Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Het kamp
Hoofdstuk 2: Hallet
Hoofdstuk 3: De ontsnapping
Hoofdstuk 4: Weer thuis
Hoofdstuk 5: Oma Duncan
Hoofdstuk 6: Henry Johnson
Hoofdstuk 7: Weer ontsnapt
Hoofdstuk 8: De reis naar Lesorith
Hoofdstuk 9: Tristán Hallet
Hoofdstuk 10: De reis naar de sprookjesstad
Hoofdstuk 11: Eindelijk thuis
Hoofdstuk 12: Zachary en Lucky
Hoofdstuk 6: Henry Johnson
Vader?! In eigen persoon, antwoordde hij. Ik heb een verrassing voor je. Louise sloot haar ogen. Nee... niet weer zo'n kamp of zo iets hé? Ze ging rechtop zitten en zei fier: Zo, en wat zal dat dan wel wezen? Luister! Je bent nu bijna zeventien en... Louise bekroop een angstig gevoel. Ze zou toch niet? ... nu heb je de huwbare leeftijd gekregen. Haar angstige vermoeden was dus waar. Zou ze uitgehuwelijkt worden?! Nu heb ik dé man voor jou gevonden. Hij is knap en rijk... Louise voelde zich kwaad worden. Natuurlijk rijk, anders had haar vader er niets aan! Voor hoeveel? Vroeg ze gebiedend. Haar vader keek haar verbaasd aan. Ik ben niet dom, hoor, viel Louise uit. Natuurlijk krijg jij er wat voor! En nu wil ik weten hoeveel dat is. Dat zeg ik niet, zei haar vader stug. Maar ik wil het weten! Riep Louise. Ik wil weten hoeveel ik waard ben volgens jou! Jij wil veel te veel weten, reageerde haar vader. Jij bent zo niets waard, en al helemaal niet met dat haar!
Louise balde haar vuisten. Wat had ze een hekel aan die man die voor haar zat. Waarom moet ik trouwen? Zei ze opstandig. Ik ben hier toch gelukkig? Ja! Maar ik heb zo niets aan je en het kost je oma alleen maar geld! Riep hij haar woedend toe. Leg je er nou maar bij neer, het wordt toch niet teruggedraaid. Toen wendde hij mzich tot oma en zei: Thee! Ik luister niet naar bevelen, antwoordde oma. Moeder, wilt u thee maken? Vroeg Louises vader nu. Oma stond op en liep naar het keukentje. Zwijgend dronken ze de thee op. Vannacht blijf ik hier slapen. Morgen praten we verder. Oma gaf Louise een wenk. Louise stond op en ging naar bed. Toen ze in haar bed lag drong de werkelijkheid tot haar door. Over een poosje zou ze getrouwd zijn. Dan zou ze nóóit meer vrij zijn. Ze zou naar hem moeten luisteren. Ze werd misselijk toen ze er aan dacht dat ze over een paar jaar misschien wel een paar kinderen zou hebben. Van een vent die ze niet wou.
Ze dacht er over om nu te ontsnappen, maar dat zette ze uit haar hoofd. Ze hadden haar hier zo gevonden. Op de prairie kon je iemand al van ver aanzien komen. Tristán was nog moe van haar vorige tocht. Nee, vluchten kon ze toch niet en waar moest ze dan ooit heen? Wie had haar vader trouwens weten te strikken voor een huwelijk met haar? Ze wist niet eens zijn naam! Hij zou wel niet in Dumousio wonen. Daar kende iedereen haar en iedereen had een hekel aan haar. Zou die man haar wel willen met haar rode haar? Hoe was het haar vader dan ooit gelukt? En, ze was per slot van rekening nog maar zestien jaar! Bijna zeventien, maar toch... Zeventien was ook nog vreselijk jong! Ze kon niet in slaap komen. Ze keek uit het raam. De sterren fonkelden. Waarom, waarom was haar leven zo? Was ze eindelijk eens gelukkig en dan werd het weer een puinhoop! En alleen maar door een man die Terry Duncan heette en dacht dat hij alles was!
