** Twee wegen en een driesprong - Reader**



Inhoudsopgave:

Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: DEEL 1 -Dominic en ik-
Hoofdstuk 1: Ups and downs
Hoofdstuk 2: My heart will go on and on...
Hoofdstuk 3: De opening van mijn ogen
Hoofdstuk 4: Gestoorde jongens
Hoofdstuk 5: Linde
Hoofdstuk 6: Mijn dagboek
Hoofdstuk 7: De extase van een wedstrijd
Hoofdstuk 8: Een avontuurlijke avond
Hoofdstuk 9: I'm losing control
Hoofdstuk 10: Gebroken
Hoofdstuk 11: Gala en Linde
Hoofdstuk 12: War in my life
Hoofdstuk 13: Overwinning
Hoofdstuk 14: Stan
Hoofdstuk 15: Overweldiging
Hoofdstuk 16: Een pijnlijke bekentenis
Hoofdstuk 17: Starende ogen zijn verliefd
Hoofdstuk 18: Eén na laatst
Hoofdstuk 19: Bericht aan Dominic


Hoofdstuk 7: De extase van een wedstrijd


Ik kon een flink scheldwoord niet tegenhouden.
‘Dat meen je niet!’
‘Jawel,’ zei Wybren. ‘Jullie klas is uitgeloot.’
‘Kan je nog bandjes kopen?’ ik keek Wybren hoopvol aan.
Hij schudde zijn hoofd.
Er kwamen nog wat scheldwoorden over mijn lippen.
‘Shit.’
Ik kon niet bevatten wat Wybren net had verteld. Onze klas was uitgeloot?! Uitgeloot… dat betekende dat het team van onze klas niet mee mocht doen met het voetbaltoernooi. Niet dat ik dat zo erg vond, ik was toch niet van plan geweest om hen te gaan aanmoedigen.
Nee, het ergste was dat ik nu geen bandje had! En zonder bandje kon ik er niet heen. Ik moest naar het voetbaltoernooi. Het zou de laatste keer zijn dat ik Dominic in actie zou zien!
Waarom hadden Ben of een van de andere jongens uit mijn klas dat niet verteld?
Hallo, ik had er toch al voor betaald.
En morgen was het al zo ver. Ik had wekenlang uitgekeken naar het voetbaltoernooi!


Woede kwam opborrelen vanuit mijn buik. Waarom?
Ik balde mijn vuisten. Ik hield van Dominic, en nu…
Ik moest erheen. Ik besloot dat niets me tegen zou houden. Ik zou gaan. Hoe dan ook.

Die avond kreeg mijn dagboek het zwaar te verduren.
Met mijn potlood kraste ik boze woorden in mijn dagboek en ik deed dat zo hard dat de punt brak.
Ik greep een pen en begon met grote halen mijn woede van me af te schrijven.
Met mijn voet trapte ik tegen m’n bureau.
Tranen sprongen in mijn ogen. Waarom ging het nou altijd verkeerd bij mij?
Altijd als ik me ergens op verheugde, ging het niet door.
Met mijn vuisten beukte ik op de muur. Het kon me niet schelen dat mijn handen kapot gingen.
Ik hield van Dominic! Al bijna een jaar… en hij? Hij kende me niet eens.
Ik werd vreselijk jaloers op Linde. Met hoeveel jongens had zij al verkering gehad?
Minstens drie.


En degene op wie ze nu verliefd was, daar had ze ook al verkering mee.
En ik?
Dit jaar was Dominic examen jaar. Dit jaar ging hij van school af.
Ik vroeg me af wat er met me zou gebeuren als hij definitief uit mijn leven was.
Opeens werd ik vreselijk bang.
Ik kreeg de waarheid door. Ik zou hem nooit meer zien. Nooit meer.
Zou er ooit nog eens iets goeds in mijn leven komen?
Ik wilde dat iemand naar me toe zou komen en me vast zou houden. Iemand die me troost zou geven! Die me hoop zou geven!
Ik verlangde hevig naar een paar armen die me stevig zouden vasthouden.
De enige die kwam, was mijn zus Evi.
‘Wil je wat rustig doen?’ vroeg ze chagrijnig. ‘Je maakt steeds keihard geluid.’
Ik had niet door dat ik nog tegen de muur zat te slaan van woede.


Ik rolde me op tot een kleine bal en ging in het hoekje van mijn bed zitten huilen.
Ik wilde dat ik dood was. Dan was alles voorbij.
Ik bleef huilen tot ik in slaap viel mijn bed.

Het eerste gedachte dat in mijn gedachten kwam, toen ik wakker werd, was Dominic. Ik was wakker geworden met een behuild gezicht. Ik had mijn kleren van de vorige dag nog aan.
Ik kleedde me aan als in een soort trance. Ik keek in de spiegel en gooide een hoop koud water in mijn gezicht.
Lang bestuurde ik mijn rode ogen. Dat water hielp niets.
Ik liet mijn gezicht voor wat het was en pakte mijn tas in. Vandaag zou de grote dag zijn geweest.
‘Niet aan denken,’ zei ik hardop. Ik begon weer te huilen en ik kon er echt niets aan doen. Ik wilde dat die eeuwige tranen eens zouden ophouden, maar ik kon het echt niet. Ik moest steeds weer aan Dominic denken.


Ik stond net op het punt om maar weer in bed te duiken toen Evi er aan kwam.
‘Ben je nog niet klaar?’ zei ze.
‘Huh?’ mompelde ik. Ik keek op mijn mobiel. Oei, al tien over zeven.
En ik had nog geen eens gegeten. Nou, jammer dan.
Ik liep naar de gang en schoot in mijn all-stars en mijn jas. Ik slingerde mijn tas op mijn rug en liep de deur uit.
Moe hing ik op m’n fiets. Plotseling besefte ik dat Evi helemaal niets had gezegd over mijn gezicht. Kon je het dan toch niet zo goed zien?
Ik hoopte het maar. Ach, wat maakt het trouwens ook uit.
Het was koud en ik had helemaal geen gevoel meer in mijn benen. Ik trapte maar om op tijd te komen voor de bus.
Ik stak de weg over en zag een vrachtwagen niet aankomen.
De chauffeur toeterde luid, maar ik lette er niet op. Ik racete gewoon door.
Ik mikte mijn fiets in de bosjes en liep naar de bushalte.
De meiden stonden gezellig te kletsen. Hallo, het was kwart over zeven.
Ik ging tegen het bushokje aan hangen.
Ik had nou echt behoefte aan een vriendelijk woord. Waarom had ik nou ruzie met Linde?


Waarom maakte zij het nou niet goed? Nou ja, als zij het niet goed wilde maken, als ze niets meer met me te maken wilde hebben…
Nou, dan niet.
Stik allemaal, dacht ik. Ik kan het best in mijn eentje. Linde zoekt het maar uit. Iedereen zoekt het maar uit.
‘Slecht geslapen?’ vroeg Hadassa toen we de bus ingingen.
‘Ja hoor,’ zei ik sarcastisch. ‘Ik heb fantastisch geslapen.’
Waar bemoeide dat kind zich mee.
‘Wat is er aan de hand?’ haar bruine ogen keken me doordringend aan.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Niets.’
Ik ging zitten en staarde troosteloos door de ramen. Het was nog pikdonker buiten.
Ik wilde dat ik weg kon rennen. Heel hard.
Wegrennen voor alles. Maakt niet uit waar heen.
Ik deed mijn capuchon omhoog en liet de bontrand over mijn hoofd heen vallen.
Ik kroop in het hoekje, helemaal tegen het raam aan drukte mijn gezicht tegen het koude raam.


Mijn moeder zou nu zeggen: ‘Kom op, stel je niet aan. Het komt gewoon door de puberteit.’
Nou, dat zou best. Maar toch.
Ik hield van Dominic.
Mijn moeder zou ook zeggen: ‘Ach, kalverliefde. Gaat zo weer over. Je mag je niet zo laten meeslepen door een jongen. Het is maar een jongen. Je vindt wel weer een nieuwe. Bovendien, hij is al achttien!’
Ja, en? Dacht ik. Ik was al bijna een jaar verliefd – morgen een jaar, om precies te zijn. Was dat kalverliefde? Het zou dan toch allang over zijn geweest?
Ik lag helemaal overhoop met mezelf.
Wat nog het meeste pijn deed, was dat ik me zo vreselijk alleen voelde. Oké, er waren hier heel veel mensen, maar toch voelde ik me alleen.
Ik wilde alles uitschreeuwen tegen iemand.
Maar tegen wie?
Anders had ik dit tegen Linde gedaan; maar dat kon nu niet. Trouwens, ik was bang dat ze het niet zou begrijpen. Zij zou zeggen: ach joh, er zijn nog meer jongens.
Ja, zo redeneerde zij. Maar ik niet!


Dat zij nu al dertig jongens had, of zo, hoefde toch niet te betekenen dat dat bij mij ook het geval was?
Maar ze zou dat nooit begrijpen. Ik was nu eenmaal anders.
Ik voelde me alsof ik in een woestijn zat.
Een droge vlakte, maar totaal geen toekomst of hoop. Geen eten of drinken. Geen weg terug.
Alleen.
Helemaal alleen. Het deed zo’n pijn.
Alleen zijn doet pijn. Heel erg pijn.
Dominic! Mijn hart schreeuwde het eruit.

But all you brought me was a heart full of pain.
Hoe heb ik ooit op deze wereld kunnen lachen?



De hele dag had ik drie euro in mijn zak, op zoek naar bandjes.
Ben had me verteld dat er wel degelijk nog bandjes werden verkocht. Wanneer? Dat wist hij ook niet.
Dus zocht ik nu al de hele pauze naar de verwachte tafel met bandjes.
Nergens te vinden.
Ik zocht Wybren op. ‘Wybren…’
Hij praatte met een paar jongens uit zijn klas. Dit kon nog lastig worden. Wybren was erg aardig, maar als hij met andere jongens was, kon hij heel gemeen zijn. Hij wilde dan stoer zijn, net als die jongens.
Dan wilde hij niet met meisjes omgaan en al helemaal niet met zijn nichtje.
‘Wybren!’
Hij keek op. Eindelijk.
‘Ben zei dat er nog wel bandjes verkocht werden. Weet jij waar?’
Wybren schudde zijn hoofd. ‘Hoe kan ik dat nou weten,’ en hij richtte zich weer tot de jongens.
Ik zuchtte. Weer niets.
Moedeloos liep ik naar mijn lokaal. We hadden Latijn.
We zouden de cijfers terug krijgen van de repetitie. Dat was die repetitie die ik voor de helft had overgeschreven van Elcke.


