|
Uit: 'Rumoer op slot Dorresteyn!':
En dan waren ze op de laatste etappe naar het kasteel. Ze klommen tegen de heuvel op en hielden stil voor de poort. Evenals de vorige keer waren de deuren dicht. Machiel sprong uit de auto om ze te openen, waarna ze tot voor het bordes reden.
"Welkom op Dorresteyn," zei Dinky met een tinteling in haar ogen, want van enig welkom was voorlopig nog niets te merken. Ook de voordeur was dicht.
"Wat doen we," vroeg Machiel, "bellen we... o nee, u hebt de ketting gebroken m'sieur Durand, dat is waar."
"Die is blijkbaar inmiddels gerepareerd," wees m'sieur Durand, "kijk maar. Wel, bel maar aan, dat lijkt me het beste. Er zal wel iemand komen om open te doen."
Ben vloog bij twee treden tegelijk de stoep op en trok aan het ijzeren handvat, dat onderaan de ketting zat. Dit keer kwam er werkelijk geluid. Een knerpend en knarsend gerinkel klonk vanachter de deur, als van een gebarsten pot die op de stenen kletterde. M'sieur Durand tilde de koffers uit de bagageruimte en zette ze op het bordes. Er gebeurde niets. Nog eens belde Ben, meteen maakte hij 'n luchtsprong van schrik. De deur was langzaam opengeweken, vlak voor zijn neus... maar er was niemand te zien. Geen van de drie huisbewaarsters vertoonde zich. Wonderlijk! Stond er misschien iemand achter de deur? Ben duwde haar verder open en stapte de hal in.
Niets! "Raar," vond Dinky, "iemand moet toch die deur opengemaakt hebben?"
|
|
|