Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Hoe het begon
Hoofdstuk 2: Een nieuw gezin
Hoofdstuk 3: De koopman gaat op reis
Hoofdstuk 4: Vermist!
Hoofdstuk 5: Veranderd leven
Hoofdstuk 6: Anders dan de anderen
Hoofdstuk 7: Afscheid van Molly
Hoofdstuk 8: Het huis zonder Molly
Hoofdstuk 9: Winter
Hoofdstuk 10: Lente
Hoofdstuk 11: Toekomst, toekomst, toekomst
Hoofdstuk 12: Geen echte dochter
Hoofdstuk 13: ...
Hoofdstuk 11: Toekomst, toekomst, toekomst
Cinderella begon te beseffen dat ze haar in dit gezin alleen maar gebruikten. Ooit had ze gedacht dat ze een van de drie dochters van Elisa was. Haar vader had het gehoopt. Stiefmoeder en stiefzusters. Stiefvader en stiefdochters. Maar nu wist het meisje dat ze het mis had. Elisa behandelde haar drie dochters niet hetzelfde. Ze maakte duidelijk onderscheid tussen haar eigen twee dochters en Cinderella. Elisa wilde voor Anna en Paula het allerhoogste: trouwen met een jongen van adel. En daar bereidde ze haar twee dochters op voor. Voor Cinderella wilde de vrouw niets. Ze had geen plannen voor het meisje.
Soms werd Cinderella wel eens wanhopig. Dan vroeg ze zich af wat haar toekomst zou worden. Het was natuurlijk dat ze zich daar druk over maakte. Ze leefde in een gezin waar de nadruk werd gelegd op het voorbereiden voor je toekomst. Anna en Paula kregen nog altijd de lessen van hun moeder om ze voor te bereiden op hun toekomst. En Cinderella? Zij kreeg die lessen niet. Wat kreeg ze wel? Koken en schoonmaken. En oh ja, de tuin doen.
Wat zou haar toekomst worden?
Soms hoorde Cinderella weer die akelige zin die Paula toen eens zo harteloos had uitgesproken:
"De man die haar trouwt, moet vegen niet erg kunnen vinden. Een schilleboer zal het wel zijn, of zo."
Was dat haar toekomst? Ze zag zulke mannen wel eens op straat: Ruwe, onbehouwen mannen waren het. Dat wilde ze niet! Ze wilde niet zo iemand trouwen! Ze wilde iemand als haar vader was geweest: een koopman, een nette man, welgemanierd. Maar hoe zou zo iemand tegen haar kijken? Hoe zou hij haar vinden?
Cinderella kon het niet helpen. Ze moest Paula gelijk geven. Wie zou haar nou willen? Een meisje dat niet meer deed dan schoonmaken en koken. Een diensmeid. Welke nette, welgemanierde jongen zou die nou als vrouw willen? Zou ze dan toch met zo'n ruwe, onbehouwen mannen moeten trouwen? Was dat haar toekomst?
Cinderella wist het niet. Ze was bang.
Het meisje was in zich zelf gekeerd geraakt. Ze bemoeide zich zo min mogelijk met haar stiefzuster en Elisa, maar ging haar eigen gang. Ze stompte zich van alle gevoelens af, want het deed haar te veel pijn.
Dit kon niet uitblijven op haar uiterlijk. Cinderella werd een grijze muis. Ze vermagerde. Maar erger nog: haar persoonlijkheid verdween. Cinderella werd een schim. Een schuwe schim, die er liever niet was, dan wel. Haar vrolijke verschijning was verdwenen. Haar vader zou haar niet meer herkennen.
"Mama," huilde Assepoester bij het graf van haar moeder. "Papa (want het was net zo goed ook haar vaders graf). Ik weet niet wat mijn leven nog moet zijn. Wat doe ik hier nog? Ik ben huisslaaf van Elisa. En het ziet er niet naar uit dat dat ooit zal veranderen. Is dit het dan? Ben ik daarvoor op aarde?"
Verder kon het meisje niets zeggen. De tranen drupten over haar gezicht.
