Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Een roep om hulp
Hoofdstuk 2: Bij kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 3: De ruine van Abaron
Hoofdstuk 4: Het vrouwtje bij het vuur
Hoofdstuk 5: Het antwoord van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 6: Terug uit de ruine
Hoofdstuk 7: Op weg naar de heks - een nare ontdekking
Hoofdstuk 8: Bij de heks Ziggara
Hoofdstuk 9: Ziggara is boos op de elfjes
Hoofdstuk 10: Een gast voor Ziggara
Hoofdstuk 11: Wat is de Rode Steen?
Hoofdstuk 12: Joris en Resi in het nauw
Hoofdstuk 13: Gevlucht!
Hoofdstuk 14: Voor de tweede keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 15: Toverkracht van de blauwe bloemen
Hoofdstuk 16: Ontmoeting in het bos
Hoofdstuk 17: Te gast bij de elfjes
Hoofdstuk 18: Terug naar Ziggara
Hoofdstuk 19: Het huisje van kabouter Rompelpot
Hoofdstuk 20: Opnieuw de Rode Steen
Hoofdstuk 21: Gebeurtenissen in de nacht
Hoofdstuk 22: Voor de derde keer in de ruine van Abaron
Hoofdstuk 23: Een schok voor Joris en Resi
Hoofdstuk 24: Achter kabouter Rompelpot aan
Hoofdstuk 25: In de Groene Vallei
Hoofdstuk 26: Voor de laatste keer Ziggara
Hoofdstuk 27: Bij de geitenhoeder
Hoofdstuk 28: Met Bart in de bergen
Hoofdstuk 29: De spelonk
Hoofdstuk 30: Waar is kabouter Rompelpot?
Hoofdstuk 31: Kabouter Grisius
Hoofdstuk 32: Hard werken
Hoofdstuk 33: Op het nippertje!
Hoofdstuk 34: Het einde
Hoofdstuk 35: Slot
Hoofdstuk 8: Bij de heks Ziggara
Eerst gebeurde er helemaal niets. Maar toen, na lange tijd, klonken ineens sloffende voetstappen vanuit het huisje. Het sloffen ging richting de deur en de jongen en het meisje beseften dat de heks er nu echt aan kwam.
Er klonk gerommel aan de ander kant van de deur, en een gemiauw. En toen werd de deur opengedaan.
Nieuwsgierig keken Joris en Resi naar de vrouw die daar voor hun op de drempel stond. Ze verwachtten een heks te zien, en ze werden niet teleurgesteld. Daar stond een oude vrouw, met een lelijk, diep gerimpeld gezicht met een grote, puntige neus. Een beetje als Resi, maar dan nog veel en veel erger. Lange, grijze, vettige haren piekten aan de zijkanten van het gezicht omlaag. En bovenop haar hoofd droeg de heks een zwarte puntmuts waarop enkele zilverkleurig sterren stonden. Verder droeg ze een lang, zwart gewaad wat een jurk moest voorstellen, maar dat geen enkele vorm had en dat tot aan haar enkels reikte; en zwarte, enorme schoenen die allebei aan de uiteinde omhoog krulden. Net alsof in het laatste stuk geen voet meer zat, en haar schoenen eigenlijk te groot waren. Aan de voeten van de heks stond een zwarte kat die verontwaardigd naar Joris en Resi blies.
"Dag kinderen," zei de heks met een stem die helemaal niet onaardig klonk. "Wat willen jullie?"
Joris verzamelde zijn moed bij elkaar.
"We zouden hier graag een poosje willen logeren," zei hij dapper. "Kunt u ons in ruil voor wat karweitjes onderdak geven?"
Even dacht de jongen dat de vrouw nu naar de hokken die rechts van de boerderij stonden, zou wijzen. Dan zou hij echt Hans uit het sprookje van Hans en Grietje zijn! Maar tot zijn opluchting knikte de vrouw met haar hoofd en deed de deur toen verder open.
"Komen jullie maar binnen," zei ze tegen de twee kinderen. "Dan zullen we eerst kennis maken."
De kat blies nog steeds heftig. Maar de vrouw pakte het beest bij zijn nekvel en hief het omhoog.