De volgende ochtend werd Louise moe wakker. Ze had nog lang wakker gelegen. Ze zag op tegen deze dag. Nou zou alles geregeld worden, ze zou weer ruzie met haar vader hebben. Ze stond op en trok haar kleren aan. Geeuwend liep ze de kamer in. Haar vader en oma zaten al aan tafel. Zwijgend begonnen ze te eten. Na het eten nam vader Louise mee. Ze reden op hun paarden naar de rivier. Vader bewonderde Tristán, het was een mooi paard. Zo te zien wilde hij weer vriendjes met Louise worden, zodat het makkelijker was om te praten over het huwelijk. Ze gingen zitten aan de oever van de Gramme, een eindje stroomopwaarts. Vader haalde een papier uit zijn zak. Hier staat het contract, je kan niet meer terug. Louise was uiterlijk rustig, maar innerlijk gloeide ze. Ze bekeek een ander papier. Het was een portret van een man. Is hij dat? Vroeg ze koel. Ja, dat is Henry Johnson. Henry Johnson? Heet hij zo? Ja... Louise keek weer naar het portret. Het was een tekening. Met grove lijnen stond zijn gezicht er op getekend. Hij was lelijk, dat zag ze zo. Toen ze het iets beter bestudeerde zag ze rimpels. Hij leek heel oud... Hij is dertig jaar, zei haar vader, alsof hij haar gedachten raadde.
Louise schrok; dertig jaar?! Dan was hij veertien jaar ouder dan zij! Afschuwelijk... oké als het nou een jonge kerel was...
Maar dit! En zo lelijk... Dit wilde ze niet! Maar hoe moest ze het voorkomen? Wil hij me wel met mijn rode haar? Vroeg ze toen. Haar vader lachte kort. Dat verven we, hij merkt er vast niets van. Wát? Mijn haar verven? Ja, wat dacht je dan? Afknippen en dan hopen dat als het weer groeit dat het een andere kleur is? Louise zuchtte. Waar woont die vent eigenlijk? Die vent? Haar vader fronsde. Jouw toekomstige man, Louise, dat is geen vent! Henry dan. Waar woont hij? Hij woont nu in Marhab, maar hij gaat verhuizen. Hij is dokter en in Thotle hebben ze een dokter nodig. Jullie zullen daarheen gaan als jong paar. Thotle? Dat ligt hier vreselijk ver vandaan! Het ligt een klein eindje van Zamori vandaan. Louise zuchtte. Hoe kon ze dan ooit ontvluchten? Ik heb er nu al zin in, zei teneergeslagen. Ach meid, doe normaal! Riep haar vader kwaad. Jij luister gewoon naar mij, punt uit!
Enkele dagen later zat Louise onwennig aan de grote tafel. Haar oma verfde haar haar zwart. Je hebt geluk dat je geen rooie wenkbrauwen hebt, zei vader, anders hadden we die ook moeten verven. Louises wenkbrauwen waren lichtbruin, net iets donkerder dan haar haar. Die dag moest ze haar koffer inpakken. De volgende dag zou ze vertrekken. Toen ze 's avonds naar bed moest kroop ze voorzichtig door de gang naar de buitendeur. Ze keek naar het woeste landschap. Ze zou het heel lang niet meer zien, ze had nu al heimwee. Ze liep naar de stal. Tristán likte over haar wang. Ze legde haar arm om zijn hals. Ze nam hem voorzichtig mee naar buiten en maakte haar laatste rit. Ze wilde de laatste nacht bij haar lieveling blijven. Ze sliep in het zachte gras van de prairie, met Tristán naast haar. De volgende ochtend waren ze haar natuurlijk kwijt. Vader en oma zochten overal, maar dat hoefden ze niet lang te doen. Louise kwam er al aan. Hoog gezeten op haar paard. Tristán was een groot paard, veel groter dan normale paarden.
