Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Hoe het begon
Hoofdstuk 2: Een nieuw gezin
Hoofdstuk 3: De koopman gaat op reis
Hoofdstuk 4: Vermist!
Hoofdstuk 5: Veranderd leven
Hoofdstuk 6: Anders dan de anderen
Hoofdstuk 7: Afscheid van Molly
Hoofdstuk 8: Het huis zonder Molly
Hoofdstuk 9: Winter
Hoofdstuk 10: Lente
Hoofdstuk 11: Toekomst, toekomst, toekomst
Hoofdstuk 12: Geen echte dochter
Hoofdstuk 13: ...
Hoofdstuk 10: Lente
Eindelijk kwam er een eind aan de winter. Het werd warmer. Niet langer vroor het meer, maar kwam de temperatuur boven 0. De sneeuwbuien hielden op, en het regende weer ouderwets. Langzaam smolt de sneeuw weg. De straten en de aarde werden weer zichtbaar. En hier en daar begon het eerste groen boven de aaarde uit te steken. De mensen van de stad waren opgelucht. Het was een zware winter geweest.
In het huis van Cinderella heerste op een dag grote opwinding. Anna en Paula hadden de stoute schoenen aangetrokken en Johan en Maurits op de thee gevraagd. Na al de uitnodigingen die ze van de twee jongens hadden gekregen, voelden ze het wel als een verplichting om ze nu eens zelf uit te nodigen. Maar wat een opwinding bracht dat met zich mee. Alles moest perfect zijn voor die twee jongens van adel!
Terwijl Cinderella in de keuken allerlei lekkers klaarmaakte, ontfermden Elisa en haar twee dochters zich over de eettafel. Voor deze gelegenheid was de oude eetkamer weer in gebruik genomen. De lakens waren van de meubels afgehaald, en de kachel was aangemaakt. En de goede oude eettafel was weer terugverhuisd. Maar nu moest hij worden gedekt.
"Oh, wat stinkt dit!" riep Paula uit toen ze het linnengoed tevoorschijn haalde. "Helemaal muf! Mama, hoe krijg ik dit vreselijke lucht er af?"
Elisa kwam verschrikt aangerend.
"We moeten het buiten ophangen," zei ze tegen haar dochter. "Neem de hele boel maar mee naar buiten en hang het op de waslijn."
Dus toog Paula met het linnengoed en de bus met knijpers naar buiten.
Een uur lang hingen de servetten en het tafellaken te wapperen in de wind, en toen haalde Paula het weer naar binnen. Maar nog was het toen niet goed.
"Er zitten allemaal afdrukken van de knijpers in," klaagde ze tegen haar moeder. "Hoe krijg ik die er nu weer uit?"
Haar moeder bekeek de servetten die Paula haar liet zien. Het meisje had ze buiten heel slordig opgehangen. Overal stonden knijperafdrukken.
"Dat wordt strijken," zei ze tegen Paula. "Ga er maar mee naar het washok."
"Oh bah," mopperde Paula. "Kan Cinderella dat niet doen?"
"Cinderella is met het eten bezig," zei Elisa. "Maar misschien kan ze het tussendoor doen."
"Nee, laat maar zitten. Ik wil niet dat het eten mislukt," zei Paula haastig. "Ik ga zelf wel strijken."
Maar het strijken ging ook niet helemaal goed, getuige de gil die even later uit het washok kwam: "Mamaaa!"
"Wat doen we straks met Assepoester?" vroeg Anna aan haar moeder. "Ze zit toch niet mee aan, he? De jongens weten niets van haar."
"Nee, nee, nee," zei Elisa haastig. "Johan en Maurits zijn jullie vrienden. Ik zit er natuurlijk wel bij omdat ik de gastvrouw ben. Maar Assepoester kan in de keuken blijven. Ze zal ook wel, denk ik, genoeg op te ruimen hebben."
"Gelukkig," zei Anna.
Elisa keek haar oudste dochter eens aan.
"Je wordt al groot, meisje," zei ze. "Een jongedame al. De eerste jongens die voor je op bezoek komen. Hoeveel zullen er nog volgen?"