"Let maar niet op mijn kat," zei ze tegen Joris en Resi. "Ze is wat schuw en houdt niet van bezoek."
De heks zette de kat op de trap die vlak achter de deur in een hoek begon, en de kat vluchtte omhoog.
De heks ging hun voor, langs de trap, door de gang, naar achteren. Daar was een keuken. Een flinke keuken was het. Met een vloer van zwart-witte, vierkante, gepolijste stenen, en een grote, houten tafel in het midden. Om de tafel stonden vier stoelen, en de heks nodigde haar bezoekers uit er plaats te nemen.
Toen ze zaten, keek Resi de keuken rond. Het was een ouderwetse keuken. Precies een als uit sprookjesboeken. En nog ouder dan de keuken bij kabouter Rompelpot was. Er stond een pomp in de hoek bij het raam, waaruit het water gehaald werd; en iets verderop achter een klein hekje hing een enorme ketel, met daaronder een stapel hout voor het vuur. Verderop stond nog een hoge kast met gesloten deuren.
Langs de muren waren twee rijen planken bevestigd, die allemaal vol met verschillende potten en flessen stonden, waarin van alles zat. Net zoals bij kabouter Rompelpot, maar het zag er hier allemaal nog veel geheimzinniger en hekseriger uit.
"Wel," zei de heks en ze ging ook zitten.
"Laat me jullie eens goed bekijken."
Er volgde een stilte waarin de heks de gezichten van de kinderen nauwkeurig bestudeerde. Resi vroeg zich af wat de heks eraan aflas. Ze voelde zich erg onzeker onder haar onderzoekende blik. Voor de eerste keer was het meisje blij dat ze bij de ruine van Abaron lelijk was geworden. Dat was inderdaad een heel goede vermomming!
"Hmm," zei de heks, terwijl ze van de een naar de ander keek. "Jullie zijn niet van hier. Waar komen jullie vandaan?"
"Van over de bergen," antwoordde Joris op goed geluk.
"De Dwalen-bergen of de Witte-bergen?" vroeg de heks.
"Oeps," dacht Joris geschrokken. Maar hij antwoordde: "De Dwalen-bergen."
"Hmm," zei de heks. "Hmmm, dat gebied ken ik niet zo."
"Pfjoei," dacht Joris. Hij was opgelucht dat dit goed gegaan was.
"En zijn jullie hier om glimstenen te kopen?" vroeg de heks op een toon alsof ze het niet zeker meer wist.
"Nee," antwoordde Resi, "we willen vragen of we hier een poosje mogen logeren."
"In ruil voor karweitjes," voegde Joris er aan toe.
"Oh," zei de heks. "Oja. En wat zoeken jullie dan hier?"
Hier wisten zowel Joris als Resi geen antwoord op te geven. De beide kinderen keken elkaar aan.
"Niets," antwoordde Resi.
"We zwerven rond," voegde Joris er snel aan toe. "En nu willen we een poosje hier blijven."
"Oh ja," zei de heks. "Zo zo."
"Nou, het geluk wil dat me dat eigenlijk wel goed uitkomt. Ik heb het deze tijd erg druk, en een paar handen kan ik wel gebruiken.
Ja, jullie mogen hier logeren. Als jullie mij tenminste van dienst zijn."
"Oh ja, dat willen we," zeiden Joris en Resi allebei tegelijkertijd.
"Goed," zei de heks. "Dan beginnen we maar meteen."
"Ik heb nieuw hout nodig voor mijn kookvuur. Dat kan jij mooi doen, jongen."
En de heks knikte naar Joris.
"En jij, meisje, kan vandaag mijn kruidentuin wieden. Ik moest het al een hele tijd doen. Weet je het verschil tussen kruiden en onkruid?"
Resi trok een bedenkelijk gezicht. Ze had nog nooit een kruidentuin gewied! Ze kende geen enkele kruid bij naam, laat staan wat ze wist wat onkruid was en wat niet! Maar de heks was vandaag in een goede bui.
"Ik zal het je laten zien," zei ze goedmoedig tegen Resi.