Zoals altijd zat Dominic weer in het lokaal naast lokaal 210.
Mijn hart begon te gloeien toen ik hem zag. Tegelijk werd ik zó verdrietig. Ik kon me gewoon niet voorstellen dat ik hem over een paar maanden nooit meer zou zien.
Linde zou gewoon naar hem toe zijn gegaan en ronduit gezegd hebben hoe ze over hem dacht.
Nou, dat zou ik dus nooit doen.
Ik liep mijn lokaal in. Direct kwam Evert naar me toe.
‘Hé, ik hoorde dat jij nog een bandje zocht!’
Ik knikte hoopvol.
‘Ik heb er nog één over, van ons team!’ hij drukte het langverwachte rode bandje in mijn hand. ‘Je mag hem gratis,’ knipoogde hij.
‘Dank je wel!’ het duizelde me gewoon.
Eindelijk! Ik was zo vreselijk blij, niet normaal meer. Nu kon ik toch naar het voetbaltoernooi, nu kon ik toch naar Dominic gaan kijken!
Ik deed het bandje direct om mijn pols.
Eindelijk… oh Dominic, dankjewel!


‘Jongens, ga allemaal zitten!’ klonk de stem van mevrouw Schothorst.
‘Jij bent blij!’ merkte Elcke op.
‘Ja, wat wil je,’ zei ik glunderend. ‘Ik heb de hele dag naar zo’n bandje gezocht, en nu heb ik hem! Zomaar, en ook nog eens gratis!’
Elcke grinnikte. ‘Ssst, ze heeft de cijfers.’
Mijn stemming kon vandaag niet meer stuk.
Ik ging zitten en luisterde vol spanning naar mevrouw Schothorst.
‘Zijn het goede cijfers?’ vroeg Mark.
‘Op zich is hij wel redelijk gemaakt, ja,’ zei ze.
‘En ik?’ Mark keek haar vol ongeduld aan.
‘Ik weet het niet meer,’ zei mevrouw Schothorst. ‘Maar ik ga ze nu voorlezen.’
Ik boog naar Elcke en zei: ‘Dat zou wat zijn, als ik een negen heb en jij een acht!’
‘Kan niet,’ beweerde Elcke. ‘Want jij hebt alleen een beetje grammatica overgeschreven en voor de rest niets. En ik had alles geleerd.’
‘Was ook maar een grapje,’ zei ik grinnikend.


Ongeduldig wachtte ik op mijn cijfer.
Ik vond dat irritant: onze klas was met Latijn en Grieks gemixt met die van TTO.
Dat kwam omdat er maar weinig mensen Grieks of Latijn in hun vakkenpakket hadden gekozen en de leraren gingen niet twee aparte klassen van zes leerlingen lesgeven.
Ik vond het best gezellig, dan leerde je nog iemand kennen. Maar het was ook irritant: mevrouw Schothorst las altijd eerst de cijfers van TTO voor.
En dan moest ik heel lang wachten.
Eindelijk, wij waren aan de beurt.
‘Ronald, een 6,9. Joghem, een 9,7. Keurig gedaan!’
Joghem haalde altijd negens en tienen. Altijd. En hij had ook nog eens een klas overgeslagen. Joghem was net dertien.
‘Mark, een 4,7, jammer joh!’ Mark knikte. ‘Mag ik zo nog even naar mijn rep kijken?’
Mevrouw Schothorst knikte. ‘Elcke, een 6,8…’
Oei, dacht ik. Als Elcke al een 6,8 had, wat had ik dan? Ik hoopte dat ik maar een voldoende zou hebben…


‘En jij,’ mevrouw Schothorst keek me aan. ‘Jij hebt een 7,2.’
Ik gaf een zachte kreet. Een 7,2? Dat kon nooit!
Opeens besefte ik dat ik nog gelijk had gekregen ook, met mijn grap.
‘Ha!’ lachte ik naar Elcke. ‘Ik heb nog gelijk ook!’
Elcke moest ook lachen. ‘Waarschijnlijk had je de cultuur dan gewoon veel beter gemaakt.’
‘Zou kunnen.’ Ik was in mijn nopjes. Ik had afgekeken bij Elcke en ik had ook nog een hoger cijfer! En ik had niet eens geleerd…
Wat kon er nog mis gaan vandaag?
Aan mij neerslachtige bui van vanmorgen dacht ik niet meer.

De rest van de dag moest ik steeds aan het voetbaltoernooi denken. Ik had er zo’n zin in!
In mijn hart juichte en zong het de hele rest van de middag.
Dominic!
Niets zou deze dag meer kunnen verpesten!
Voor de zoveelste keer kijk ik naar mijn pols of mijn toegangsbandje er nog wel zat.
Er was nog één ding niet zeker. Misschien deed Dominic wel niet eens mee.




Ik trok mijn kleren aan – we hadden net gym gehad.
‘Wie is er al klaar?’ vroeg ik.
Een paar meiden mompelden een antwoord.
Ik stond op en propte mijn gymspullen in mijn tas.
Jasmijn, Sofie en Laure waren ook al klaar, dus ik liep met hen mee.
‘Kan de deur open?’ vroeg Sofie voor de zekerheid.
Alle meiden hadden hun kleren al aan, dus de deur kon open.
We liepen door de gangen van het gymgebouw.
Middenin de gang was de kamer van de gymleraren. De deur stond open.
Mijn hart sprong op. In de deuropening stond… Dominic!
Met zijn benen gekruist stond hij te praten met een gymleraar.
Ik keek naar zijn pols. Ik kon wel gillen. Een blauw bandje!!
Een blauw bandje; de blauwe bandjes waren voor degenen die mee voetbalden.
Hij deed mee!!

Weer controleerde ik mijn pols. Het bandje zat er nog.
Meneer van de Schoor sloeg zijn boek dicht.
‘Ruim allemaal je boeken op!’ naar dit moment had ik de hele dag uitgekeken.
De laatste les was voorbij. En nu…
Op naar het voetbaltoernooi!


Zodra de laatste bel ging, rende ik naar beneden. Ik moest niets missen van dit toernooi.
Eigenlijk was het zo dat ik niets wilde missen van Dominic.
Beneden in de schoolstraat stond ik ongeduldig te wachten op Hadassa.
Waar bleef ze nou? We hadden namelijk afgesproken met z’n tweeën erheen te gaan.
Ik ging naar de wc’s en bestudeerde mijn gezicht. Ik deed nog wat mascara op en probeerde de donkere kringen onder mijn ogen te camoufleren. Die donkere kringen waren het bewijs van gisterenavond en nacht.
Ik haalde nog een laatste hand door mijn rode lokken en liep weer naar de schoolstraat.
Ha, daar was Hadassa. Zo gauw mogelijk ging ik naar haar toe.
‘Gaan we?’ ik trilde van opwinding.
‘Ja! Ik heb er zo’n zin in! En jij?’
Ik verbaasde me dat ze dat niet van mijn gezicht kon zien. Voor mijn gevoel lag er een grijns op mijn gezicht die ik er met geen mogelijkheid af zou kunnen krijgen.
Yes! Het is zover, dacht ik voor de zoveelste keer.


We liepen naar buiten, over het schoolplein naar het gymgebouw. Het was er een drukte van belang.
De deuren stonden wijd open en er middenin stond een tafel. Achter die tafel stond Adriaan met nog een paar meiden.
Altijd als ik Adriaan zag, moest ik stiekem lachen. Het herinnerde me aan zijn broer; oh, wat had ik iedereen voor de gek gehouden!
Ik had een half jaar geleden Linde verteld dat ik verliefd was op Hans, de broer van Adriaan. Hans was de meest nette jongen van de school. Maar op de een of andere manier was hij toch best grappig. Hij was super slim en wilde politicologie studeren. Hij had altijd van die broeken met bloezen erin aan, en eronder had hij meestal all-stars. Vaak had hij ook nog eens een jasje aan.
Hij gebruikte zulke wijze woorden dat je gewoon niets van een gesprek met hem begreep.
Het was een grapje geweest, en ik had tegen de rest van de meiden verteld dat het helemaal niet zo was. Linde echter, geloofde serieus dat ik verliefd was op Hans.
Dit duurde bijna een half jaar!


En –waar je mee omgaat wordt je mee besmet – op het laatst geloofde ik zelf ook dat ik verliefd was op Hans. Echt, als je heel veel zegt dat je verliefd op iemand bent en je verteld allemaal positieve dingen over hem, word je vanzelf verliefd.
Zoiets had ik dus ook. Het ergste was nog, dat mijn zus Evi het tegen mijn ouders had verteld. Mijn vader kon niet ophouden met mij te pesten. Altijd.
Mijn broertje Jurrian ook. Vertelde ik wat, dan ging het meteen over die Hans.
Vorig jaar ging hij van school af en ik vond dat toch wel jammer.
Adriaan was precies hetzelfde als zijn broer; alleen drie, vier jaar jonger.
Ik groette Adriaan en liet mijn rode bandje zien.
Hij knikte en wuifde me verder.
Samen met Hadassa liep ik door de smalle doorgang tussen de deur en de tafel.
We oriënteerden ons even in de hal. ‘Waar gaan we het eerst heen?’ vroeg Hadassa.
Ik moest Dominic zien, maar ik wist niet of hij nu speelde.
‘Laten we eerst in de grote zaal kijken,’ stelde ik voor.
We voegden daad bij woord, maar zagen twee onbekende teams.
‘Jouw klas had toch ook een team?’ vroeg ik Hadassa.
Ze knikte. ‘Ik denk dat die in een kleinere zaal zijn.’
‘Dan gaan we daar kijken.’


Ik opende de deur naar de kleine zaal. Inderdaad, Hadassa’s team was daar.
‘Waar is de tegenpartij?’ vroeg Hadassa onnozel.
Wybren, die ook in dat team speelde, schoot in de lach. ‘We zijn alleen nog aan het oefenen. Wij moeten straks pas.’
‘Oké. En DTC? Doet die mee?’ vroeg ik.
DTC, dat was het team dat natuurlijk uit DTC kwam.
Zoals ik al eerder had gezegd, DTC was erg close. We hadden alle jaren al een eigen team gehad. Dat was leuk: als er een eersteklasser goed kon keepen, mocht die gewoon meedoen.
Dat vond ik erg aardig. Veel andere teams bestonden alleen uit zesde- of vijfdeklassers.
‘Ja, DTC doet ook mee. Zij moeten tegelijk met ons, in de grote zaal.’
‘Bedankt.’
Ik keerde me tot Hadassa. ‘Has? Ik ga straks liever naar DTC kijken. Die ken ik tenminste. Van jullie klas ken ik alleen Wybren.’
‘Ik ga ook liever naar DTC,’ vond Hadassa. ‘Mijn klas wint toch niet.’
We gingen vast naar de grote zaal. Ook al kenden we de teams die speelden niet, we moesten toch wat doen.