Haar vader had haar koffer al buiten gezet en nadat ze nog eens afscheid had genomen van haar oma klom ze op haar vaders wagen. Verbitterd ging ze het nieuwe avontuur tegemoet. Op weg naar een lelijke, dertigjarige Henry Johnson die dokter was. Rustig reden ze naar Marhab. Henry Johnson woonde in een klein huis. Ze werd steeds zenuwahtiger naarmate ze vorderden. Ze moest trouwen. Trouwen. Trouwen. Eindelijk stond de wagen stil. Louise bleef gewoon zitten. Toe nou, Louise! Smeekte haar vader. Langzaam ging ze van de wagen af. Ze zou haar toekomstige man ontmoeten. Nooit zou ze met hem trouwen, nooit! Haar vader liet de klopper op de deur vallen. Bijna meteen werd die geopend. Het was Henry Johnson niet die open deed, het was een bediende. Ze werden naar de kamer gebracht waar Henry Johnson lui in een stoel zat. Zo...? Reageerde hij. Dus dat wordt mijn vrouw? Hij bekeek Louise van onder tot boven. Louise keek hem recht in zijn gezicht aan. Ze weigerde naar beneden te kijken. Ze zag hoe Henry kriegel weet van haar blik. Goede keus, zei hij toen langzaam.
Hé? Zou hij nooit een tekening of iets dergelijks van haar gezien? Oh nee, dat kon niet met haar rode haar. Hij gebaarde dat ze moesten gaan zitten. Toen ze wat gedronken hadden zei haar vader: Nu, je redt het wel, hé Louise! Meteen stond hij op en liep de deur uit. Even later hoorde Louise het klapperen van de paardehoeven. Nu was ze alleen met Henry Johnson. Voor altijd. Hij was nog lelijker dan het portret. Even bleef het ongemakkelijk stil. Toen begon Henry te praten. Volgende week gaan we trouwen. De tijd daarvoor blijf jij hier wonen. In een aparte kamer, natuurlijk, voegde hij er aan toe. Louise had zin om hem in zijn gezicht te spugen. Wat een vreselijk man en daar zou ze haar hele leven mee moeten slijten! Zouden haar vrienden dat nou ook hebben, zo'n aardige vader die je uithuwelijkt? Dacht ze schamper. Ik zal je spullen naar boven brengen, zei Henry. Dan al ik je meteen je nieuwe kamer laten zien.
Louise knikte. Oké... Achter hem aan liep ze de trap op. Om de stilte te verbreken vroeg ze: Dus je gaat in Thotle werken? Hij knikte, ja, ik ben dokter. En een sukkel, dacht Louise erachteraan. Hier slaap jij. Het was een klein kamertje. Zonder tralies dit keer. Toen ze even later weer beneden waren vroeg Henry naar haar leven. Louise had al gedacht dat dit zou gebeuren. Ze zou hem de waarheid vertellen! Haar vader had gezegd dat dat niet mocht, maar ze zou het lekker wel doen. Meteen stak ze van wal. Ze liet niet weg wat een vreselijke man haar vader was en wat hij haar had aan gedaan. Ze vertelde hem over het kamp en over de tijd bij vader en oma. Hij liet niets merken over zijn gevoelens. Ze moest zichzelf steeds tegenhouden. Ze wilde steeds weer uit gewoonte vertellen over haar rode haar, maar dat mocht natuurlijk niet. Het was ondertussen etenstijd en Louise moest samen met hem aan tafel. Henry dacht dat zij net als alle andere vrouwen wel zou gaan breien 's avonds, maar dat vertikte Louise. Ze las een paar oude krantjes. Toen Henry dat zag keek hij haar verbaasd aan.
Louise wilde dat het eindelijk bedtijd werd, dan zou ze weer alleen zijn. Eindelijk was het zo ver. Voordat ze naar boven gingen, zoende Henry Louise. Je bent per slot van rekening bijna mijn vrouw, had hij er sluw bij gezegd. Wat had ze een hekel aan die man! Toen was ze éindelijk alleen. In bed dacht ze na over de woorden van Tristán Hallet. Voordat ze naar haar vader was gegaan had hij gezegd: Ga, en leef! Louise voelde pijn om die woorden. Wat had ze van zijn woorden waargemaakt? Ja, de tijd bij haar oma. Leefde ze nu eigenlijk wel? Ze wóú niet leven. Gá, en leef! Het leek als een oproep om te vluchten, ver van Henry vandaan. Leef! Leef! Toen viel Louise in slaap.