Ze stond op en nam het meisje mee. In de keuken was een keukendeur, en toen Resi daardoorheen liep stond ze aan de andere kant van het huisje. Achter het huis lag een enorme tuin. Hier kweekte de heks haar kruiden. Met stenen had de vrouw de tuin in stukken verdeeld, en in elk stuk kweekte ze weer een ander soort kruid. Er waren honderden van zulke stukken.
"Kijk," zei de heks tegen Resi en wees om haar heen. "In elk stuk groeit een kruid. Dus alles wat anders is dan dat kruid, moet weg. Eigenlijk is het heel simpel. Trek het onkruid eruit met wortel en al, want anders groeit het zo weer op. Neem een mand, hier deze."
En de heks gaf Resi een mand die onder een afdakje op een plank stond die aan de achterkant van het huis was vastgemaakt.
Vlakbij hing ook een bijl en die gaf de heks aan Joris.
"Ga het bos in en zoek wat droog hout voor me," zei ze tegen hem. "Mooi droog hout voor het vuur."
"Ja, mevrouw de heks," antwoordde Joris beleefd en een beetje angstig.
Hij tilde de bijl, die een beetje zwaar was, omhoog en probeerde hem op zijn schouder te laten rusten. Net zoals hij het wel eens op plaatjes in boeken had gezien. Maar het ging fout, en de bijl viel met een doffe klap in de aarde vlakbij. De heks sprong op.
"Wat is dat?" vroeg ze wat geergerd.
"Het spijt me," antwoordde Joris. Hij pakte de bijl opnieuw op, en hield hem nu maar in zijn handen. Toen liep hij er mee weg.
De heks ging weer naar binnen, en liet Resi achter bij haar mand. Joris kwam teruggelopen.
"Nou," zei Resi tegen Joris toen de heks weg was. "Daar staan we dan."
Joris keek met een zuur gezicht naar de bijl die hij maar weer op de grond had laten rusten. Tjonge, wat was dat ding zwaar. Hij antwoordde niet.
"Ik ga maar beginnen," onderbrak Resi tenslotte de stilte. "Sterkte jongen, met je bijl. Ik geloof dat jij dat wel nodig hebt."
"Wees niet zo grappig," bromde Joris. "Moeten we soms ruilen?"
"Nee," zei Resi. "Ik kan die bijl helemaal niet hanteren. Nee, ik ga hier wel op mijn knieen tussen de planten. Ga nu maar, straks krijg de heks argwaan."
Joris gromde, maar liep toch het bos in.
De ochtend ging snel voorbij. Resi plukte onkruid zo goed als ze kon. Aan het eind van de ochtend was de mand vol, en zaten haar handen onder de paarse vlekken. Een van de planten die het meisje eruit had getrokken, had een paarse sap afgegeven en dat paars ging niet meer van haar handen af.
Joris kwam terug uit het bos terwijl hij een hele stapel hout droeg. Het was hem gelukt een oude, dode tak te vinden, en die had hij in stukjes gehakt. Zijn spieren deden pijn van het harde werk.
Ondertussen was de heks de hele tijd in het huisje bezig geweest. De kinderen wisten niet wat ze daar gedaan had. Door het raam in de keuken had Resi haar af en toe bezig gezien, en ook had ze rook uit de schoorsteen van het huisje zien komen. Ze vermoedde dat de heks vanochtend iets gebrouwen had.
De heks kwam naar buiten toen ze Joris met het hout zag terugkomen, en ze keek heel tevreden. Ook over het werk van Resi was ze tevreden.
"Kom maar naar binnen," zei ze tegen de twee kinderen. "Ik heb eten klaarstaan."
De heks ging hun voor het huisje in en Joris en Resi keken elkaar bang aan. Konden ze het voedsel van de heks wel eten? Dit was nog wel een stukje griezeliger dan de soep van Elsa en nu waren er geen blauwe bloemen die hun raad konden geven. Ze moesten echt zelf beslissen.
"Laten we het maar doen," fluisterde Resi tegen Joris. "We kunnen niet hier overnachten, en ondertussen niet bij haar eten. Laten we het er maar op gokken."
En dus namen de twee kinderen aan de tafel plaats en wachtten met een bang gevoel op wat de heks hun zou voorschotelen.
Het bleek mee te vallen. De heks zette gewoon brood op tafel en voor iedereen een appel. Alleen het drinken was wat vreemd: een glas met een gifgroen brouwsel erin.