We gingen aan de zijlijn staan en rekten onze nekken. Het was heel druk, dus we zagen amper iets.
Plotseling begon Hadassa te lachen. ‘Kijk ‘ns! Dat is Julian!’
Nu zag ik het ook. In het ene team speelde een jongen uit Hadassa’s klas mee.
Ik bekeek het team beter. In het team zaten vier meisjes en twee jongens. Ze droegen de bijzondere naam ‘Pink Cowsen’. Hun shirtjes waren vol gekalkt met roze koeienvlekken. ‘Cowsen!’ grinnikte ik. ‘Kunnen ze niet wat beters bedenken?’
De ‘Pink Cowsen’ moesten tegen de Bobo’s spelen. De Bobo’s hadden groene shirtjes. Ik schoot in de lach toen ik hun keeper zag.
De jongen was heel erg dik, echt heel erg dik.
Ik stootte Hadassa aan. ‘Die jongen hoeft maar in het doel te staan en er komt geen bal in!’
Algauw vond ik het een beetje saai worden. Ik liet mijn ogen over het publiek glijden.
Waar was Dominic? Moest hij soms nog omkleden of zo?
Er klonk een doordringend gefluit.
‘Wisselen!’


De teams verdwenen uit het veld en twee nieuwe teams kwamen binnen.
Eén daarvan was DTC. Al bij voorbaat begonnen we te juichen. Alle voorgaande jaren had DTC in de finale gezeten. Dit moest deze keer ook lukken!
Ik bekeek het team DTC eens goed. Dit was echt leuk, want je kende gewoon al die jongens.
In het doel stond Ruben, een jongen die bij mij in de klas had gezeten op de basisschool. Ik wist dat hij heel goed kon keepen.
Voor de rest waren er nog Wesley, mijn neef, de broer van Wybren, Yannick, een oude klasgenoot van Evi. Rick, een jongen die eigenlijk helemaal niet uit DTC kwam en Tycho, een andere klasgenoot van Evi.
Dan was er nog een jongen die ik niet kende. Hij kwam dus niet uit DTC. Waarschijnlijk hadden ze te weinig spelers als er een niet DTC’er meedeed.
Opeens was ik Hadassa kwijt.
Ik had niet door dat ze verder was gelopen. Mopperend zocht ik haar weer op.
‘Waar was je nou?’
Ze keek me berouwvol aan. ‘Lara kwam naar me toe. Ze vroeg of ik mee de stad inging.’
De stad in?’ ongelovig keek ik haar aan. ‘Waarom?’
‘Dat vroeg ik me ook af…’ aarzelend keek ze me aan. ‘Zouden ze het niet stom vinden als ik niet mee ging?’


Haar zus Emma bemoeide zich er mee. ‘Nee joh, Has, daar hoef jij je echt geen zorgen over te maken! Jij hoeft echt niet mee naar de stad!’
‘Ja,’ zei ik. ‘Waarom willen ze in vredesnaam naar de stad? Het is toch voetbaltoernooi! Ze hebben er per slot van rekening voor betaald. En voetbaltoernooi is er een keer in het jaar, die stad is er altijd. Blijf maar lekker hier!’
Hadassa knikte opgelucht. ‘Ik ha er ook niet echt zin in,’ gaf ze toe. ‘Trouwens, Linde is ook mee.’
‘Oh.’ Dat maakte me niet veel uit. Ik vond dat Linde het zelf maar moest uitzoeken.
‘Weet jij trouwens wie die andere jongen is die in DTC meespeelt?’ vroeg ik aan Emma.
‘Oh, dat is Stan.’
‘Stan?’


‘Hij woont hier in Arnhem,’ zei Emma. ‘Hij is echt heel grappig.’
Ik bestudeerde Stan even. Hij kon goed voetballen, dat zag je zo.
‘Hij houdt van schijnbewegingen,’ zoiets zag ik meteen.
‘Hoe weet je dat?’ Emma keek me verbaasd aan.
‘Dat zie ik toch!’ was mijn antwoord.
Hadassa stootte Emma aan. ‘Joh, trekt je er niets van aan. Ze voetbalt zelf hele dagen en daarom weet ze dat.’
‘Ja? Is dat echt waar?’ Emma keek me nog verbaasder aan.
‘Voetbal jij?’
‘Is daar iets mis mee?’
‘Nee; maar… nu je het zegt! Ik vind het wel wat voor jou.’
‘Dat leert ze van haar broers,’ zei Hadassa.
‘En van Wybren en Wesley,’ vulde ik aan. ‘Trouwens, dat elke dag is een beetje overdreven. Elke zondag. En soms zaterdagmiddag.’
‘Ik voetbal dus echt nooit!’ zei Emma.
‘Ieder z’n ding,’ vond Hadassa.
Ik richtte me weer helemaal op de wedstrijd. ‘Stan kan het echt goed,’ mompelde ik.


Hij was lang en breed. Zijn schoenen piepten over de vloer. Met een paar handige bewegingen was hij om twee lange jongens heen en tikte toen de bal naar Yannick.
Yannick schoot, maar miste het goal.
Stan gaf een schreeuw en gaf de bal die terugkaatste een harde trap. De bal vloog met een klap over het goal tegen de muur.
‘Patrick!’ schreeuwde hij toen naar Rick.
‘Patrick?’ ik trok mijn wenkbrauwen op. ‘Ik dacht dat die jongen Rick heette?’
Emma lachte. ‘Stan noemt Rick vanaf het begin Patrick en hij wil er maar niet mee ophouden. Ik weet niet hoe vaak ik hem al verbeterd heb.’
Ik grinnikte en vond de naam Patrick best wel bij Rick passen.
De bal vloog nu naar het andere gedeelte van de zaal, recht naar het doel van DTC.
Ruben, de keeper, sprong naar voren en wist de bal uit de lucht te halen.
We begonnen te klappen en te schreeuwen.
‘Hoe doet Ruben dat toch,’ vroeg Hadassa zich af.
‘Zie je dat niet?’ zei ik. ‘Hij staat wijdbeens voor het doel, met zijn handen naar voren om de bal op te vangen. En kijk eens naar beneden, zijn voeten staan iets naar binnen. Zo kan hij daar de bal ook nog tegenhouden. Bovendien is hij best lang, dat is handig.’


‘Oh.’ Ik merkte dat Hadassa er niet zo veel van begreep.
‘Corner!’ schreeuwde de scheidsrechter.
Stan was degene die dat moest doen. Hij ging in de hoek staan en wij begonnen hem aan te moedigen.
‘Hup Stan!’ schreeuwde ik. ‘Schiet hem erin!’
Ik kende Stan niet, toch had ik in deze korte tijd al heel wat sympathie voor hem gekregen.
‘Stan! Stan!’ gilde Emma naast mij.
Stan haalde uit en schoot de bal naar Tycho. Met een welgemikte trap van Tycho belandde hij in het doel.
‘Tycho!’ iedereen om ons heen begon te brullen. Het viel me op dat de meerderheid van het publiek DTC’ers waren.
En die waren natuurlijk allemaal voor DTC.
Ik was maar wat trots op DTC!
Het enige waar is tegen op zag, was dat ze misschien wel tegen de Kanaries moesten. De Kanaries was de partij van Dominic. Natuurlijk zou het opvallen als ik DTC niet zou aanmoedigen.
Gelukkig merkte ik dat DTC in poule B zat en de Kanaries zaten in poule D.
Ze zouden alleen tegen elkaar moeten als DTC de finale haalde.
Een tijdje later was de wedstrijd afgelopen – en ik mijn stem kwijt.
Adriaan, het broertje van Hans, liep naar voren en brulde dat poule C mocht gaan eten.


‘Welke poule zijn wij?’ vroeg Hadassa me.
‘Poule B,’ dacht ik.
‘Wij hoeven dus nog niet te eten.’
Ik knikte. ‘Maar ik heb wel honger.’
Uit de gang kwam de geur van patat. Het water liep me in de mond. Ik keek op mijn mobiel en zag dat ik zo’n twee uur hier aan de zijlijn had gestaan. Geen wonder dat ik honger had.
Ik was blij dat ik nog niet hoefde te eten, want nu moest Dominic voetballen!
Het was nu veel rustiger, omdat een hele poule aan het eten was.
Ik ging aan de kant zitten en bekeek de spelers van de Kanaries.
Ik moest echt zo lachen. Ze hadden knalgele shirtjes aan en hun supporters hadden gele petjes op. Op hun ruggen stonden namen gekrabbeld, een slecht getekende vogel die een Kanarie moest voorstellen en een voetbal.
Mijn ogen gleden over het veld, maar Dominic zag ik niet. Die zat vast in de wissel.
Dus bekeek ik de rest van de spelers nog eens. Tot mijn verbazing zat er een gymleraar in het team, die mij gym gaf. Lachwekkend.
Het kon trouwens best. De gymleraar, Ten Hove, was misschien begin twintig. Als je het niet wist was hij gewoon een zesdeklasser, net als de andere vijf. Ik vond het cool dat ze Ten Hove in hun team hadden, dat betekende dat ze hem kende. In ieder geval Dominic zou hem kennen. En hij was mijn gymleraar.
Ik weet, ik hou er nogal een bijzondere logica op na.


Een andere speler had gifgroene schoenen aan en dat zag er nogal idioot uit, vooral onder dat felgele shirtje. Weer een ander had heel groot op zijn shirt I am the best staan. Dat vond ik een beetje arrogant, maar oké. Die vent had trouwens verkering met een meisje uit DTC.
Waar bleef Dominic nou?
Ik doorzocht de hele zaal met mijn ogen.
Even later zag ik hem.
Hij stond tegen een van de doelpalen te leunen. Mijn hart sprong op. Wauw.
Hij was echt knap!
Dominic bukte zich en begon wat rek- en strekoefeningen te doen. Hij draaide zich om – en ik zag zijn rug.
Wat ik toen zag, vond ik heel schattig.
Er stond heel groot kanariepietje op zijn rug en op de i’s en de j’s stonden in plaats van stipjes, hartjes.
Dat zag er echt heel schattig uit. Alleen werd ik een beetje jaloers op degene die dat er op had geschreven.
Dat kon niet anders dan een meisje geweest zijn. Jongens tekenden geen hartjes op die i’s.
Ik bekeek hem van top tot teen. Zijn donkere haar zat een beetje door de war. Schattig.