De dagen er na werd Louise in de watten gelegd. Alles wat ze wilde, kreeg ze. Maar wat ze het liefste wil, dát kreeg ze niet. Ze verlangde naar haar trouwe paard. Ze verlangde naar haar rode haar, naar haar oma. Naar het boerderijtje, naar Ted. Alles kon haar gestolen worden, als ze maar terug mocht! Er waren kleermakers langs geweest. Ze maten haar op en zouden een mooie jurk voor haar maken. De werksters waren druk bezig met taarten bakken en andere lekkere dingen, terwijl Louise zich ondertussen vreselijk verveelde. Ik heb van je vader gehoord dat je graag paardrijd, is dat zo? Vroeg Henry haar op een keer. Ja... Ik wil wel een paard voor je kopen, bood hij sluw aan. Louise schudde haar hoofd. Geen een paard wilde ze inruilen voor Tristán! Als hij haar zo graag een paard wilde geven... Nou, dan haalde hij Tristán maar op! Oh, wat miste ze hem! Ze voelde zich helemaal niet op haar gemak, in deze drukke stad. Een keer had ze de koning gezien, uit de verte. Hij was oud en had een lange baard.
Hij had drie dochters en een zoon. Hij was trots op zijn enige zoon, na drie dochters! Ook zijn zoon had ze gezien, het leek haar wel een leuke jongen. Hij stond daarzo stoer naast zijn vader met zijn zwaard! Maar de koning zag ze niet vaker. Zijn zoon ook niet. Het leek wel alsof hij altijd in zijn paleis was! Henry woonde recht tegenover de markt. Dat vond Louise niet fijn, steeds moest ze denken aan die plek waar Loek de oude man beroofde. Steeds zag ze zijn gezicht voor haar ogen. En dan dacht ze ook meteen weer aan haar andere vrienden en Tristán. Hoe zou het met Alex gaan, zou hij op een universiteit zitten? Hoe oud zou hij ondertussen zijn? Zij was zestien, hij dus elf jaar. Werd je dan al toegelaten op de universiteit? Zijzelf was tot ze naar het kamp ging naar school gegaan. Niet veel kinderen konden naar school, alleen de rijken. Zo zat Louise voor het raam. De klopper viel op de deur. Louise zuchtte. Niet weer bezoek of iets voor haar hé?
Ze opende de deur. Daar stond de kleermaker met haar jurk. Kunt u hem even passen? Vroeg de kleermaker. Dan kan ik kijken of hij goed is. Louise kleedde zich in haar kamer om. Ze vond het een afschuwelijke jurk, maar Henry had hem mooi gevonden. Daarom hadden ze hem laten maken. Hij was heel lang en bovenaan vreselijk strak. Ze knapte er bijna uit. De kleermaker bekeek haar. Fantastisch, zei die. Hij zit als gegoten. Gegoten? Dacht Louise schamper. Hij past amper. Maar ja... ze zal wel moeten! De jurk was zolang dat als ze liep ze steeds op de onderkant stond. Gelukkig hoefde ze hem niet lang te dragen, want Louise wilde vóór dat ze getrouwd werd, weg zijn. Henry zou vast op zijn neus kijken! Zo'n knappe vrouw weg! Hij mag die jurk lekker zelf aan doen! Ze vouwde hem op en legde hem op haar kamer. Daarna moest ze zich weer gaan vervelen. Het was nog erger dan bij haar vader! Ze mócht de werksters niet helpen, dan zou ze zichzelf vermoeien, vond Henry. En een vrouw die moe was op haar bruiloft, dát wilde hij niet. Ze moest naar Henry luisteren. Ze mocht hem niet tegenspreken, alles wat hij zei moest ze maar slikken!
Hij zelf had een nieuw pak gekocht, het stond hem als een aap, maar hij vond het mooi. Maar hij was sowieso lelijk. En dat eten! Alles moest gezond zijn volgens hem. (En goedkoop) Groenten van de markt, een klein beetje vlees, aardappels... Écht een feestmaal! Vond Louise. Voor de rest was er water... Andere bruiloftmalen waren overvloedig: Veel vlees, taarten en wijn. Taarten had Henry ook wel, maar dat was dan ook het enige. Alles ging om de bruiloft! Het enige wat Louise hoorde was: Bruiloft! Snel anders zijn we niet op tijd voor de bruiloft! Maak jij dit voor de bruiloft? Enzovoort.