"Dat is kruidensap," legde de heks uit toen ze de kinderen naar het glas zag kijken. Zelf had de heks ook een glas, en ze dronk er rustig van. Dus toen dronken de kinderen het ook. Het sap smaakte naar groente en kruiden, en ik weet niet wat allemaal meer. Het was heel vreemd, maar niet vies. Na het drinken keken de twee kinderen elkaar aan. Ze keken of ze wat raars bij elkaar zagen. Maar gelukkig was er niets gebeurd.
Ook 's middags had de heks weer karweitjes voor ze. Joris moest het gras op de open plek maaien, en Resi ging door met onkruid wieden. Het was een zonnige dag, en terwijl de kinderen zo buiten aan het werk waren, bedachten ze allebei dat het op deze manier niet erg was om karweitjes voor de heks te doen.
Toen de avond viel, riep de heks de kinderen weer naar binnen. Opnieuw had ze een maaltijd voor ze klaargemaakt. Het bestond uit vlees van het een of ander dier, en groenten. Het vlees smaakte wat vreemd, en de kinderen durfden niet te vragen van welk dier dit afkomstig was. Maar het smaakte gelukkig wel.
Na het eten waren de kinderen nog niet klaar. Er moest worden afgewassen. De heks liet Resi een grote, grijze teil zien, en zette toen een potje op tafel. Achter het glas van het potje zag Resi een mengsel van bladeren, zaden en knoppen zitten.
"Dit moet in het water," legde de heks het meisje uit. "Daarvan wordt de vaat weer schoon. Het water kun je met de pomp oppompen. Succes kinderen. Ik kom straks kijken of alles schoon is."
Toen ging de heks naar de kamer aan de voorkant en liet Joris en Resi achter in de keuken met de teil en het potje.
"Nou," zei Joris, "laat ik maar eens gaan kijken hoe deze pomp werkt. Oei, ik ben moe van de dag. Als het pompen maar lukt. Vreemd dat de heks geen stromend water heeft."
De jongen ging aan het werk met de pomp. Zijn spieren deden zeer van het hout hakken en het maaien vandaag, maar hij zette door en het lukte hem om water uit de pomp te krijgen. De teil vulde zich.
"Het is wel koud water," zei Resi bezorgd terwijl ze met haar hand voelde. "Moeten we het niet eerst koken?"
Joris haalde zijn schouders op en wees naar de grote ketel die achter het hekje hing.
"Weet jij hoe dat werkt?" vroeg hij terug.
Resi schudde met haar hoofd.
"Laat het maar koud," zei Joris. "De heks heeft er ook niets over gezegd. Misschien dat die kruiden van dat potje nog helpen."
Resi hield het potje met de zaden en knoppen omhoog en bestudeerde de inhoud.
"Het ziet er niet naar uit," zei ze. "Ik hoop dat Ziggara zich niet vergist heeft."
Ze opende het potje en schudde toen wat van het zaden- en knoppen-mengsel in het water van de teil. Met haar handen roerde ze het mengsel door het water.
Direct begonnen allerlei stukjes blad te drijven, en aan de wand van de teil en aan haar handen te kleven. Het meisje trok een vies gezicht. Maar tegelijkertijd werd het water ook zeperig, en dat was wel weer goed.
Joris en Resi wasten af. De vaat was groot, want het was van de hele dag. De blaadjes in het water waren heel irritant. Steeds opnieuw plakten ze aan de kopjes en borden. Op een gegeven moment verwijderde het meisje ze maar niet meer, en kreeg Joris ze aan zijn droogdoek.
De grote pot hing aan de ketting boven het vuur. Resi knikte ernaar.
"Zou die pot ook moeten?" vroeg ze aan Joris.
De jongen ging naar de pot en boog zich erover.
"Hij is nog vol," antwoordde hij Resi. Hij schudde met zijn hoofd. "Nee, laat die maar zitten."
"Ik hoop dat we het goed doen," zei het meisje angstig. "Ik hoop dat de heks niet boos op ons wordt."
"Nee, dat hoop ik ook niet," mompelde de jongen. "Maar we doen ons best."