Sorry, ik vind alles schattig aan hem. En hij is nog wel een zesdeklasser. Ik moest lachen om mijzelf.
Zijn donkerbruine ogen blikten ernstig en doordringend de zaal in.
Ik bekeek zijn bovenarmen. Wat een spieren, zeg.
Daar kon mijn broer nog wel wat van leren. Door de gele stof van zijn shirt zag ik zijn gespierde buik.
Ik moest mezelf tegenhouden, anders zou ik waanbeelden krijgen.
Hij kent je niet eens! zei ik telkens tegen mezelf.
Maar daarom vind ik hem nog wel leuk, antwoordde ik me.
Hij had witte shorts aan en uit de brede pijpen kwamen twee stevige benen.
Hij had knalgele voetbalsokken aan, opgetrokken tot aan zijn knieën.
Daaronder had hij zwarte voetbalschoenen en ik zag dat hij rechts was. Dat zag ik doordat één kant van zijn schoen helemaal kaal was. Hij vond het vast fijne schoenen, anders waren ze daar nooit zo gesleten.
Ik zag hem een korte beweging maken met zijn vingers, wisselen.
De jongen met de groene schoenen ging eruit en Dominic erin.
Ik vergaapte me aan zijn voetbalkunsten.


Hallo zeg, wat kon hij goed schieten. En hard rennen dat hij kon!
Handig ontweek hij een tegenspeler en hij schoot de bal naar voren. Een andere speler ving de bal op zijn borst en ging er mee vandoor. Ik zag dat dat de jongen van I am the best was.
De I-am-the-best-jongen scoorde en de hele zaal begon te brullen.
Zo’n twintig minuten later had Dominic nog niet gescoord. Hij was meer een verdediger, kwam ik achter. Hij had ook wel wat op het goal geschoten, maar dat was drie keer mis geweest.
Hadassa wist dat ik verliefd was en wilde perse weten wie het was. Ik had haar een beetje verteld hoe Dominic eruit zag en toen zei ze dat ze het misschien wel wist.
Ik bedacht een gemeen plannetje.
‘Hé, Has, zie je die ene jongen daar,’ zei ik.
‘Welke? Die ene blonde met die kuif?’
Ik schoot in de lach. ‘Sukkel. Dat is meneer Ten Hove.’
‘Oh grapje, maar welke bedoelde je dan?’


‘Die met dat donkere haar,’ zei ik. ‘Met Kanariepietje op zijn rug.’
‘Oh, die. Wat is daarmee?’
‘Die jongen heeft al minstens drie keer geprobeerd te scoren en alle keren gemist. Dom hè?’
Hadassa knikte. ‘Inderdaad. En nog wel van zo’n kleine afstand.’
In mijn vuistje lachte ik. Ha, mijn plannetje was geslaagd. Nou zou ze vast niet meer denken dat ik op Dominic was. Ik vond het leuk om haar nog een tijdje in onwetendheid te laten. Bovendien, als ik het zou vertellen zou ze vast vragen of het wat werd. Nou, niet dus. Hij kende me niet eens.
‘Kijk ‘ns!’ Hadassa stootte me aan.
Ik schrok op. ‘Wat?’
‘Kijk, Stan!’
Ik keek achterom en schoot in de lach. Achter mij stond Stan met een grote camera voor zijn borst.
Die camera had hij van een meisje dat foto’s maakte van het toernooi. Hoe hij dat ding in handen gekregen had, wist ik niet.
Hij lachte en richtte de lens op mij.


Ik sprong aan de kant. ‘Alsjeblieft niet! Zal ik er eentje van jou maken?’
Met glinsterende ogen keek ik hem aan.
‘Nee, van ons samen. Beter?’
Ik lachte. ‘Mij best.’ Dat deed hij toch niet.
Of toch wel.
Hij gaf de camera aan Emma. ‘Hop, Emma, maak eens een foto van mij en deze jongedame!’ zei hij met een knipoog.
Een beetje beduusd ging ik naast hem staan. Dit had ik niet verwacht…
Ach, wat maakte het ook uit.
Stan sloeg zijn arm om me heen – en dan te bedenken dat ik hem twee uur geleden nog niet eens kende.
‘Lachen!’ riep Emma.
We lachten naar de camera. Het fototoestel flitste. ‘Klaar!’
Tevreden liep Stan naar Emma. ‘Laat eens zien!’
Juist toen ik wilde kijken, ging de fluit van de scheidsrechter.
De wedstrijd was afgelopen. Het gele team verwijderde zich uit de zaal.
Adriaan liep weer naar voren. Nu met de mededeling dat poule B mocht gaan eten.


Ha, dat waren wij. Eindelijk.
Ik liep met Hadassa, Emma en Evi naar de gang. Daar wachtte ons een teleurstelling. Er stond een rij, zolang als de hele gang. Ik vroeg aan een meisje hoelang zij al in de rij stond en ze zei dat ze er al meer dan een kwartier stond.
Daar had ik dus geen zin in.
‘Kom,’ zei Emma. ‘We wachten gewoon totdat iedereen heeft gegeten, dan is de rij veel korter.’
Ik schudde m’n hoofd. ‘Dat helpt niet. Dat denken veel meer mensen en misschien is de patat dan al op.’
Hadassa beet op haar lip. ‘Zullen we gewoon in de rij gaan staan? Ik heb honger.’
‘Dat zal dan wel moeten,’ zei Emma.
We sloten achteraan de rij. Hallo, wat een gedrang. Je kon middenin amper ademhalen en er stonden allemaal mensen op mijn tenen.
Tot mijn verontwaardiging duwden twee jongens een paar mensen aan de kant en gingen gewoon voor ons staan.
‘Hallo!’ zei ik tegen een van de jongens. ‘Doe normaal joh!’
De jongen lachte me uit, maar liet me toch voor. Pf, beter.
Stelletje asociale boys.


Ik draaide me om naar Hadassa en zag toen Stan lopen.
Tot mijn verbazing had hij een bak patat in zijn hand en een frikadel.
‘Hoe doet hij dat nou weer?’ vroeg ik verbaasd aan Hadassa.
Hadassa lachte. Ze knikte naar een jongen. ‘Die jongen daar heeft zijn voet gekneusd en toen heeft Stan zijn krukken geleend en in de rij gaan staan. Toen zei hij telkens: “Mag ik erdoor? Ik kan niet zo lang staan met die krukken.” En iedereen liet hem langs.’
Ik schudde mijn hoofd en klakte met mijn tong. ‘Hoe doet die jongen dat steeds?’
Stan zat in de vijfde en ik kende Stan alleen deze middag nog maar, maar ik had al veel sympathie gekregen voor zijn gevoel voor humor. ‘Hé, Stan!’ riep ik. ‘Mag ik die krukken ook even lenen?’
Stan lachte en wees naar de jongen. ‘Moet je aan hem vragen!’
Maar ik kende de jongen niet en wilde dus niet aan hem vragen of ik zijn krukken mocht. Bovendien, ze zouden er waarschijnlijk wel achterkomen. Opeens zoveel mensen op krukken, dat viel op.
Achter de tafels met patat stond Dominic; zag ik opeens.
Hij hiel ijverig mee met patat uitdelen. Dat vond ik lief van hem.
Hij moest wel moe zijn, maar toch hielp hij mee.


Hij gaf een brul en vroeg toen iedereen iets naar achteren te gaan.
Dominic duwde de tafels iets naar voren, zodat ze erachter meer ruimte hadden.
Eventjes werd ik tegen allemaal mensen aangeduwd, omdat zij niet naar achteren waren gegaan toen hij de tafel naar voren schoof.
Geduldig wachtte ik tot de rij weer naar voren schoof. Eindelijk kwam ik bij de tafels. Juist toen ik daar kwam, was de ketchup op en Dominic moest de automaat vullen. Net precies als ik patat ging halen!
Een meisje zette een kruisje op mijn polsbandje en ik kreeg een bakje patat. Toen moest ik nog in de rij staan voor de frikadellen. Daar kreeg ik weer een kruisje; en een frikadel.
Lachend zag ik dat de jongen die steeds voordrong nog niets had en ik stak mijn tong uit naar hem.
Gelukkig kon de jongen er wel om lachen.


Ik liep naar buiten en ging in het groepje van Evi en Emma staan. Eigenlijk hoorde ik niet bij hun leeftijdscategorie; zij waren zestien of zeventien en ik bijna vijftien.
Maar ik zag niemand van mijn leeftijd en was dus wel gedwongen bij hun te staan als ik wat gezelschap wilde. Trouwens, Hadassa ging heel veel met hen om en zij kwam er ook bij staan. Dan bleef ik natuurlijk niet achter.
‘Zo,’ zei Stan terwijl hij zijn lege bakje in de prullenbak gooide, ‘nu nog de halve en de hele finales en dat was het weer.’
‘Zitten jullie in de finale?’ vroeg ik Stan.
Hij schudde zijn hoofd. ‘DTC is eruit, dat komt omdat jij ze te weinig hebt aangemoedigd.’
‘Ja ja, man, ik was helemaal schor van het schreeuwen! En dan zeg je dat ik niet aanmoedig?’ Quasi boos keek ik hem aan.
‘Jij moedigde de verkeerde steeds aan.’
‘Wie moest ik dan aanmoedigen?’
‘Mij natuurlijk!’ zei Stan hooghartig.
‘Eigendunk…’ ik klakte met mijn tong.
Stan lachte. ‘Ik mag jou wel.’
‘En bedankt,’ zei ik. Tegelijkertijd wist ik niet wat ik met zijn opmerking aanmoest. Ik wist wel dat hij steeds grapjes maakte en schertste, maar hij klonk serieus.
Ach, wat maakte het ook uit. Hij vond mij gewoon aardig… en ik hem. Gewoon aardig.


‘Maar DTC ligt er dus uit?’ het drong nu pas tot mij door.
Hij schudde afkeurend zijn hoofd. ‘Hoelang doen jou hersens erover om informatie te verwerken?’
Ik grinnikte. ‘Heel erg lang. Sorry, het drong niet echt tot me door.’
‘Gelukkig geef je mij der de schuld niet van,’ zei Stan.
‘Oh, dat wilde ik juist gaan doen,’ reageerde ik. ‘Ik wilde juist zeggen dat jij me te snel afleidde om me te concentreren op die betreurenswaardige informatie die je me gaf.’
‘Dat is een hele mond vol!’
‘Lach me niet uit, wil je,’ vond ik.
‘Natuurlijk niet. Ik heb je nooit willen uitlachen. Ik lachte je toe.’
‘Ja ja,’ ik knikte sarcastisch. ‘En dat moet ik geloven?’
‘Bijdehand…’ verzuchtte hij.
‘Ach, Stan toch…’ zei ik poeslief. ‘Kan ik je ergens mee helpen?’
Hij kreunde. ‘Je gaat me toch niet vertellen dat je geen psychologie gaat studeren?’
‘Eigenlijk wel,’ zei ik. ‘Als ik wel iets stom vind is het psychologie.’
‘Shit. Denkfoutje. Ik vond het wel wat voor jou.’