Anan glimlachte. "Ik hoop dat het goede jongens zullen zijn."
"Oh vast," antwoordde haar moeder. "Ik heb jullie niet voor niets zo opgevoed. Je weet dat ik het allebeste voor jou en Paula wil."
"Dat brengt mij op nog iets," zei Anna ineens. "Nu ik groot ben, zou ik graag ook een jongedameskamer willen hebben. Als ik mijn vriendinnen mee naar huis breng, zou ik ze graag een mooie kamer willen laten zien. Die van Assepoester staat leeg. Mag ik daar in trekken?"
"In de kamer van Assepoester?" vroeg Elisa.
"Ja," antwoordde Anna. "Het duurt nog wel even voordat zij groot is. In de tussentijd heeft zij die kamer niet nodig. Maar ik wel. Mag ik hem tot zo lang gebruiken?"
"Moet je dat niet aan Assepoester zelf vragen?" twijfelde haar moeder.
Anna schudde verbaasd haar hoofd. "Jij bent toch onze moeder?" zei ze. "Daarom vraag ik het aan jou."
"Ja, natuurlijk, het was ook zomaar een idee," antwoordde Elisa haastig. "Natuurlijk mag je erin. Het is wat je zei: Assepoester heeft de kamer nog niet nodig. We zullen hem voor je klaar maken."
Zo werd Cinderellas vermoeden dat ze niet meer in haar kamer zou slapen, werkelijkheid. Er werd niets tegen het meisje gezegd. Was Elisa toch bang dat het niet helemaal juist was wat ze deed?
In stilte ruimden zij en Anna de kamer leeg en maakten hem schoon. Daarna verhuisde Anna haar spulletjes erin; en toen Cinderella merkte dat haar kamer bewoond was en wilde protesteren, was het al te laat. Anna zat in de kamer en ging er in ieder geval het komende half jaar niet uit. Cinderella zou ook de komende zomer in de oude kamer van juffrouw Willis moeten slapen.
Met de komst van het warmere weer, kwam er nog een ander probleem. Anna, Paula en Cinderella merkten dat ze uit hun kleren van vorig jaar gegroeid waren. Anna en Paula klaagden er over bij hun moeder, maar die had echt geen geld om nieuwe kleren te kopen.
"We moeten het practisch doen," zei ze tegen haar dochters. "Paula draagt de kleren van Anna, en Assepoester draagt de kleren van Paula. Alleen Anna krijgt nieuwe kleren."
Anna was opgelucht en vroeg meteen wanneer ze de stad in zouden gaan, maar Paula pruilde.
"Hoe kan ik nu bij de jonkheren aankomen als ik de oude kleren van Anna draag?" vroeg ze nijdig. "Ze zullen het meteen merken. Ze kennen Anna immers ook! Ze zullen me uitlachen! En die kleren van Anna zijn allemaal stom! Ik wil geen kleren van haar dragen!"
Maar helaas voor Paula, dit keer was haar moeder onverbiddelijk. Er was niets aan te doen.
Het volgende probleem dat zich aandiende, was de tuin. Met de lente liep alles uit. Cinderella's vader had altijd een tuinman laten komen die de boel onderhouden had, maar Elisa wist dat ze daar nu geen geld meer voor had. Maar wat dan? Zelf doen? Elisa wist compleet niets van tuinieren. Bovendien vond ze het vies werk, en de gedachte dat ze in de leefwereld van spinnen en torren zou moeten wroeten, bezorgde haar de kriebels. Dus liet ze het maar zitten. Maar de planten in de tuin groeiden verder. Haar dochters begonnen er over te klagen.
"Moet je zien hoe alles uitgelopen is!"
"De hele tuin raakt overwoekerd. Mam, er moet echt wat aan worden gedaan! Ik schaam me rot."
"We wonen in een ruine, lijkt het wel. Wat moeten onze vrienden hier wel niet van denken? Wanneer wordt het gedaan?"
Maar Elisa wist echt niet hoe ze dit op kon lossen. Zelf kon ze het niet, en geld om iemand te huren was er niet. Dus gebeurde er niets. En de tuin woekerde vrolijk door.