Louise was ondertussen een plan aan het bedenken voor haar vlucht. De bruiloft zou in Thotle worden gehouden. Dat vond Louise dikke onzin. Nu moesten ze al het eten dat ze al klaargemaakt hadden mee nemen op de wagens! Dat was toch dom? Maar daar dacht Henry natuurlijk niet over na. Die vond het op de een of andere manier juist handig.
Een paar dagen voor ze naar Thotle zou vertrekken hoorde Louise dat ze afscheid mocht gaan nemen van haar oma. Blij vertrok Louise met Henry richting haar oma. Haar oma schrok toen ze Henry zag. Louise zag haar denken. Zo'n oude lelijkerd? Toen Henry veilig en wel binnen zat ging Louise naar buiten. Ze ging weer op de prairie liggen naast Ted. Oh, die oude tijd! Daarna maakte een lange tocht met Tristán. Ook groette ze Sterrenregen, Sterrenlicht en de koeien. Ze knuffelde de poesjes en ging afscheid nemen van de Gramme. Opeens had Louise een idee. Als ze nu eens... Na een poosje zouden ze weg gaan. Henry ging alsvast naar buiten en Louise nam afscheid van haar oma. Ze vertelde snel haar idee. Kan u er voor zorgen dat Tristán in Marhab komt, en later in Thotle? Ik wil bij hem weg, dat kan alleen maar als ik Tristán heb. Goed, Louise, beloofde oma. Ik zal er voor zorgen. Henry werd ongeduldig, dus Louise moest weg. Louise keek met tranen in haar ogen na de prairie. Wanneer zou ze hen weer zien? Eén ding was beter: Oma zou er voor zorgen dat ze Tristán zou houden!
De laatste paar dagen wachtte Louise in spanning af. Eindelijk kreeg ze bericht van haar oma. Tristán was in Marhab en een wees zou er voor zorgen dat hij in Thotle kwam. Louise was in de wolken, maar zou de rest van haar plan ook lukken? Zou het lukken te ontsnappen? Ze hoopte het. Wat moest ze dan doen? Voor altijd bij die naarling blijven die ze amper zag? Dat nooit! De dagen verstreken. De tocht naar Thotle zou eindelijk beginnen! Het huis was een en al bedrijvigheid. Alle karren die ze hadden werden volgestouwd met huisraad. Louise hielp hard mee, Henry had er nog niets over gezegd. Na een hele dag werken waren de karren vol en het huis leeg. Louise stond met Henry voor het lege huis. Dag huis, dag Marhab! Zei hij. Daar op volgde: Nou, Louise, over een paar dagen ben je Louise Johnson-Duncan. Louise moest bijna overgeven. Louise Johnson! Iets idioters bestond er niet! Die nacht sliepen ze nog in het huis. De volgende ochtend vroeg zouden ze vertrekken.
Louise zat vrolijk op de wagen. Ze keek naar Henry die achter in de wagen lag. Hij was wagenziek. Zij had er totaal geen last van. Ze hield juist van de deining van de paarden. Vrolijk mende ze de wagen. Henry wilde dat eigenlijk niet, maar er waren te weinig knechten en hij zelf was te ziek. Louise had zin om Henry keihard uit te gaan lachen. Dat deed ze natuurlijk niet, hoewel ze haar lach bijna niet binnen kon houden. Ze keek naar het landschap. Ze zouden gaan overnachten in Redovia. Alleen overnachten, jammer genoeg. Anders had ze Tessa en Sam misschien op kunnen zoeken. Ze sliepen in een drukke herberg. Henry klaagde de volgende ochtend dat hij zo slecht had geslapen op de strozakken. Louise had niets gemerkt. In het kamp sliep ze in houten stapelbedden met dunne deken, meer een laken, als matras. Henry was echt niet goed toen ze weer verder reden. Hij was wit en sliep de hele tijd. Louise was daar blij om, dan was ze maar even van hem af! Die nacht zouden ze overnachten in Clorvur, maar eerst moesten ze over de Gramme. Louise vond het grappig dat dit riviertje dezelfde was als de Gramme bij haar oma's boerderij. Ze reden langs de Clorvurse bossen en kwamen daarna in Clorvur.