‘Dan moet jij maar een filosoof worden.’
Hij schudde z’n hoofd. ‘Wat moet ik hiermee?’ vroeg hij lachend. ‘Evi, je zusje is veel te slim.’
‘Jammer genoeg wel ja,’ reageerde Evi. ‘Ik heb er ook vaak last van.’
‘Jullie lijken uiterlijk op elkaar,’ zei Stan, terwijl hij ons bestudeerde. ‘Maar eigenlijk zijn jullie elkaars tegenpolen.’
‘Volgens mijn moet jij psychologie gaan studeren,’ zei ik nuchter.
‘Laten we naar binnen gaan,’ zei Stan gauw.
We volgden zijn raad op en liepen weer naar de wedstrijdzalen.

De drie kwartier die daarop volgden waren nogal saai. Het waren allemaal halve finales en ik kenden de teams niet heel goed. Dan is het ook niet zo leuk om er naar te kijken.
We kletsten dus maar wat en ik plaagde Stan. Hij bestookte me met gevatte antwoorden en diepzinnige vragen.


In gedachten schudde ik m’n hoofd. Die Stan… het was me er eentje.
Het nam me zó in beslag dat ik amper aan Dominic zag. Trouwens, hij was er steeds niet. Tenminste, ik zag hem niet.
Voordat ik het door had, was de wedstrijd die speelde al weer voorbij. Nu zou er nog een halve en de hele finale komen.
Dominic’ team was door. Ik wist zeker dat ze in de finale zouden komen.
En dan die nog winnen… en dan was de wisselbeker binnen!
Ik werd steeds opgewondener. Ik zag hem nu steeds rondlopen. Hij had nu een roze shirt aan; het shirt dat hij vorige jaar met het toernooi had gedragen.
Op de achterkant stond heel groot een negen gedrukt en daaronder SNEAKY.
Op de voorkant stond: We will strike again!!
En de vorige keer had zijn team gewonnen – en de keer daarvoor ook.
Ik vond het grappig dat hij de moeite had genomen dat shirt te bewaren. Dat zei toch wel wat over hem.
‘Kom je ook?’ Emma tikte me op mijn schouder.
‘Huh? Wat doen?’ vroeg ik.
‘Ik ga naar huis.’


‘Waarom?’ vol verbazing keek ik haar aan. ‘Het is nog maar zeven uur!’
‘Ik heb geen zin om heel laat thuis te komen,’ vond Emma. ‘Dus wij gaan naar huis.’
‘Evi ook?’
‘Ja.’
‘En wie nog meer?’
‘De rest van de meiden.’
‘Allemaal?’ ik was nog verbaasder. ‘Waarom dat? Het is toch om acht uur afgelopen, nou dan zijn we om tien uur thuis. Wat maakt dat nou uit! Het is maar één keer voetbaltoernooi in een jaar!’
Ik wendde me tot Hadassa. ‘En jij? Ga jij ook?’
Aarzelend keek ze me aan. ‘Ik heb nog wel zin om te blijven, maar ik heb geen zin om zo laat thuis te komen.’
‘Tien uur!’ zei ik. ‘Wat is dat nou? alsjeblieft? Blijf gewoon!’
Emma schudde haar hoofd. ‘Hadassa gaat met mij mee. Has, jij gaat nu gewoon mee. Jij moest met mij mee, dat moest van ma.’
‘Ik ga wel mee, denk ik,’ zei Hadassa.


‘Jij móet gewoon mee, je hebt niet eens een keus,’ zei Emma.
‘Ja maar…’ reageerde ik. ‘Ik wil blijven!’
Ik wilde blijven. Ik wilde Dominic niet in de steek laten. Hallo, juist bij de finale! Ik moest hem zien voetballen, de laatste wedstrijd die ik ooit van hem zou zien. Die moest ik gewoon zien.
‘Jij gaat ook mee,’ bemoeide Evi zich er mee. ‘Doe niet zo zielig! Je mag niet in je eentje met de trein naar huis hoor!’
‘Dan moet ik wel…’ zuchtte ik. Mijn humeur ging met sprongen achteruit. Ik wilde blijven!
Oh, Dominic…
Mijn hart schreeuwde naar hem. Houd me alsjeblieft vast! Waarom ken je me niet eens? Zeg dat je van me houdt!
Gelaten pakte ik mijn tas van de grond en liep achter Evi aan. Ik moest wel.
Ik haatte dit. Ik wilde m’n eigen leven leiden.
En gewoon van Dominic houden.
Waarom ga je van school? Ik houd van je en ik kan je niet missen!
Mijn hart deed pijn. Ik moest bijna huilen van ergernis en verdriet. Waarom ging alles mis in mijn leven?


Waarom? Linde had met alle jongens op wie ze verliefd was, verkering gekregen. Waarom ik niet?
Ik was nota bene al bijna een jaar op Dominic verliefd.
Waarom was het leven zo oneerlijk verdeeld?
Dit jaar ging Dominic van school af, zonder ook maar iets te weten van mij.
Toen zag ik hem door de waas die voor mijn ogen hing.
Ik staarde hem lang aan en bestudeerde elk deeltje van zijn gezicht.
Vaarwel, Dominic.
‘Kom nou!’ Evi trok aan mijn mouw. Onwillig volgde ik haar.
Plotseling zag ik Wybren. Mijn veilige baken in weer en wind.
‘Wybren!’ het klonk als een noodkreet. Hij keek direct op.
‘Wat is er?’ hij bekeek mijn gezicht – had hij het door?
‘Ga jij nu al naar huis?’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Natuurlijk niet! Het mooiste deel moet nog komen!’
Een diepe zucht ontsnapte mijn keel.
‘Evi! Ik blijf hier!’
Ze keek om en knikte. Ze vroeg niet hoe ik dan naar huis kwam, ze knikte alleen. Daar was ik blij om. Mijn hart juichte van vreugde.
Plotseling dacht ik met vermaak hoe gauw ik van humeur kon veranderen.
Ik bleef dicht bij Wybren. Bij wie moest ik anders zijn?


Wybren liep naar de hal; en ik dus ook. Hij ging bij een tafel staan en op die tafel zaten… de jongen met de felgroene voetbalschoenen; en iemand wat ik alleen maar had durven hopen.
Dominic!
Opeens wist ik het weer. Wybren was een vriend van Dominic. Ik ging naast Wybren staan. Ik besefte dat ik nog nooit zo dicht bij Dominic had gestaan en het bezorgde me een tintelend gevoel.
Wybren vroeg de jongen met de groene schoenen of hij wat uit zijn flesje mocht drinken. Wybren zei dat hij een droge mond had en dat wilde ik best geloven. Hij had nog meer dan ik lopen schreeuwen.
Ik zag dat het flesje van de groene-schoenen-jongen bijna leeg was.
‘Hier, Wybren, je mag mijn flesje wel,’ zei ik. Ik hield het flesje cola voor zijn neus en hij nam het gretig aan.
Ik kreeg hem leeg terug.
‘Had je dorst?’ grijnzend keek ik hem aan. Ik was me er heel goed van bewust dat Dominic alles hoorde wat ik zei.
Tot mijn verbazing begon hij te lachen.
Wat lacht hij leuk! Hij heeft een zware stém!
‘Zuiplap,’ grinnikte Dominic.


‘Komt door jou hoor!’ zei Wybren verontwaardigd. ‘Als jij niet zo goed had gevoetbald, had ik jou ook niet zo hoeven toe te schreeuwen.’
‘Slaat nergens op, Wybren!’ vond ik. ‘Als hij slechter had gespeeld, had jij hem juist meer aangemoedigd om ervoor te zorgden dat hij wat beter ging spelen!’
Wybren zuchtte. ‘Ik praat nooit meer met jou en ik drink nooit meer jou cola op.’
‘Goed idee,’ zei ik.
Dominic lachte me goedkeurend toe en mijn hart ging zo te keer dat ik me afvroeg of die er niet uit zou springen.
Dominic stond op en liep naar de zaal. De andere jongen volgde hem en ik bleef alleen met Wybren.
‘Sorry dat ik al je drinken heb opgedronken,’ zei hij serieus. ‘Maar ik had heel erg dorst.’
‘Maakt niet uit,’ reageerde ik. ‘ik had toch al genoeg gedronken.’
‘Kom,’ zei Wybren. Hij liep naar de zaal toe.
‘Shit,’ mompelde hij. De teams waren al aan het spelen en hij wilde naar de overkant. Hij glipte naar binnen en liep strak tegen de muur aan, achter het goal langs naar de overkant.


Ik volgde hem snel. Ik had allang gezien dat Dominic ook aan de overkant stond.
We sprongen over benen en voeten, wrongen ons tussen de menigte door en kwamen op een wat rustiger gedeelte. Halverwege stond een kast die we wel eens gebruikten met gym. Ook stond er een kar met dikke matten.
Wybren verdween bovenop de kast, maar die was daarna zo vol, dat ik er niet meer bij kon. Ik bleef dus staan.
Weifelend stond ik aan de ene kant van de kast. Aan de andere kant zat Dominic op de grond. Zou ik daar gaan staan?
Maar nee, dat zou opvallen. Ik moest wachten op een geschikter moment.
Opeens zag ik Linde de zaal in komen. Waar kwam die vandaan?
Was ze teruggekomen uit de stad? Ik vond het nog steeds stom van haar.
Waarom zou ze naar de stad gaan als er zoiets leuks te beleven was!
Achter haar liepen twee meisjes uit haar klas en Jasper volgde hen.
Ze kwamen op dezelfde manier als Wybren en ik naar deze kant.
Ze liepen langs al de mensen, regelrecht naar mij.


Linde hield even stil bij mij en fluisterde in mijn oor: ‘Je hebt precies de goede kant van de zaal uitgekozen!’ Ze knipoogde naar me en ik was blij.
Ik had het niet gek gevonden als zij was vergeten dat ik op Dominic was.
Maar ik had nog steeds ruzie met haar, dus ik liet haar verder met rust.
Jasper kwam eraan en omhelsde me kort. ‘Hoi! Was het gezellig hier?’
Ik knikte. ‘Mooi zo,’ en Jasper liep weer door.
Ik zag dat ze met z’n vieren naar de kast liepen en erachter kropen. Ik volgde hen – nu zat ik aan de goede kant van de kast!
Ik bleef staan naast de kast en leunde ertegen. Mijn hart sloeg veel sneller dan anders. Naast mij, op nog geen halve meter afstand, zat Dominic!
Omdat ik dus van boven op hem neerkeek, kon ik hem prima bekijken zonder dat iemand dat door had.
Ik bekeek zijn donkere haar. Het zat helemaal door de war, terwijl het normaal in een lage hanenkam zat. Nou ja, hanenkam… een beetje omhoog, laat ik het zo noemen.
Hij had een kleine, rechte neus. Gelukkig niet zo’n Romeinse haakneus.
Zelf had ik een wipneus, vol met sproeten.
Nee, dan had ik liever Dominic’ neus.