Toen de afwas was gedaan, en de hele tafel vol schone kopjes, glazen, potten en borden stond, gingen Resi en Joris verlegen naar de kamer aan de voorkant. Daar zat de heks. Ze was een boek aan het lezen, maar toen ze de kinderen zag komen, sloeg ze het boek dicht.
"Zijn jullie klaar?" vroeg ze aan de jongen en het meisje. "Dan is het nu tijd voor spelletjes. Ik ben blij dat jullie er zijn. Ik heb al lang niet meer met iemand gespeeld. Neem plaats in die stoelen, dan pak ik de kaarten."
De heks stond op, borg haar boek weg, en kwam toen terug met een spel kaarten. Ze deelde de kaarten aan de kinderen uit. Toen legde ze uit hoe het spel ging. Het spel was heel eenvoudig. De kinderen hadden meteen door wat ze moesten doen. Ze hadden het nog nooit gespeeld, maar het leek hun wel een leuk spel.
Toen begonnen ze.
De kinderen begonnen met goede moed en deden hun best, maar toch verloren ze iedere keer opnieuw. En de heks won iedere keer. De vrouw grinnikte.
"Weer gewonnen," zei ze tegen de kinderen. "Jullie moeten beter spelen. Maar goed, jullie zijn natuurlijk nog beginners, en ik ben ervaren. Kom laten we het nog een keer proberen."
De heks schudde de kaarten en deelde ze opnieuw uit voor het volgende potje.
Resi en Joris deden echt hun best. Maar weer verloren ze.
De tijd vloog om. Toen de kinderen opkeken, was het buiten al donker aan het worden. In de kamer werd het ook donker. De heks legde haar kaarten neer, en stak een lamp aan.
"Tjonge, wat gaat de tijd toch snel," zuchtte ze tegen de kinderen. "Nog een rondje, kinderen. Eens kijken of jullie nu van me winnen. Daarna gaan we naar bed."
Ze speelden nog een ronde, en Resi en Joris deden opnieuw hun uiterste best. Maar toch verloren ze ook dit keer. Triomfantelijk legde de heks aan het eind haar kaarten neer.
"Ik heb weer gewonnen!" zei ze tevreden. "Alle keren gewonnen. Ik wist wel dat ik het nog kon. Ruim de kaarten maar op, kinderen, dan gaan we naar boven. Op naar bed."
Resi en Joris veegden de kaarten bij elkaar, en legde ze op een mooi stapeltje. De heks glimlachte en waaide met haar hand over de stapel. Toen pakte ze het stapeltje op en liet de voorkant van de kaarten zien. Tot grote verbazing van de kinderen lagen alle kaarten keurig gesorteerd achter elkaar!
"Hihi!" grinnikte de heks. "Kijk, de kaarten liggen klaar voor de volgende keer."
Toen wisten Joris en Resi zeker dat de heks de hele avond het spel had beheerst.
Achter de vrouw klommen ze even later over de nauwe trap naar boven. Halverwege de trap kwam de kat hun tegemoet. Het beest blies verontwaardigd toen ze de kinderen zag, en schoot langs hen heen naar beneden.
Boven aan de trap was een klein halletje met twee deuren, en er was nog een derde deur, een wat kleinere. Deze opende de heks.
"Jullie slapen op zolder," zei ze tegen de kinderen achter zich. "Hier, deze weg."
Joris en Resi zagen nog een trap. Ze gingen langs de heks het deurtje door en beklommen de trap naar boven. Toen ze boven waren, deed de heks de deur op de gang weer dicht, en toen hoorden de kinderen hoe een sleutel werd omgedraaid. Ze werden opgesloten!
Verschrikt keken Joris en Resi elkaar aan. Buiten was het nu helemaal donker geworden, en ze konden niet veel zien. Ze waren op de zolder van de boerderij gekomen. De maan scheen door een raampje naar binnen en gaf wat licht.
"Joris, we zijn gevangen," zei Resi met bevende stem. "Wat doen we nu?"
"Ssst," zei Joris fluisterend. "Wees stil. De heks kan ons hier nog horen, denk ik. Probeer er niet aan te denken dat je opgesloten zit, Resi. Ik denk dat het niets betekent. De heks heeft ons vandaag goed behandeld. Misschien wil ze alleen dat we niet in haar huisje gaan snuffelen. Laten we maar gaan slapen. Je zult zien dat we morgen weer worden vrijgelaten."
