Hoofdstuk 0: Vanaf het begin
Hoofdstuk 1: Albanië...
Hoofdstuk 2: Ik ben Roos en niemand anders!
Hoofdstuk 1: Albanië...
Op haar zevende vertrok Roos met haar ouders naar het buitenland. Haar vader zou in Albanië gaan werken. Roos had totaal geen beeld van Albanië. Albanië... waar lag dat eigenlijk?
Op 23 mei 2005 was het zo ver. Ze gingen naar Albanië! Door hun familie werden ze naar het vliegveld gebracht. Roos was helemaal opgewonden. Vliegen! Niet dat ze niet vaker had gevlogen, hoor. Een keer vaker had ze gevlogen, toen was ze 2 jaar. Toen ging ze met haar ouders ook naar Albanië, gewoon op vakantie. Nu haar vader werk zocht en dat vond in Albanië... Roos mocht in het vliegtuig bij het raampje zitten, om de beurt met haar broertje Jilles en zus Eline. Ze vlogen eerst van schiphol naar Athene en toen van Athene naar Corfu. Dat is een eilandje voor de kust van Albanië. Daar aangekomen gingen ze met de boot naar Albanië. In Saranda kwamen ze aan. Het was heel warm op de boot. Toen ze de haven in voeren schoot Roos in de lach. Het hele strand lag vol met kindertjes, ze voeren gewoon tussen die zwemmende kindjes door. Dat is toch gevaarlijk! Op de haven -nou ja, haven... een hoop zand!- werden ze begroet door het team waar haar vader mee zou gaan werken. Roos was maar wat blij dat deze mensen kinderen hadden! Familie Mulder: ome Johan en tante Hanna en hun kinderen Marijke, Rian, Tim, Daniël en Elsbeth. Dan had je nog Nellie en Ineke, de juf: Corina Wilbrink en natuurlijk familie Brouwer, waar vader het werk overnam. Ome Jasper, tante Jenny, Jojanneke en Willemijn.
De eerste dagen woonden ze in een huis in Saranda. Soms gingen ze naar Delvinë, waar ze later een huis zouden krijgen. Ze gingen bij hun toekomstige huis kijken waar nu nog de familie Otte in woonde. Roos speelde dan met Willemijn met de buurmeisjes Xhoi (Djoj) en Jonna. Dat was soms best lastig. Roos kon geen Albanees! Willemijn vertelde dat Xhoi elke dag een heel brood op at, daarom was ze heel sterk. En dat was ze! Xhoi was inderdaad sterk. Ze was een halve zigeuner, daarom had ze een donkere huidskleur. Na 3 weken in Saranda te hebben gewoond ging Roos met haar familie naar Tirana. Wat vond ze het daar saai! 3 weken in Tirana, de hoofdstad van Albanië, waar ze les kregen van hun moeder! Hele dagen op een bovenverdieping zitten... Bah! Gelukkig werkte Donnika daar. Vaak ging zij met Roos en Eline eten klaar maken. Ze maakten vaak bureq, dat is een soort bladerdeeg met spinazie erin. Niet dat Roos dat altijd even lekker vond... Maar die tijd ging snel voorbij. Ze gingen weer naar Delvinë, nu voorgoed! Met het team gingen ze naar Karahax, daar gingen ze afscheid nemen van familie Brouwer. Karahax was een klein dorpje dat midden tussen de bomen lag. Het was er altijd heerlijk koel. Later die dag gingen ze naar de haven om familie Brouwer uit te zwaaien. Papa reed in hun nieuwe auto. Een Jeep. Het was een hoge auto met alles er op en eraan, zelfs een band achterop! Ze reden weer naar Delvinë. Ze kwamen bij hun nieuwe huis... Het leven begon, het leek alsof er een tweede wereld openging, een land, een nieuw vaderland. Roos wist niet meer waar ze nu het meest van moest houden. Van Nederland, het platte, natte land. Of... Albanië? Met zijn woeste bergen, beekjes en watervallen. De zee, de druivenranken waar vollop druiven aangroeiden, daar hield Roos het meest van. Albanië werd haar nieuwe vaderland. Ze begon te houden van alles en iedereen.