Zijn blanke huid was ietsjes getint en dat vond ik altijd leuk staan bij een jongen. Gewoon, een beetje bruin. Nee, geen negers. Gewoon, een beetje getint. Dat ziet er toch veel leuker uit dan zo’n bleekscheetje!
Mijn blik gleed omlaag naar zijn armen. Ze zagen er glad en gespierd uit.
Ik moest mijn blik even van hem afwenden, anders dan hield mijn hart het niet meer.
Even richtte ik me op de wedstrijd, maar die kon mijn aandacht niet vasthouden.
Hij had stevige benen, licht behaard.
Ik kon me wel voor mijn hoofd slaan.
Kon ik nou echt aan niets anders denken?!
Steeds Dominic…
Ik geloofde dat ik op een gegeven moment gek zou worden.
De wedstrijd was bijna voorbij en Dominic stond op.
Nu kwam de finale!
Hij greep zijn gele shirt. Kanariepietje met drie hartjes erop.
Ik had er graag één bijgetekend.

In een oogwenk had hij zijn roze shirt over zijn hoofd getrokken en in een flits zag ik zijn gespierde buik.


Te snel naar mijn zin had hij zijn gele shirt al aan. Hij trok zijn sokken weer op naar zijn knieën, ze waren helemaal afgezakt.
De fluit klonk.
De finale!
Ik trilde van opwinding. Tegelijkertijd besefte ik dat dit zijn laatste wedstrijd was. De laatste wedstrijd die ik van hem zou zien.
Ik was vast van plan me aan mijn voornemen te houden: hem zoveel mogelijk in me opnemen.
‘Dominic!’ riep Wybren.
Dominic draaide zich om. ‘Ja?’
‘Goed opletten, als jullie scoren moeten jullie naar ons kijken, afgesproken?’
Dominic knikte. ‘Doe ik!’
Wybren richtte zich al weer op de volgende gele speler.
‘Eric!’
Ik zag dat dat de jongen was van ‘I am the best’. Aha, die heette dus Eric.
De jongen reageerde niet dus Wybren gaf me een duw tegen mijn schouder. ‘Roep Eric eens!’
Ik liep naar Eric toe en probeerde al het geschreeuw te overstemmen. ‘Eric!’
De jongen keek op. ‘Wat is er?’
Ik wees naar Wybren. ‘Hij wil je wat zeggen, geloof ik.’


Ik ging weer op mijn oude plekje staan en hoorde dat Wybren hetzelfde verhaal afstak als bij Dominic.
De jongen –Eric– lachte en stak zijn duim op. Wat wilde Wybren gaan doen?
Ik zou direct naar Wybren kijken als er werd gescoord, bedacht ik.
De spelers van het gele team liepen de zaal in en iedereen begon te juichen. Ik schreeuwde zo hard als ik kon mee.
Dominic begon tegen de muur zijn spieren los te maken en de rest van de Kanaries volgden zijn voorbeeld.
Het was zenuwslopend. Dominic moest gewoon winnen! Dit was het cruciale moment!
Ik zag hoe Ten Hove rondjes ging rennen door de zaal. Fantastische kerel.
Ik vond Ten Hove echt cool. Een andere leraar zou nooit mee doen met zo’n potje voetbal, hoewel ze het hen wel vroegen.
En Ten Hove kon het ook nog eens heel goed; bijna net zo goed als Dominic.
Niet even goed, natuurlijk.
Ik was maar wat blij dat hij mijn gymleraar was. Daardoor voetbalden wij ook vaak met gym. En ik vond voetballen heel leuk. Oké, ik was geen prof, maar ik kon het toch aardig. Ik zat meestal in de verdediging.
Dat had ik van mijn broers geleerd en ik had er al veel aangehad.


“Wees nooit bang voor de bal! Het is maar een bal. Wees hard. Je mag niet zacht spelen. Je mag geen medelijden hebben. Wees hard. Probeer op alle mogelijke manieren die bal af te pakken. Denk nergens anders aan, focus je op die bal. Die moet je hebben. Anders gaat het mis. Hard zijn. Laat je niet aan de kant duwen. Jij mag er zijn, jij moet er zelfs zijn. Jij bent iets waard, ook al weten anderen dat niet. Bewijs je zelf.”
Deze zinnen van Leonard zou ik mijn hele leven niet vergeten. Ze hadden me geholpen. Hoe vaak was ik niet bijna ingestort?
Ingestort onder de macht van mijn moeder?
Wees hard. Laat je niet aan de kant duwen. Jij mag er zijn.
Ze hadden me zo geholpen met mijn zelfbeeld! Hard zijn.
In deze wereld is geen plek voor mietjes. Bewijs jezelf.
Laat anderen merken dat je niet zo maar iemand bent. Jij bent jezelf.
Ik past deze zinnen toe op mijn verdediging, maar ook op mijn eigen leven. Wat was ik Leonard hier dankbaar voor!


Hij was verreweg mijn dierbaarste broer. Jammer genoeg zag ik hem niet zo vaak…
Ik schudde mezelf wakker. Ik moest nou niet afdwalen!
De finale zou bijna beginnen.
Mijn hart schreeuwde Dominic toe. “Hup Dominic, je kan het! Laat zien wat je kan! Ik houd van je!”
Ik bekeek zorgvuldig de tegenpartij. Oei; die waren niet mis. Vorig jaar had Dominic in een ander team gezeten, maar er waren daar een spelers uitgegaan. Twee hadden er examen gedaan en met twee minder konden ze niet voetballen. Het team was in tweeën gesplitst: Dominic in een team – en de andere jongens zaten in een ander team.
Deze twee teams moesten nu tegen elkaar. Ze waren echt aan elkaar gewaagd.
Er zaten immers voetballers in beide teams van het winnende team van vorig jaar!
Ik zag dat in de tegenpartij Henry zat. Henry… hij was hard tegen over jongere teams. Wybren bijvoorbeeld, die had hij steeds onderuit gehaald. Dat vond ik gemeen. Ik lachte in m’n vuistje. Dominic zou hij nooit onderuit krijgen!
Nu moest Henry laten zien dat hij kon voetballen en niet alleen tackelen.
De scheidsrechter –een van de jongens uit het winnende team van vorig jaar en een oud-leerling– floot.
Ik wist dat Tim, zo heette de scheidsrechter, een goede scheidsrechter was. En gelukkig niet partijdig.


Trouwens, het publiek zou nooit toe laten dat hij partijdig was!
Ik tenminste niet. Behalve als hij voor Dominic was.
Ik ging er eens goed voor staan. Ik blikte naast me; de plek waar Dominic had gezeten.
Ik dwong mezelf naar de wedstrijd te kijken. Tot mijn teleurstelling zat Dominic in wissel. Met mijn ogen volgde ik de bal.
De bal verwisselde snel van eigenaar en van team. De teams waren echt aan elkaar gewaagd!
Ik zag dat Henry goed was, echt goed. Waarom moest hij dan al die kleintjes tackelen? Het zou toch veel beter zijn als hij ze liet zien dat hij gewoon goed kon voetballen! Waarom moest hij nou gewoon de malle uithangen door iedereen te tackelen?
Henry was klein, nou ja, klein… dat was een groot woord. Hij was gespierd en hij speelde heel hard. Dat had ik binnen de kortste keren door.
Dominic zou nog een beste kluif aan die jongen hebben.
Bovendien had je ook nog Yves, volgens Wybren was hij de beste speler van de school.


Ik zag dat Wybren gelijk had. Als een malle, wat kon die vent rennen. Dat kwam vast door die lange benen van hem.
Hij rende amper, maar hij liep gewoon! En nog hield hij Eric bij!
Zo, die Yves kon het echt goed!
Geen wonder, hij had vorig jaar met Dominic in het winnende team gezeten.
Een beetje ongeduldig zag ik dat er helemaal niet gescoord werd.
Hup, scoor nou gewoon!
De teams hadden al een paar keer mis geschoten.
Ik richtte mijn blik op Dominic en zag dat hij met zijn hand het gebaar ‘wisselen’ maakte.
Eric ging er uit en Dominic erin.
Nu pas zag ik hoe goed Dominic was. Waarschijnlijk had hij al zijn krachten opgespaard voor dit moment.
Met frisse moed rende hij voorbij. Eerst kaapte hij de bal van Yves af en ontweek toen Henry. Vanaf een grote afstand waagde hij het schot.
Raak!
Al het publiek begon te brullen. ‘Yeah yeah!’
‘Hup Kanaries! Hup Kanaries!’
Ik brulde mee. Het was een gek gevoel opeens de naam van Dominic te kunnen schreeuwen.
‘Dominic!!’


Plotseling dacht ik aan Wybren. Ik keerde me om en keek naar Wybren.
Hij zat te midden van vijf jongens en één daarvan zat op een grote toeter te toeteren. Ik zag dat het zo’n oranje toeter was, van Koninginnedag.
Wat een geluid kwam daar uit!
Ondertussen pakte Wybren, tegelijk met de andere vier jongens, de grote gele cowboyhoeden van hun hoofd en maakten een buiging.
Eric lachte hen goedkeurend toe. Dominic stak zijn duim op.
Uitgelaten wuifde Wybren met zijn hoed.
De volgende tien minuten waren opzienbarend. Dit had ik nooit verwacht van Dominic!
Hij schoot drie keer achter elkaar in het goal. De tegenpartij zat beduusd te kijken.
Wauw, hij was echt in vorm.
Vier keer gescoord bij de beste spelers van de school!
De hele zaal begon een wave. ‘Dominic! Dominic! Dominic!’ dreunde iedereen in de maat.
‘Dominic!’
De Kanaries tilden Dominic op en maakten een vreugdedansje.
‘Kanariepietje!!’ gilde ik met Wybren. Met hartjes!! Juichte ik in mezelf erachteraan.
Linde stak haar hoofd om de hoek. ‘Wat is hier aan de hand?’


‘Het staat vier – nul… En Dominic heeft ze alle vier gescoord, in één keer!’
Nu konden ze gewoon niet meer verliezen!
Ook Wybren kon zijn mond niet houden.
‘Dominic!!’ brulde hij. ‘Hij scoorde ze achter elkaar… bam, bam, bam!’
Uitgelaten gooide hij zijn cowboyhoed de zaal in. De andere vier jongens volgden zijn voorbeeld.
De felgele hoeden vlogen door de luchten en belandden op het veld.
Tim floot. ‘Verder!’ schreeuwde hij.
De teams gingen weer verder.
Direct begonnen ze weer te rennen. Eric vloog bijna onderuit over een van Wybrens hoeden.
Ik sprong naar beneden en ook Dominic kwam er al aangerend. Hij zocht de hoeden razendsnel bij elkaar en gaf ze aan mij.
‘Wil je alsjeblieft zeggen dat ze er niet mee moeten gaan gooien?’ vroeg hij.
Ik begreep hem direct. Er zouden ongelukken kunnen gebeuren!
‘Natuurlijk!’ knikte ik. Hij keek me aan met zijn donkere ogen. Ik werd er heet van.
Hij moest me niet zo aanstaren!