De ogen van de twee kinderen begonnen nu aan het donker te wennen. In het licht van de maan zagen ze twee bedjes op de zolderverdieping staan. Joris ging op een ervan liggen.
"Deze zijn vast voor ons," zei hij tegen Resi. "Oh, ik ben moe! Ik wed dat ik morgen heel veel spierpijn heb. Dat hakken was zwaar. Kom, ga op dat andere bed liggen. Dan gaan we slapen. Ik denk dat ik zo weg ben."
Resi stapte voorzichtig in het andere bed, nadat ze eerst haar jurk uitgetrokken had. Aan de ademhaling van Joris hoorde ze dat die al in slaap gevallen was. Hij had zich niet eens meer uitgekleed!
Het werd nu erg stil op de zolderkamer. Vanuit haar bed luisterde Resi naar de geluiden in het huis. Dat waren er niet veel: af en toe hoorde ze een tik of gekraak als het hout waaruit het huis was opgetrokken werkte. En een keer hoorde ze het gemiauw van de kat. Van de heks hoorde Resi niets. Misschien sliep zij ook al.
De volgende ochtend scheen de zon stralend naar binnen. Joris werd wakker en stond van zijn bed op. Resi werd ook wakker, en trok haar jurk weer aan. Toen wachtten de twee kinderen totdat de heks hun uit de zolderkamer zou bevrijden. Maar dat gebeurde niet.
De kinderen wachtten een tijdlang. Toen ging Joris het trappetje af en voelde aan de deur. De deur ging gemakkelijk open! De jongen riep Resi en liet haar de geopende deur zien.
"Kijk, de deur is open," fluisterde Joris. "Misschien heeft de heks ons vannacht toch niet opgesloten. Misschien hoorden we het gisteravond wel verkeerd."
Met zijn tweeen gingen de twee kinderen de benedentrap af en naar de keuken. Daar zat de heks al aan tafel. Ze was bezig met het ontbijt. Ze keek op toen Joris en Resi binnenkwamen.
"Goedemorgen, jullie zijn laat," zei ze tegen de kinderen.
Joris knikte als antwoord.
"Het spijt ons," zei hij verontschuldigend
Maar de heks was niet boos.
"Ga zitten," zei ze goedmoedig. "En eet. Neem genoeg. Het wordt vandaag een drukke dag voor jullie."
De twee kinderen keken de ontbijttafel rond, en zagen brood en vruchtenjam staan. Heerlijk, iets normaals! Vlug gingen ze zitten en namen er van.
"Thee?" vroeg de heks.
De kinderen knikten en de heks schonk in.
Dit ontbijt was normaal. Dit ontbijt was goed! Zelfs de thee smaakte normaal, hoewel die vast uit de kruidentuin van de heks kwam.
"Ik kweek hem zelf," zei de heks alsof ze Resi's gedachten had gelezen. Het meisje schrok op.
"De thee," verduidelijkte de heks. "Ik kweek hem zelf. Maar het gaat niet gemakkelijk hier. Veel te koud. Ik moet er een hoop voor doen. Maar gelukkig lukt het me. Daar waar ik vandaan kom, ging het kweken van thee makkelijker. Maar ja, daar is het klimaat ook anders."
"Waar komt u vandaan?" vroeg Joris nieuwsgierig. Hij vond dit een mooi onderwerp om op in te gaan.
Maar helaas gaf de heks er geen antwoord op. Ze nam een hap brood en deed of ze druk kauwde. Joris durfde zijn vraag niet nog een keer te stellen.
Na het ontbijt begon de werkdag weer. Joris moest verder met het maaien, en Resi moest verder met het wieden. Halverwege de ochtend ging de heks weg.
"Ik ben niet terug tot de avond," zei ze tegen de twee kinderen. "Jullie lunch staat klaar in de keuken. Neem er van, maar blijf verder van mijn spulletjes af."
Joris en Resi knikten.
