hij. "Het heeft nog lang geduurd. Iedereen dacht dat hij veel eerder dood zou gaan. Het was een taaie man. Hij is ongeveer een maand geleden gestorven. Ik had je wel op zijn begrafenis verwacht, meisje, maar je was er niet."
"Ik hoor nu pas dat hij dood is," antwoordde Myrra. "Maar ik vind het niet erg."
"Toch moet je zodirect maar even langs zijn graf gaan," vond Petrol. "Je bent immers familie van hem."
"En jij natuurlijk ook," ging hij verder terwijl hij zich tot Aralyssia richtte.
"Maar als jullie niet voor de heer Vanark komen, waarvoor komen jullie dan?"
"Wij komen voor jou," antwoordde Myrra hem. "Het gaat beginnen."
Petrol keek Myrra niet-begrijpend aan.
"Wat gaat beginnen?" vroeg hij voorzichtig.
"We gaan de koning bevrijden," antwoordde Myrra.
"De koning?" vroeg Petrol. "Uhm, koning Arnoud bedoel je toch zeker wel, hè?"
Myrra knikte.
"Ja," antwoordde ze. "Koning Arnoud. We zijn gekomen om je te vragen of je met ons mee wilt gaan."
Wantrouwend trok Petrol een wenkbrauw op.
"Twee kleine meisjes?" vroeg hij.
"Ja, we kunnen het niet alleen," zei Myrra. "Iemand moet met ons mee. En we willen graag dat jij dat doet."
Petrols antwoord teleurstelde Myrra.
"Nee, dat doe ik niet," zei hij meteen. "Drie van ons kunnen heus niet tegen al die rebellen op. We worden in de pan gehakt. Ik ben niet van plan me naar het slachtveld te laten brengen. Nee, dat doe ik niet."
"Petrol, het gaat niet om vechten. We gaan eerst spionneren," riep Myrra ongeduldig uit.
"En daar was jij toch goed in? We hebben jou nodig."
"Nou," zei de man zuinigjes. Hij werd plotseling erg bescheiden. "'Goed' is wel een erg hoog woord. Ik heb het vroeger wel eens gedaan ja."
"Petrol, kom alsjeblieft met ons mee," smeekte Myrra. Ze begon ongeduldig te worden. Ze vond het niet fijn dat de man zich nu zo terugtrok. Had hij haar niet verteld dat hij goed in spionneren was? En wilde hij niet ook de koning graag terug?
Petrol keek naar achteren, waar de deur naar zijn huiskamer was.
"Jullie moeten me eerst alles vertellen," zei hij tegen de twee meisjes. "Kom, laten we naar binnen gaan."
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 13: Op stap met Petrol