Een maand later was het zo ver. 2 van haar broers zouden komen! Rutger en Lambert. Met z'n tweeën gingen ze vliegen. Roos wist niet hoe ze het durfden. Rutger was 13 en Lambert 15 jaar. Die ochtend reden ze in de jeep naar Saranda. Daar zouden ze hun broers ophalen van de haven. Roos kende de haven niet meer terug. Wat eerst een grote zandvlakte was, was nu een mooi betegeld plein met een fonteintje! Roos dacht eerst dat het een andere haven was, maar het was echt de haven waar zij een poosje geleden ook mee was gekomen! Daar kwam de boot maar aan. Toen de boot vast werd gelegd, kon Roos haar broers al zien zitten door het raampje. Ze stonden op en namen hun koffers mee. De koffers werden bovenop de jeep gebonden. Roos was helemaal blij. Haar broers waren er! Zij zouden, in ieder geval Rutger, een jaar bij hen bijven wonen. Lambert zou later misschien weer weg gaan, naar Nederland. Ook de jongens vonden het fantastisch in Albanië. Maar toen...
Brak de eerste school dag aan!
Roos was zenuwachtig. Ze zouden met een taxi naar school gaan. Het was een Nederlandse school in Saranda. 20 minuten rijden. Dat betekende: elke ochtend om 8 uur de deur uit! Niet bijzonder leuk, natuurlijk. Gelukkig gingen Rutger en Eline ook mee. Lambert zou thuis studeren. Rutger zat ook al op de middelbare school, maar hij ging gewoon naar het schooltje, om daar te leren. Voor de rest had je nog de kinderen Mulder op school. Marijke was vaak in Nederland, dus die kwam niet vaak. Rian, die bij Eline in de klas kwam en Tim, die bij Roos in de klas kwam. Hun broertje Daniël kwam 2 dagen per week naar school. De rest van de week ging hij naar de kopësht, de Albanese kleuterschool. Dagen zwierf Roos door de bergen met hun herdershond Bonna en Eline. Elke zomer kwam er wel bezoek. Dat was altijd een fijne tijd. Eerst kwamen Geerten en Marleen, haar oudste broer en zijn verloofde. Het jaar daarop een oom met 2 neefjes en een andere tante. Het jaar daarna kwamen Geerten en Marleen weer, ondertussen getrouwd. Een andere keer kwam Kees, weer een andere broer en dan gingen ze op verlof. Om de 2 jaar mochten ze op verlof. Gewoonlijk waren dat 3 maanden. Dit jaar was dat langer, omdat Marleen zwanger was. Ze maakten nog net de geboorte van Gideon mee. Nu was Roos tante! Jilles was 4 jaar en hij was al oom. Voor Roos was die tijd niet acht gemakkelijk. Ze zat toen in groep 6. Al haar vriendinnen van vroeger hadden andere vriendinnen. Ze kwam een beetje alleen te staan. Gelukkig gingen ze al weer snel naar Albanië daar was Roos weer gelukkig. Daar zwom ze hele dagen in de zee. Heerlijk waren die zomers! Alleen de winters... Dan was Roos altijd erg bang. Het regende of onweerde hele dagen. Haast nooit zag je de zon. Het werd om 4 uur donker. Hele nachten kon Roos niet slapen van de kou. Ze hadden de bedden van Roos en Eline tegen elkaar aangezet, zodat ze toch nog wat warmte kregen. Ze sliepen onder 4 dekens -echt waar!- en hadden het nog steeds koud. Een ander probleem 's nachts was het onweer. Het waren zulke lichtflisten dat het bijna voordurend licht was in de kamer.