Tijdens de ochtend werkten ze allebei ijverig door. Toen het tijd werd voor de lunch, gingen ze via de keukendeur het huis binnen. Daar stond inderdaad hun lunch op tafel. Dat was ook nu weer brood met fruit en een glas kruidensap.
Joris keek Resi aan en zijn ogen glinsterden ondeugend.
"Nu de heks er niet is, kunnen we op onderzoek uitgaan!" zei hij tegen Resi.
"Nee joh!" schrok Resi meteen. "Je weet toch dat we haar beloofd hebben van haar spulletjes af te blijven?"
Joris haalde zijn schouders op.
"Een knikje maar," zei hij. "Dat kan je geen belofte noemen. En ze is er nu niet. Nu kunnen we kijken of we meer over haar te weten kunnen komen."
Maar Resi schudde met haar hoofd.
"Nee, doe het nu niet," zei ze smekend. "De heks heeft het vast door als je haar ongehoorzaam bent. En we moeten juist vriendjes met haar worden, weet je nog wel?"
Maar Joris ging toch naar de deur die naar de gang leidde en voelde er aan,
Maar de deur zat op slot. Joris kreeg hem niet open.
"Op slot," zei Resi opgelucht toen ze het zag. "Zie je nu wel, Joris? Kom, ga eten."
Een week versteek. Resi en Joris begonnen aan hun leventje bij de heks te wennen. Nog steeds was het eng om zo dicht bij een heks te leven, en vooral Resi had af en toe nog de bibbers. Maar de vrouw was best aardig en ze zorgde goed voor de kinderen.
Wel werden ze elke nacht opgesloten. De heks nam geen enkel risico! De tweede nacht was Joris de zoldertrap afgegaan en had geprobeerd het deurtje onderaan open te krijgen, maar dat was hem niet gelukt. De deur was inderdaad op slot. Maar nooit hoorden de kinderen dat de sleutel 's ochtends weer teruggedraaid werd. Elke ochtend was de deur gewoon weer open. Heel vreemd. De heks zat altijd al in de keuken als Resi en Joris beneden kwamen, en iedere ochtend zei ze tegen de kinderen dat ze laat waren. Het leek wel een grapje van haar. Resi was er vast van overtuigd dat de vrouw een spelletje met hun twee speelde en heimelijk steeds om hun zat te lachen.
Afgezien van deze eigenaardige trucjes, zagen de kinderen echter niets vreemds aan de vrouw. En soms konden ze dan ook alleen maar met moeite nog geloven dat dit de nu enge heks Ziggara was waarvoor iedereen bang was en die het hele bos in haar macht hield. Maar dan herinnerde Resi zichzelf en Joris weer aan hun opdracht, en dan beseften de kinderen dat ook dit onderdeel van hun plan was: Als zij vrienden met de heks wilden worden, moesten ze ook deze kant van haar leren kennen.
Maar het was erg vreemd. Dit was nu de gemene heks Ziggara. En alles wat de kinderen zagen was een vriendelijke vrouw met alleen wat eigenaardigheden.
Precies een week nadat Resi en Joris bij de heks waren ingetrokken, kwam Ivar langs om te informeren hoe het met hun ging. De uil ontmoette Joris in het bos, en Joris vertelde het Resi toen de heks de volgende dag weg was.
Resi was erg blij met het nieuws.
"Was het Ivar er inderdaad?" vroeg ze blij aan Joris. "Wanneer?"
"Gisteren, in het bos," vertelde Joris. "Ik was bezig hout te hakken, toen hij naar me toe kwam vliegen."
"Had hij nieuws?" vroeg Resi nieuwsgierig.
"Hij wilde weten hoe het met ons ging," antwoordde Joris. "Ik heb hem alles verteld."
"En meer?" vroeg Resi. "Vertelde hij nog hoe het met kabouter Rompelpot ging, en met de elfjes?"
"Niets, verder niets," antwoordde Joris. "Hij was er maar kort. Hij is veel te bang voor de heks! Hij vertelde dat we zo moeten doorgaan, en dat we de groeten van de elfjes moesten hebben."
"De elfjes," zei Resi. "Ik ben benieuwd hoe het met ze is."
Wel, dat zou ze spoedig te weten komen!
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 9: Ziggara is boos op de elfjes