Vlug draaide ik me om en overhandigde Wybren de hoeden.
‘Dank je,’ zei hij droog.
‘Je moet er niet meer mee gooien,’ zei ik. ‘Dat heeft Dominic gezegd. Het is heel irritant.’
Het voelde gek zo maar Dominics naam in mijn mond te nemen.
Wybren knikte. ‘Oké.’
Ik keerde me weer om naar de wedstrijd.
Opeens werd er aan m’n haar getrokken. Ik draaide me om. Jasper.
Hij had zijn hoofd tussen de kar met matten en de muur geschoven. Ik lachte en nam hem in de houdgreep.
‘Genade!’ kreunde hij.
Ik liet hem direct los, maar kon het niet laten even aan zijn haar te trekken.
Wat een bult gel mikte hij erin, zeg.
‘Hoeveel staat het eigenlijk?’ vroeg hij.
‘Vier – nul.’
‘Ah.’
‘Dag Jasper,’ ik duwde hem terug naar achteren.
Beledigt keek hij me aan.
Ik moest lachen en streek hem over zijn haar alsof hij een klein jongetje was.
‘Ha, dat maakt het weer goed,’ zei hij met een tevreden gezicht en knipoogde naar me.


Toen ik weer naar de wedstrijd keek, was Dominic er niet meer. Hij zat zeker in de wissel.
Dat was inderdaad zo. Hij zat juist in de lange wissel, dus liep hij naar ons toe.
Ik trilde van opwinding. Hij liep weer naar ons!
Dominic ging bij Wybren staan. Ik zag dat hij tegen de kast leunde; ik ook – alleen aan de andere kant.
Wybren begon een triomfantelijk verhaal.
‘Wauw! Hoe deed je dat, Dominic?’
‘Het gebeurde gewoon!’ lachte Dominic met zijn donkere stem.
Het eersteklassertje naast Wybren begon weer op zijn oranje toeter te blazen en Dominic pakte hem af. ‘Au! Jochie, ik wil niet doof naar huis!’
Dominic zette de toeter aan zijn mond en blies zo hard als hij kon in het oor van het ventje. Die begon te gillen.
Wat een geluid kwam er uit die toeter!
En wat een geluid kon Dominic eruit krijgen, zeg.
Geschrokken keek het jongetje Dominic aan toen die stopte. ‘Zo,’ zei Dominic. ‘Was het fijn?’
Aarzelend schudde de jongen het hoofd.
‘Nou dan,’ zei Dominic. ‘Kappen. En als je het niet kunt laten… doe het dan zachter.’
Ik was het hartgrondig met Dominic eens. Die toeter begon echt op mijn zenuwen te werken.


Er ging een luid gejuich op uit het publiek. Wat was er aan de hand?
Ten Hove had gescoord!
‘Ten Hove! Ten Hove!’ riep iedereen, met de nadruk op iedere lettergreep.
Wybren gooide samen met zijn metgezellen zijn hoeden weer het veld in.
‘Wybren!’ riep ik.
Dominic keek me fronsend aan.
Dacht hij dat ik het niet tegen Wybren had gezegd?
Ik haalde mijn schouders op en keek hem wanhopig aan.
Hij lachte me bemoedigend toe… gelukkig.
‘Wybren!’ schreeuwde hij. ‘Ophouden! Dat is echt heel irritant! Zag je niet dat Eric er net bijna overheen viel?’
Wybren keek hem schuldbewust aan. ‘Sorry, even vergeten…’
Dominic sloeg hem op z’n schouder. ‘Maakt niet uit, maar de volgende keer niet meer doen.’
Dominic greep de toeter en begon naar hartenlust te blazen.
‘Hé, nou doe jij het wel!’ zei de eersteklasser.
‘Ja, maar nu is er gescoord. En bovendien, ik doe het niet zo hard als jij!’
Ik grinnikte. Dominic had zich er goed uitgewerkt.
‘Dominic!’ het was de jongen met de felgroene voetbalschoenen.
‘Ja?’
‘Wisselen!’
‘Nu al?’ Dominic keek hem verbaasd aan.
‘Rennen!’ riep de jongen.


Dominic duwde me de toeter in handen, omdat ik het dichtste bij hem stond.
Hij sprong naar voren en liep het veld in. De jongen met de groene schoenen ging eruit.
Daar stond ik nu; met die toeter. De jongen, van wie de toeter was, vroeg: ‘Mag ik hem weer terug?’
Geen denken aan.
Ik zette de toeter aan mijn lippen in de hoop Dominic te voelen.
Dominic had zojuist ook met dit ding aan zijn lippen gezeten…
Ik moest geen gekke dingen gaan denken. Doe normaal.
De jongen rukte de toeter uit mijn vingers.
Dag, Dominic.
Er werd geschreeuwd. Had Dominic gescoord?
Nee, de andere partij!
Ach, Dominic zou toch wel winnen. Later merkte ik dat het er toch omging spannen. De tegenpartij had al weer een paar keer gescoord!


‘Hoeveel staat het?’ vroeg ik trillend aan een meisje.
‘Vijf – vier,’ antwoordde ze somber.
‘Voor?’
‘Voor de Inglorious Bastards…’
‘Shit!’ mompelde ik. De Kanaries liepen achter! Gekke naam trouwens, Inglorious Bastards. Waar zou dat op slaan? Roemloze Bastaarden.
Aha. Nee, ik snap het. Roemloze Bastaarden. Nou, zo roemloos dus niet, dacht ik gefrustreerd. Ze zaten in de finale en het stond vijf – vier voor die Roemlozen.
Niet dus. Bedenk volgende keer een betere naam, dacht ik wrevelig.
Eric maakte een goal. Yes! Het stond weer gelijk!
Ik ging uit mijn dak. De hele zaal stond te brullen en te springen.
‘Eric! Eric! Eric!’
Ik lette op Wybren. Geen hoeden dit keer. Hm, ze hielden zich dus aan hun woord.
‘Kanaries!’ hoorde ik keihard schreeuwen. Was dat de stem van Stan?
Met mijn ogen zocht ik de zaal af. Ja!
Het was Stan, hij stond aan de overkant. Hallo, wat kan die vent schreeuwen. Heel bijzonder.
‘Eeeeeeeric!!’
Ik keek hem vol verbazing aan. Wat een geluid bracht Stan voort!
Hij zag me kijken en knipoogde naar me. Ik glimlachte terug en voelde dat ik rood werd. Shit. Waarom dat nou weer? Het was gewoon Stan. Het was Dominic niet.


De teams speelden weer verder. Juist toen ik even niet oplette, hoorde ik een schreeuw.
Geen goal. Het was een schreeuw van pijn.
Ik sprong naar voren. Henry! De zesdeklasser had een sliding gemaakt en was met zijn hoofd tegen de muur gevallen! Direct schoot een van de conciërges toe.
‘Zo!’ liet ik me ontvallen. ‘Dat zal zeer doen!’
Wybren schudde zijn hoofd. ‘Nee. Hij bloedt niet eens. Volgens mij is er wat anders.’
Nu ik goed keek, zag ik het ook. Hij hield zijn hand op zijn been; niet op zijn hoofd. Vreemd.
Ik drong door de mensenmassa wat dichterbij.
Ik hoorde Henry zacht kreunen.
‘Je hoofd?’ zei de conciërge, die bij hem neerknielde.
Henry schudde zijn hoofd. ‘Kramp…’ mompelde hij. ‘Oh… mijn been!’
‘Welk been?’
‘Allebei.’
‘Allebei?’ de conciërge keek hem verbaasd aan.
Ik legde snel een link. Hij had kramp gekregen in beide benen en had toen waarschijnlijk geen controle meer gehad over zichzelf. En toen was hij tegen de muur geknald. Aha.
Arme Henry.


Ik liep weer terug naar mijn plaatsje. ‘Wat had hij?’ Wybren keek me nieuwsgierig aan.
‘Hij had kramp in beide benen.’
‘Zo!’ floot Wybren. ‘Dat is niet mis!’
‘Maar,’ liet hij er wraakzuchtig op volgen. ‘Nou heeft hij mooi zelf ook pijn, nadat hij me heeft getackeld. Voelt hij ook eindelijk eens hoe dat voelt.’
‘Zou hij nog mee doen?’ vroeg ik, expres niet ingaand op zijn wraak.
‘Ik weet het niet,’ aarzelde Wybren. ‘Ligt eraan of die kramp gauw verdwenen is.’
‘Nu hebben de Kanaries wel meer kans!’ zei ik tevreden.
‘Ik denk niet dat ze dat leuk vinden,’ zei Wybren. ‘Nou is het niet meer zo’n uitdaging. Ze zouden toch wel gewonnen hebben.’
‘Denk je dat, ja?’ vragend keek ik hem aan.
‘Natuurlijk!’ zei Wybren. ‘weet je hoe goed Dominic is! En Ten Hove, en Eric en de rest.’
Ik keek hem uitdagend aan. ‘En Yves dan? Jij zei altijd dat hij de beste voetballer van school was.’
‘Dat is zo, maar hij heeft voor de rest niet zo’n sterk team. En nu Henry eruit is, al helemaal niet.’


‘Shadow was goed,’ zei ik. Shadow speelde vorig jaar mee, bij Dominic in het team. Hij was een neger, klein en watervlug. Vandaar de bijnaam Shadow.
Dominic had als bijnaam Sneaky gehad. Daar zat Snake in: slang. En natuurlijk sniekie, ja, ik weet niet hoe je dat in normaal Nederlands zegt.
Ik wendde me tot Wybren. ‘Waarom doet Shadow dit jaar eigenlijk niet mee?’
‘Ik weet het niet,’ zei Wybren weifelend.
‘Hoeveel staat het nu eigenlijk?’
‘Weet ik niet…’ Wybren stond op en probeerde op het scorebord te kijken.
‘Ik kan het niet zien!’
‘Hm… lastig dat het scorebord zo staat, dan kan heel deze kant het niet zien.’
‘Wacht!’ Wybren greep zijn mobiel en tikte een nummer in.
‘Ha Ruben!’ zei hij in zijn mobiel.
‘Wybren?’ hoorde ik een onduidelijke stem uit zijn mobiel komen.
‘Hoeveel staat het?’
Nu begreep ik het. Ruben stond aan de overkant en kon dus wel op het scorebord kijken!
‘Zeven – zes.’
‘Bedankt.’ Wybren drukte zijn mobiel weer uit.
‘Zeven – zes.’
‘Ik hoorde het, ja.’