Het was echt eng. Eerst zo'n felle lichtflits en dan die harde donder. Het ging bijna de hele nacht door! Rutger had haar verteld dat zoveel seconden als er tussen de flits en de donder zat, zo veel kilometer was het onweer weg. Nu kwamen de flits en de donder bijna na meteen na elkaar en ook nog vaak een stuk of twee drie tegelijk. Roos was altijd vreselijk blij wanneer het onweer 's nachts ophield. Eindelijk kon ze slapen! Dan had je nog de lange dagen. De stroom lag er vaak een dag of drie uit door het onweer. Vaak hadden ze ook geen water. Ze moesten het dan doen met het water wat ze in tonnen hadden staan en bij het licht van de kaarsen douchen, lezen, kortom, die hele donkere dag -het leek wel nacht!- doorkomen. Dan werd het weer zomer. De druivenranken kwamen weer uit. Kleine groene blaadjes kwamen eraan. De blaadjes werden steeds groter. Het werd steeds lekkerder weer en het was nu echt heerlijk, nee, verrukkelijk, om buiten te wandelen. Valleien vol met de wonderlijkste kleuren bloemen. De gele brem die volop groeiden. De gele brem, met z'n zachte, gele blaadjes. Ze roken zo lekker! Het was verreweg de mooiste en heerlijkste bloemen die Roos ooit had gezien.
Het waren 4 heerlijke jaren waarin Roos en Jilles bij hun vader achterop door de bergen reden, lange voettochten maakten naar Roos' lievelingsplekje: De grote rots, die helemaal uitgehold was tot een waterval. Je kon daarin helemaal omhoog klimmen. Het was er niet zo drukkend warm en er stroomde meestal wel heerlijk en doorzichtig water. Jaren waarin Roos gelukkig was. Met de familie Van de Berg speelden, de nieuwe familie die in plaats van familie Mulder in Albanië was komen wonen. Elke zomer gingen ze naar het kamp. Dat was een kamp waar arme Albanese kinderen een week heen mochten. Ze zwommen dan in de zee en deden spelletjes met elkaar. Het was altijd een lange tocht naar het kamp van Borsh. Ze reden over de bergen, langs het heldere blauwe water van de zee. Dwars door tunnels van grote gele en rode bloem die tot boven de auto groeiden. De steile bergwanden naar beneden, het oude vrouwtje op haar ezel. De kleine jongen erachter aan, schrijlings op zijn paard. Het veulentje erachteraan gehobbeld. Langs de rivier. Waar Eline haar slipper verloor toen we er even uitstapten. De slipper dreef het riviertje af. De tocht over het moeilijk begaan bare strand, waar we een auto uittrokken, omdat deze niet uit het zand kon komen. In de verte kon je de tenten van het kamp al zien staan. Daar was het kamp! wat Roos nog het meest bij is gebleven zijn de varkens. Voor de grap schoot een jongen zijn pijlen van zijn zalfegmaakte pijl-en-boog naar zo'n varken.
De jongeren die kikkers vingen in de sloot. De kikkers waren dan voor de kleintjes, die ze aan een poot vast hielden. De spelletjes, het volleybal toernooi, badmintonnen. 2 keer per dag in de zee zwemmen. Roos dook door het heldere water, met Eline en hun Albanese vriend Enea en zijn broer -ik zou niet weten hoe hij ook al weer heet- zwommen naar de bodem en zochten naar grote stenen. Elke avond keken ze naar een film en zongen wat. Het waren een paar heerlijke dagen. Met tranen in haar ogen dacht Roos aan de dagen die voor haar lagen. Ze was nu 12 jaar, over een week zouden ze weer terug gaan naar Nederland. Ze wilde niet! Ze hield van dit land, in Albanië had ze alles, in Nederland niets, helemaal niets! Zodar ze weer ouder was zou ze weer terug komen, beloofde zichzelf. Oh, Shqipëria, (Albanees voor Albanië) ik kom weer terug, echt waar! Altijd zal ik van je blijven houden. Je bent het fantastische land dat ik ooit heb meegemaakt. Ik belòòf het. Ik kom weer terug. Ik zal je nooit vergeten. Nooit! Wat er ook gebeurt!
Volgend hoofdstuk:
Hoofdstuk 2: Ik ben Roos en niemand anders!