"Waren jullie er nog maar. Wat zou het allemaal anders zijn! Ik mis jullie. Ik mis jullie zo erg! Waren jullie nog maar hier. Ik zou het zo graag anders willen. Ik wil ook leven, net zoals Anna en Paula. Ik wil ook leuke jongens ontmoeten en dromen over mijn toekomst. Maar het kan niet. Ik ben een dienstmeisje."
Weer was het even stil bij het graf. Cinderella huilde. Ze had moeite om te spreken.
"Hoe kom ik hier uit?" fluisterde ze wanhopig.
Dit kon geen toeval zijn. Nog de volgende dag, toen Cinderella in de kleine stad rondliep om boodschappen te doen, liep ze haar oude leraar tegen het lijf.
Ze had hem heel lang niet gezien. Meestal kwam Cinderella in de stad als de scholen bezig waren, en dan was de leraar natuurlijk in zijn klas. Maar vandaag liep hij rond in de stad. Hoe kwam dat?
Meneer Klein zag Cinderella direkt, maar hij schrok van haar uiterlijk. Was dit dezelfde Cinderella die hij ooit les gegeven had? Nog geen jaar geleden? Wat was ze veranderd! Wat was er gebeurd? Hij besefte dat hij dit niet kon laten gaan. Dus liep hij op Cinderella af.
"Wat leuk dat ik jou weer eens zie," zei hij hartelijk tegen het meisje. Hij hoopte dat ze niet weg zou rennen. Wat zag ze er schuw uit!
Cinderella was verlegen en onzeker. Wat moest ze beginnen? En wat moest hij wel niet van haar denken. Een dienstmeid. Ze zag er niet uit!
"Eh, goededag," zei ze verlegen en beleefd. "Hoe maakt u het."
Iets anders wist ze niet te zeggen. Ze wilde zich omkeren en wegrennen. Maar dat vond ze niet netjes.
"Met mij gaat het goed," zei de man terwijl hij haar onderzoekend aankeek. "Maar met jou? Hoe gaat het met jou?"
"Ook wel goed," fluisterde Cinderella.
Allerlei gedachten tuimelden door het hoofd van het meisje. Schaamte, onzekerheid, verlegenheid. Maar boven deze gedachten was een andere gedachte. Een heel andere gedachte, maar wel een die het sterkst klonk. Grijp je kans!
Met een flits dacht Cinderella terug aan haar klaagzang bij het graf gisteren. Was dit haar moeder? Had haar moeder hier voor gezorgd? Alsof hij het geraden had, alsof hij door haar moeder werd gestuurd, vroeg meneer Klein.
"Mis je school?"
Cinderella durfde nauwelijks te knikken, maar toch dwong ze het te doen.
"Ja," fluisterde ze.
Meneer Klein schudde onbegrijpend met zijn hoofd.
"Het was ook heel onverstandig van je stiefmoeder om je thuis te halen," zei hij. "Geeft ze je nog les."
Nu was het Cinderella's beurt om met haar hoofd de schudden.
"Niet?" vroeg de leraar heel verbaasd toen hij dit zag. "Dus je krijgt nu geen les meer""
"Wat doe je dan de hele dag?" wilde hij erop vragen. Maar een blik op Cinderella's kleren en de booschappenmand die ze aan haar arm droeg, zei hem al genoeg en hij hield haastig zijn mond. Arm kind.
Hij wist dat hij hier wat aan moest doen. Hij had Cinderella's vader goed gekend. De arme man. Wie weet wat hem overkomen was? En nu hij zijn enige dochter zo voor hem zag, in deze toestand, voelde hij ineens dat hij de plicht had hier wat aan te doen.
"Weet je," stelde hij voor. "Als ik jou nou eens lesgeef? Niet zoals vroeger op school, maar bij me thuis. Je bent slim genoeg om met een beetje les heel ver te komen. Hoe zou je dat vinden?"
Cinderella werd rood.
"Mijn moeder heeft geen geld," zei ze.
"Je stiefmoeder, bedoel je," zei de leraar ineens een beetje fel. "Maar ze heeft wel geld om haar eigen dochters in nieuwe kleren te steken en ze om te laten gaan met de adel."
Hij hield geschrokken zijn mond.
"Sorry," zei hij. "Dat had ik niet moeten zeggen."
Hij was even stil.
