Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 0: Proloog
Hoofdstuk 1: Het weeshuis
Hoofdstuk 0: ...
Hoofdstuk 0: Proloog
Jefta keek door het raam. Zou zijn vader hem zien? Hopelijk niet, anders moest hij weer gaan werken. Zuchtend liet hij zich zakken en ging op de grond zitten. Nu zijn moeder niet meer leefde, behandelde zijn vader hem als een dier! Het enige wat hij moest was werken, werken en nog eens werken. Hij had een gruwelijke hekel aan zijn vader. Nooit had hij even tijd voor zich zelf. De trap kraakte. Jefta zuchtte. Daar was zijn vader weer! Maar nee, het was een andere man. Snel, kom mee, zei de man. Waarom? Vroeg Jefta. Je vader is erg ziek. Jefta ging naar beneden. Zijn vader lag doodziek in bed. Een week later stierf zijn vader. Niemand wist wat voor ziekte zijn vader had gehad. Dat zijn vader dood was, kon hem niet zo veel schelen. Hij had nooit van de man gehouden. Nu was hij wees. Jefta was blij. Eindelijk was hij vrij, verlost van zijn vader! Maar het pakte anders uit... Op een vroege morgen stonden er een paar mannen voor de deur.
Wat moeten jullie? Vroeg Jefta brutaal. Hij dacht dat niemand hem iets kon maken nu hij vrij was. Jongen, begon een man met een lange snor. Jij bent nu wees en je bent te jong om alleen te wonen. Jefta voelde het aankomen. Nee, hé, ik moet toch niet naar een... Ja, je moet naar een weeshuis! Bemoeide de andere man zich er mee. Kom mee!
Als hij bij het weeshuis aankomt.Word hij naar binnen gebracht. Hij moet naar een kantoor toe, achter het bureau zitten 3 mannen met hele nette kleren aan, ze hebben alle drie een snor.
de eerste man vraagt hoe hij heet. Wat gaat jou dat aan! Zegt Jefta.
niet zo brutaal jongetje,je moet blij zijn dat je hier bent, waar mensen zijn die voor jou zorgen. Ik was net zo lief thuis gebleven!
Maar, zeg nu eerst je naam, schreeuwt de man. Jefta kijkt hem aan en zegt: mag ik uw naam dan ook weten? Je naam bulderd de man boos. Ik ben niet doof, hoor, u hoeft niet zo te schreeuwen. Maar ik heet Jefta en u? Onder tussen komt een vrouw het kantoortje binnen. Ze heeft een streng brilletje op en en grijs knotje. In haar hand heeft ze een blauwe bloes en een zwarte broek. Ze vraagt aan Jefta of hij met haar mee wil lopen en de kleren aan wil doen. De vrouw wijst hem zijn plekje. Om hem heen zijn nog meer kinderen, allemaal hebben ze de zelfde kleren aan, wat saai denkt Jefta.
Kom mee, zegt de vrouw. Jefta loopt achter haar aan. Uit een kast haalt de vrouw een stropdas en een ouwerwetse pet. Ook staan er zwarte schoenen. Hier, trek dit ook maar aan. Nee, shit! Denkt Jefta. Hoe bedenkt ze het. Een stropdas, een pet... Bah. Hij trekt het spul aan en loopt weer verder achter haar aan. De muren zijn saai grijs waar allemaal deuren op uit komen. Wat is er achter die deuren? Wil Jefta weten. Sssst, sist de vrouw. Je mag hier niet zo hard praten. Anders kunnen de heren niet doorwerken? De heren niet doorwerken? Herhaalt Jefta op dezelfde harde toon. Ze zitten achter deuren, hoor, ze kunnen ons niet horen. Zicht achter elke deur een hoge heer...?
De vrouw kijkt even om zich heen. Ja... zegt ze dan, ze kunnen ons inderdaad niet horen, maar ze hebben overal hun spionnen. Die brieven alles over aan ze. Jefta schiet in de lach. Spionnen! Hikt hij. Niet zo haaaaard! Fluistert de vrouw angstig. Is dat niet een beetje heel overdreven? Stil nou! Ze houden halt in een grote zaal. Daar komt een deur op uit. Hier is je klas. Jefta kijkt door het raampje. Het is er propvol, maar toch heel rustig. Zodra iemand praat haalt de meester het kind naar voren. Is dit zijn klas? Daar moet je dus écht blij mee zijn!
Jefta gaat naar binnen. De meester kijkt niet op. Zijn grote uilenbril wijst naar zijn boek. Jefta loopt naar voren. Nog steeds in het boek kijkend zegt de meester: wie ben je? Jo hé. Ze willen ook alles van me weten. Die hoge pieten weet het ook al, vraag het maar aan hen, antwoordt Jefta. Wát? Wát zei je? Schreeuwt de meester, Jefta nu wel aankijkend. Alle kinderen kijken op. Oei, als de meester op zo'n toon praat... Dan ziet het er niet best uit!
De meester zegt op een iets normalere toon .Ga zitten je snapt natuurlijk wel dat je staf krijgt.
STRAF! waar slaat dat op ik zeg alleen maar dat ik niet mijn naam tegen iedereen ga zeggen, daar wordt ik gestoord van.
En nu stil zijn schreeuwt de meester ik wil je niet meer horen.
Jefta gaat zitten en de les gaat verder.Hij denkt die word snel kwaad.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 1: Het weeshuis