Toen er voor Anna een uitnodiging van Johan kwam met de mededeling dat hij haar thuis zou ophalen, werd ze boos op haar moeder.
"Zo kan Johan me niet ophalen! In deze ruine. Wat moet hij wel niet van me denken? Ik weet dat we niet veel geld hebben, maar ik eis een fatsoenlijke leefomgeving. Anders kunnen wij net zo lief op de achterstraat gaan wonen."
De achterstraat was de armen-straat van het dorp. Daar stonden kleine huisjes. Het stonk er, en altijd was er ellende.
Tot grote schrik van Anna barstte Elisa in huilen uit.
"Ik weet dat we het erg hebben met de tuin," huilde de vrouw. "En ik zou hem zo graag goed voor je willen maken. Maar ik heb echt niet genoeg geld."
Meteen had Anna spijt van haar woorden.
"Het is al goed," troostte ze haar moeder. "Ik schrijf Johan wel dat hij me op de straathoek kan afhalen. Ik verzin wel een smoesje. Huil nu maar niet. Is het werkelijk zo erg met het geld?"
Het was zo erg. Elisa was bijna door haar spaarcenten heen. En ook door de opbrengst van haar oude huis. Het was allemaal uitgegeven. Ze moesten gaan teren op het geld dat de handelsvereniging iedere maand naar haar overmaakte. Maar dat was niet veel. Elisa wist niet hoe ze het kon gaan doen. Ze hoopte op een wonder. Misschien zou plotseling ergens geld vandaan komen. Hoe heerlijk zou dat zijn! Maar eigenlijk stak de vrouw haar hoofd in het zand. Een verstandige vrouw zou een baantje hebben gezocht, en hebben geprobeerd wat extra te verdienen. Maar Elisa was verlamd door anst. Ze deed niets om de situatie te veranderen. Ze hoopte op een wonder.
Maar het wonder kwam niet. Wat wel kwam, steeds vaker, waren haar zeurende dochters. Paula's verjaardag naderde en het meisje wilde het groots vieren.
"Ik nodig een heleboel mensen uit!" zei ze enthousiast tegen haar moeder. "De tuin moet volhangen met lampionnen en er moeten allemaal lekkere hapjes zijn. En er is muziek, en dan gaan we dansen."
"In die vervallen tuin van ons," zei Anna schamper die had staan meeluisteren. "Leuk, kunnen we het gras gaan plattrappen."
"Nou, laat me gaan!" zei Paula geergerd. "Ik mag toch zeker wel vertellen hoe ik het zou willen?"
"Ja, maar je krijgt het zo niet."
Toen werd Paula zo droevig dat haar moeder medeleiden met haar kreeg.
"Die tuin knappen we op," beloofde ze Paula, "Daar ga ik aan werken. Muziek kan ik je helaas niet geven. Maar de lampionnen en de lekker hapjes zul je wel krijgen. Is het zo toch een beetje goed?"
Paula fleurde weer op.
"Ga je de tuin doen?" vroeg ze.
"Echt," beloofde haar moeder. "Die tuin wordt erg mooi."
Paula was tevreden.
"Ik wil een hele mooie jurk aan," ging ze door alsof er niets was gebeurd. "Een nieuwe."
Wat denk je dat er gebeurde?
Elisa ging met Anna en Paula naar de stad om een verjaardagsjurk voor Paula te kopen en een extra jurk voor Anna, en Cinderella werd vriendelijk gevraagd de tuin onder handen te nemen.
Zo zat het meisje daar die middag tussen de borders en trok het onkruid met handen vol uit de aarde. Ze voelde niets meer. Ze wist dat ze zich verdrietig had moeten voelen, of bang, of boos. Maar Cinderella voelde het niet meer. Ze had haar gevoel opzij gezet. Ze snapte niet wat er gebeurde. En ze snapte het toch weer wel. Elisa trok haar eigen dochters voor. En Cinderella, dat vreemde kind dat niet van haar was, was de nieuwe huismeid. Er viel niets aan te veranderen. Dus waarom zou ze er nog gevoelens aan verspillen?
Mechanisch werkte Cinderella zich door de dagen heen.
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 11: Toekomst, toekomst, toekomst