Henry klaagde weer over de nacht. Het waren goede bedden, maar hij vond het een houten plank. Ach, hij was zelf zo stijf als een houten plank! Deze dag zouden ze een lange rit maken. Halverwege over de rivier de Zamori en dan naar Zamori de stad. Louise begon de omgeving te herkennen. Grauw en grijs. Zand en stenen. Daar had haar leven zeven jaar uit bestaan. Nu was ze er weer dichtbij. De volgende ochten reden ze langs het kamp. Onwillekeurig bedekte Louise haar gezicht toen ze langs de wachttorens reden. Stel je voor de Jefferson daar zat! Hij zou haar uit duizenden herkennen! Louise haalde opgelucht adem toen ze er voorbij waren. Ze moest denken aan al die kinderen die daar werkten. Wisten ze dat er een leven buiten het kamp bestond? Oh, zij had gedacht dat het in het leven buiten het kamp fijn was, maar het tegendeel had ze ondertussen allang gemerkt. Even later reden ze door het BergBos. Het bos bestond grotendeels uit sparren en dennen.
Wat een onnozele naam, zei Louise tegen de knecht die naast haar op een kar reed. Die knikte. Ze wisten gewoon niets anders. En we zitten hier in de hoogste bergen van ons land, dus noemden ze het maar BergBos. Tegen de middag bereikten ze Thotle. Alle spullen werden uitgeladen in het nieuwe huis. Die nacht sliepen ze op een paar dekens op de grond. Henry moest de volgende ochtend natuurlijk weer klagen. Hij was nog niet helemaal over zijn ziekte heen. Louise begon met de knechten de spullen uit te pakken en een plekje te geven. Toen Henry 's avonds wakker werd, was zijn hele huis al ingericht, maar en kon geen bedankje af. Louise had zich helemaal in het zweet gewerkt voor zijn huis, waar zij zelf niet lang zou wonen. Ze had rekening gehouden met haar plan om te vluchten. Ze had een kamer op de beneden verdieping voor zichzelf gehouden. Henry had zijn slaapkamer ook boven en daar moest zij over een paar dagen naar toe verhuizen. Nu had zij nog haar eigen kamer. Nu moest haar plan uitgevoerd worden, maar eerst moest zij wachten tot Tristán, haar paard er was.
Die avond bekeek Louise haar landkaart. Welke route zou ze nemen, naar Lesorith? Het moest een korte zijn, maar ook onopvallend. Als Henry er achter kwam daht hij waarschijnlijk dat ze naar haar oma was en ging haar daar zoeken. Dan moest ze dus niet de weg daarheen nemen. Ze zou eerst naar Zamori gaan, dan naar Bruxan en dan naar Lesorith. Het was wel een lange ruk, vanaf Zamori naar Bruxan en ze zou die misschien in twee dagen kunnen halen. Het risico van buiten slapen moest dan maar nemen. Voorzichtig, zonder dat iemand het merkte, begon Louise spullen in te pakken. Ze verstopte haar tassen goed. Vol ongeduld wachtte ze op het bericht van haar oma. Wanneer kwam Tristán nou? Enkele dagen later kwam het antwoord: De klopper viel op de houten deur. In een wip was Louise er bij. Er stond een verwaarloost jochie. Hij drukte haar een papier in de hand en rende direct weer weg. Louise ging naar haar kamer en vouwde het briefje open.
Lieve Louise, Tristán is veilig aangekomen. Hij staat in paardenhouderij net buiten Thotle. Je liefhebbende Oma Duncan.
Louise was opgewonden. Tristán was er! Nu moest ze iets bedenken hoe ze die paardenhouder haar plan kon vertellen. Ze deed net alsof ze naar de markt ging en toen vond ze het jochie dat haar het briefje van oma had gebracht. Haastig haalde ze een stuk papier uit haar zak. Die middag had ze de boodschap er al op geschreven. Ze vroeg of het jochie het wilde doen. Het ventje knikte welwillend en knikte nog harder toen Louise een paar muntstukken in zijn vuile handje duwde. Louise kon blij zijn. Tot nu toe was haar plan geslaagd!
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 7: Weer ontsnapt