"Ik wil er ook geen geld voor hebben," ging hij toen verder. "Ik wil jou alleen op weg helpen. Je hebt recht op een toekomst. Een mooie toekomst zelfs. Die, die je vader voor jou in gedachten had."
Cinderella keek verbaasd op. Hadden haar ouders hier voor gezorgd? Hadden die ervoor gezorgd dat ze nu meneer Klein ontmoette en dat hij haar dit aanbod deed? Een glimlach verlichtte haar gezicht. Ja! Ja! Dit zou ze heel graag willen!
Meneer Klein glimlachte toen hij het gezicht tegenover hem zag oplichten.
"Goed zo," zei hij. "Vraag je stiefmoeder of het kan. Ik zal ook wel even contact met haar opnemen. Je moet leren, meisje. Het is zonder als je niets met je hersens doet."
Hij reikte zijn hand ter afscheid.
"Je hoort nog van me," beloofde hij.
"Lessen?" vroeg Elisa ongelovig. "Lessen voor jou?"
Cinderella knikte.
"Gratis," zei ze er vlug bij. Ze was bang dat Elisa het niet goed had begrepen. Maar dat had de vrouw wel.
"Jaja," zei ze vlug. "Dat had je me gezegd. Maar waarom zou hij jou lessen aanbieden. Ik bedoel: waarom mijn andere dochters niet?"
"Omdat die andere dochters op zijn lessen neerkeken," dacht Cinderella bij zichzelf. Maar ze zei het niet.
"Ik vind het onbeschoft," zei Elisa. En toen ze Cinderella's geschrokken gezicht zag, zei ze:
"Ja! Ik vind het onbeschoft dat hij alleen jou wil onderwijzen en niet ook je zusters heeft gevraagd. Dat zijn geen manieren. Hij negeert ons gewoon!"
"Hij neemt nog contact met je op," zei Cinderella schuw. "Dan kun het voor Anna en Paula vragen."
"Nee," zei haar stiefmoeder ineens hard. "Aan zo'n iemand vertrouw ik mijn dochters niet toe. Ik wist niet dat je lessen wilde, Cinderella. Ik sta klaar om je te onderwijzen. Net zoals ik bij je stiefzusters doe. Maar je bent nooit bij mij lessen. Dat je nu met het voorstel van meneer Klein komt, verbaast me erg. En ik vind je erg ondankbaar: mijn lessen wil je niet, maar de lessen van die man die zo onbeschoft is om mij en mijn dochters te negeren, wel!"
Cinderella hield haar mond. Wat moest ze zeggen?
Dat meneer Klein niet onbeschoft was?
Dat hij Anna en Paula ook best had willen onderwijzen?
Dat de lessen van Elisa niets voor haar waren?
Dat ze bij meneer Klein veel en veel meer leerde en dingen die haar nuttiger leken?
Haar stiefmoeder zou er niets van begrijpen.
En dus hield Cinderella haar mond. Elisa had het niet eens door.
"Laat hem maar komen, die meneer Klein," raasde ze. "Ik zal hem wel eens vertellen hoe ik over hem denk."
Cinderella begreep dat het met de lessen niets zou worden. Ze maakte zich uit de voeten.
Later op haar kamer, de zolderkamer van de vroegere gouvernante, dacht ze erover na. Meneer Klein had haar hoop gegeven, hoop op een betere toekomst. En Elisa had de hoop weer de grond ingeboord.
Ergens bleven de woorden door-echoen in haar hoofd: Hoop, toekomst, hoop, toekomst. Cinderella luisterde ernaar. Het was alsof ze de stem van haar moeder hoorde. Haar moeder die dit tegen haar zei: "Hoop, toekomst, hoop, toekomst."
En plotseling kreeg ze een idee.
Ze zou het doen! Lessen nemen van meneer Klein. Niet via haar moeder, maar stiekum.
Ze zou het hem vragen.
Dus stond Cinderella een paar dagen later op de stoep van het huis van meneer Klein.
Het was al avond. Zo wist Cinderella zeker dat hij thuis zou zijn. Ze kwam net van het graf van haar moeder.
"Moeder, help me," had ze daar gevraagd.
En nu stond ze dan op de stoep. Met haar rechterhand trok ze aan de bel. Luid schalde hij aan de andere kant van de deur door het huis.