Zo, ik had best wat gemist van de wedstrijd! Een poosje geleden stond het nog
vijf – vijf.
‘Hoe lang nog?’ schreeuwde Wybren naar scheidsrechter Tim.
‘Nog een minuut!’
Een minuut! De Kanaries zouden winnen. Sowieso.
Een minuut. Daarin zou de tegenpartij nooit meer een goal kunnen maken.
Ik lette goed op Dominic. Nog een minuut.
Hierna zou ik hem nooit meer zien voetballen. Nooit meer. Dominic. Kanariepietje!
Tim keek goed op zijn stopwatch en begon toen af te tellen.
De hele zaal begon mee te tellen.
‘Tien… negen… acht…’
Dominic had de bal!
‘Dominic!!’ gilde ik.
De zaal nam mijn kreet over. ‘Dominic!’
Dominic kwam steeds dichter bij het goal…
Yves blokkeerde hem…
Een wanhoopsdaad. Een hoge lob over Yves heen…
De bal schoot over de handen van de keeper heen die hem hardnekkig probeerde vast te grijpen.
Recht in de kruising.
Goal!!


Dominic balde zijn vuisten in de lucht en buitelde de zaal rond.
Ik zag hoe zijn mond open ging en ik hoorde zijn overwinningskreet.
‘Yeah!!!’
Ik kon zijn euforie tot in de puntjes van mijn lichaam voelen en ik werd helemaal warm.

Hij rende en rende…
Zijn korte witte broek om zijn gespierde benen, zijn voet haalde uit en de bal vloog in het doel.
“Goal!” schreeuwde hij.


De overwinningspunt. Gemaakt door Dominic. Mijn Dominic!
‘…drie… twee… één… nul!!’
Dominic maakte van pure blijdschap een radslag door de zaal.
De spelers van de Kanaries renden naar elkaar toe.
Ze sloegen hun armen om elkaars schouders en maakten een vreugdedans door de zaal.
‘We will strike again!!’
Ze lieten elkaar los en Dominic hurkte neer op de grond. De rest van de gele partij volgde zijn voorbeeld.


Iedereen was doodstil. Toen hoorde ik Dominic tellen: ‘Drie… twee… één!’
Allemaal tegelijk maakte ze een lange koprol door de zaal. Ik moest lachen. Het zag er zo gek uit. Allemaal van die grote kerels die een koprol maakten. Dominic liet zich uitrollen en kwam in één lijn direct weer omhoog. Hij trok Ten Hove aan zijn handen overeind en juichte hard.
Ik zag dat de tegenpartij een beetje verlegen wegslopen. Ik vond het zielig. De andere partij immers de twee vorige keren gewonnen. En nu verslagen door een volslagen onbekend team, behalve Dominic dan.
Het publiek, alle leerlingen, liepen het veld in.
Ze feliciteerden de Kanaries. Ik durfde Dominic niet te feliciteren.
Stel je voor, dat hij zei: ‘Hé, wie ben jij eigenlijk?’
Nou, dan stond ik daar. Nee, dat durfde ik echt niet.


Iedereen was doodstil. Toen hoorde ik Dominic tellen: ‘Drie… twee… één!’
Allemaal tegelijk maakte ze een lange koprol door de zaal. Ik moest lachen. Het zag er zo gek uit. Allemaal van die grote kerels die een koprol maakten. Dominic liet zich uitrollen en kwam in één lijn direct weer omhoog. Hij trok Ten Hove aan zijn handen overeind en juichte hard.
Ik zag dat de tegenpartij een beetje verlegen wegslopen. Ik vond het zielig. De andere partij immers de twee vorige keren gewonnen. En nu verslagen door een volslagen onbekend team, behalve Dominic dan.
Het publiek, alle leerlingen, liepen het veld in.
Ze feliciteerden de Kanaries. Ik durfde Dominic niet te feliciteren.
Stel je voor, dat hij zei: ‘Hé, wie ben jij eigenlijk?’
Nou, dan stond ik daar. Nee, dat durfde ik echt niet.


Wel liep ik naar Ten Hove, maar dat was mijn gymleraar.
Linde was me voor. ‘Gefeliciteerd!’
Ze gaf hem een hand. ‘Ah… u hebt zweethanden!’
Ik schoot in de lach. ‘Wat dacht je dan!’ zei Ten Hove. ‘De hele avond voetballen is niet niks hoor. Geen wonder dat ik nat van het zweet ben!’
Ik grinnikte en schudde hem ook de hand.
‘Goed gedaan, Ten Hove! Gefeliciteerd!’
‘Bedankt!’ hij lachte zijn tanden bloot.
‘Trouwens,’ zei ik, ‘die zweethanden vallen best mee.’
Ik knipoogde naar hem.
‘Gelukkig, in ieder geval een die dat niet vindt…’ verzuchtte hij.
Jasper volgde Lindes en mijn voorbeeld.
‘Na-aper,’ grinnikte ik tegen hem.
Hij stak zijn tong uit.
‘Kom, we moeten nu gaan, hoor!’ zei Linde. ‘Anders missen we ook nog eens de lijndienst, en dan zijn we nog later thuis.’
Samen met Jasper, Ruben, Linde en Wesley liep ik naar buiten.
Even later kwamen ook Tycho, Yannick en JeanLuc eraan.
Wij woonden allemaal in DTC.


‘Zou de school nog open zijn?’ vroeg ik aan Jasper.
‘Ik weet het niet… waarom?’
‘Mijn tas en jas liggen daar nog.’
‘Ik denk het wel, hoor,’ zei Wesley. ‘Wel opschieten, want de bus komt zo.’
Ik knikte en rende naar de school. Ik probeerde de deur. Open. Gelukkig.
Ik greep mijn tas en jas. Ik deed mijn jas aan en ging weer naar buiten.
De rest was allemaal al naar de bushalte gelopen. Behalve Jasper.
Hij stond voor de deur en wachtte me op.
‘Bedankt!’
Hij grijnsde. ‘Ik ben heel hyper… jij?’
Was ik hyper? Zeker! Ik was super blij.
Van pure blijdschap sloeg ik mijn arm om zijn schouders en hij deed hetzelfde bij mij. Lastig, ik was net iets kleiner.
Jasper lachte. ‘Hoe lang gaan we dit volhouden?’
‘Zo lang als… ja, weet ik niet.’
Vrolijk liepen we naar de bushalte.


Stel je voor, dat Jasper Dominic was.
Daar aangekomen haalde hij zijn arm van mijn schouder. Er stond een flinke groep mensen.
‘Ik hoop dat we allemaal in de bus passen…’ zei ik bezorgd.
‘Vast wel!’ zei Linde.
Plotseling zag ik Ruben. Hij stond in zijn eentje tegen de lantaarnpaal.
Hij keek niet heel vrolijk. Eerder teleurgesteld, verdrietig.
Waarom?
Opeens wist ik het. Ik liep naar hem toe en raakte zijn arm even aan.
‘Hé, het is echt niet erg dat je niet in de finale bent gekomen…’
‘Ja, maar het was mijn schuld! Als ik de ballen beter tegen had gehouden… ik was de keeper!’
Ik wist dat ik nu vooral niet zo’n antwoord moest geven van ‘het is maar een spel’.
Ik zuchtte. ‘Niet jouw schuld. Jij hebt je best gedaan. Weet je hoe goed jij kan keepen! Dat zou ik echt niet kunnen!’
En ik meende het. Zelfs de meest moeilijke ballen kon hij te pakken krijgen.
Ruben haalde zijn schouders op. ‘Ik ben bang dat ik volgend jaar niet meer mee mag doen, met DTC.’
‘Waarom?’


‘Omdat ik veel jonger ben en omdat we niet in de finale kwamen.’
‘Echt niet!’ zei ik. ‘Vorig jaar zat je wel in de finale en toen was je nog een jaar jonger! Toen zat je in de tweede! Dus daar ligt het niet aan. Waarschijnlijk had je gewoon een slechte dag of gewoon te goede tegenstanders.’
‘Ik weet het niet.’ Ruben haalde weer zijn schouders op.
Ik wist dat ik niet verder kon gaan. Het zou niet helpen. Als Ruben in zo’n bui was, kon je er niets tegen beginnen.
Ik ging bij het groepje van Jasper en Linde staan. Jasper was alweer zijn dopjes van honderd euro aan het showen. Ik grinnikte. Wanneer deed hij dat niet?
‘De bus!’ ik wees met mijn hand naar het einde van de weg.
Inderdaad doemden daar de lichten van de bus op. Tot mijn grote schrik kwam er nog een grote groep mensen aanlopen. Moesten die allemaal in zo’n klein rotbusje?
Ik pakte mijn buspasje en ging bij de weg staan. De bus stopte een meter naast mij. Gelukkig. Ik wist zeker dat er heel veel niet mee konden, dus was ik blij dat ik dichtbij stond. Iedereen drong voor. Ik hoefde mijn pasje niet eens te laten zien, de chauffeur had er zeker geen zin in. Zou ik ook niet hebben, met zo’n grote groep.
Ik schuifelde naar achteren en ging in de tweezits zitten. Jasper kwam naar achteren en ging naast mij zitten.


Achter me waren vijf stoelen naast elkaar. Er zaten drie meiden en een jongen. Er was dus nog één plek over, maar de jongen ging heel breed zitten.
Er kwam een meisje naar hem toe en vroeg of ze daar mocht zitten.
‘Nee,’ zei de jongen.
Asociaal! De hele bus was vol, iedereen stond tegen elkaar gedrukt. Tien mensen konden niet mee. En die jongen zit op twee plekken! Asociaal joch.
Ik zat ondertussen naast Jasper, die Linde op schoot had en bij mij zat JeanLuc op schoot. Wybren kwam er ook nog aan schuifelen en kwam ook nog bij ons staan.
Echt overvol. Ik keek naar de asociale jongen. Hij had nog steeds twee stoelen in gebruik. Er kwam een meisje de bus inlopen, en de jongen riep: ‘Kom hier! Judith, kom maar hier!’
Gemeen! Het meisje moest iedereen vragen aan de kant te gaan. Eindelijk was ze achterin en ze plofte neer naast de jongen. Met een woord: Asociaal.
Niet normaal meer. Maar oké. De bus zette zich in beweging. Ik was moe en legde mijn hoofd op JeanLuc’s rug. Kon me echt niets schelen hoe andere mensen daarover dachten. Ik sloot mijn ogen. Heerlijk.






Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 8:
Een avontuurlijke avond

Overzicht verhalen
Informatie & voorwaarden
Home
Aanwezige users:


Niet ingelogd



Anno 2012
Pages created by nanny