Het duurde niet lang voor er iemand kwam aanlopen. Cinderella hield haar adem in. Was het Meneer Klein?
Maar het was de dienstbode die open deed.
"Meneer Klein zit in zijn studeerkamer," zei ze tegen het meisje. "Het is daarginter, ga er maar heen."
Wat verlegen liep Cinderella door de gang naar de deur die de dienstbode haar aangewezen had. Hij stond open. Het meisje liep er naar toe en bleef toen op de drempel staan.
Meneer Klein zat achter zijn bureau te schrijven. Hij keek op. Een verbaasde glimlach gleed over zijn gezicht toen hij Cinderella bij zijn deur zag staan.
"Cinderella, goedenavond!" zei hij hartelijk. "Heeft je stiefmoeder je toch gestuurd?"
Cinderella schudde met haar hoofd.
"Ik kom stiekum," zei ze.
"Stiekum?" herhaalde de schoolmeester verbaasd. "Zo zo."
Het was even stil.
"Eigenlijk mag dat niet, he?"
Cinderella schudde met haar hoofd. Ze bedacht dat ze wat dat betreft net de verkeerde voor zich had. De schoolmeester, de pastoor, en de politie-man, dat waren de drie personen die juist tot taak hadden de kinderen op te voeden en ervoor te zorgen dat ze nooit iets stiekum deden.
Maar tot haar grote opluchting begon de leraar toen zacht te lachen.
"Het mag eigenlijk niet. Maar soms is stiekum doen toch beter dan gewoon braaf zijn. Soms moeten we wel eens iets in het leven doen dat eigenlijk niet netjes is. Ik ben blij dat je gekomen bent, Cinderella. Of was het niet voor mijn lessen?"
Cinderella knikte.
"Ja, toch wel. Graag!"
"Dat vind ik fijn," zei de man. "Trek je jas maar uit, dan kunnen we meteen kijken wat er nog is blijven hangen van vorig jaar. Of heb je geen tijd?"
Maar dat had Cinderella wel. Het kon Elisa niet zo veel schelen hoe laat Cinderella thuis kwam. Ze dacht dat het meisje nu op de begraafplaatst was. En soms was Cinderella daar erg lang.
Cinderella trok haar jas uit en nam plaats op een stoel. Vanaf een plank haalde de leraar een stapeltje boeken tevoorschijn. Schoolboeken!
"Dit zijn de boeken van vorig jaar," zei de leraar. "Ik ben benieuwd wat je er nog van weet."
En zo begonnen de lessen.
Cinderella volgde de lessen van meneer Klein in het geheim. 's Avonds ging ze naar hem toe. Niet altijd, alleen als het haar uitkwam. Thuis gebruikte ze de smoes dat ze naar het graf van haar ouders ging. Dat ging ze ook altijd wel, maar veel korter dan ze vroeger deed. Ze moest vlug, vlug, vlug verder. Naar meneer Klein en zijn lessen. Ze voelde dat haar moeder het wel begreep. Ze had het immers zelf voorgesteld!
Thuis dachten ze juist dat Cinderella nu langer bij het graf zat.
"Mis je je moeder zo erg?" had Elisa wel eens gevraagd. Maar eigenlijk stond de vrouw er verder niet zo bij stil. Ze had zelf 's avonds ook altijd genoeg te doen. Ze was immers nog steeds bezig een nieuwe man te vinden. En daarvoor moest ze vaak 's avonds de deur uit. Opgetut en wel.
Meneer Klein was erg verheugd dat hij Cinderella onder zijn hoede had. Hij was blij dat hij het meisje wat kon leren. Ze had een goed verstand, en hij zou het zonde gevonden hebben als dat onaangeroerd was gebleven.
Zoals hij al verwacht had, had Cinderella genoeg aan de korte avondjes dat ze bij hem kwam. Voor de rest studeerde ze zelfstandig. Via het huiswerk dat hij haar opgaf, en dat ze thuis verborgen op haar zolderkamer maakte. Ze deed het goed, en daar was hij heel tevreden over.
Voor Cinderella was het even wennen om zo vanuit het niets weer te gaan leren. In het begin had ze er wat moeite mee, en ook vond ze het erg druk worden. Maar het meisje wende eraan. En spoedig zat ze in het ritme.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 12: Geen echte dochter